HC8 Verklaringsanalyse Flashcards

1
Q

Verklaringsanalyse

A

Een verklaring is een uitspraak over condities die het probleem kunnen doen onstaan of instand houden
1. formuleren diagnostische verklaringen
2. toetsen diagnostische verklaingen
3. opmaak integratief beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Formuleren van diagnostische verklaringen

A
  1. Activeren van algemene theoretische kennis
  2. Opsporen van relaties tussen probleem en conditie
  3. Ordenen van relaties in een voorlopig diagnostisch denkschema en prioriteiten
  4. Opdelen van voorlopig denkschema in deelbeweringen
    –> wat zijn de mogelijke verklarende factoren en modellen voor een probleem?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Conditie

A

Een variabele die volgens het wetenschappelijke kennisbestand een probleem in gang zet en/of in stand houdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vanuit probleem naar conditie

A

Vertrekt uit onderkende probleemclassificatie (PA)
- bijv. welke factoren spelen een rol bij sociale angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vanuit conditie naar probleem

A

Start vanuit verklarende condities en theorieën
- bijv. is neuroticisme een risicofactor voor depressie en angst?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Psychopathologie is doorgaans multifactorieel
- meerdere condities

A

Mediërende factoren A -> B -> O
Modererende factoren A -> O, B has an effect on that relationship

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorlopig daignostisch denkschema

A

Beweringen over de condities die tot dit probleem van deze client hebben geleid of die het instandhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voorbeeld voorlopig diagnostisch denkschema

A

Vroege echtscheiding –>
Problematische persoonsontwikkeling –>
Moeilijkheden in omgang met andere kinderen EN/OF aandachtsproblem –>
Leerachterstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Logisch redeneren in diagnostisch denkschema

A
  • Hoeveel problemen?
  • Hoeveel condities hiermee in verband?
  • Wat is de aard van het verband?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tautologie –> conditie is niet stoornis waar probleem deel van uitmaakt

A

Niet: client voelt zich somber omdat hij een depressieve stoornis heeft
Wel: faalangst bij client wordt veroorzaakt door dyslexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Causaliteit

A
  • causaal verband is oorzaak gevolg relatie
  • correlatie is twee variabelen vertonen een samenhang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Opdelen van voorlopig denkschema in deelbeweringen

A

Voorlopig denkschema is complex –> opdelen in enkelvoudige beweringen (onderzoekshypothesen) over de relatie tussen een probleem en verklarende condities

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Toetsen van diagnostische verklaringen

A
  1. Operationaliseren onderzoekshypothesen
  2. Vaststellen toetsingscriteria
  3. Daadwerkelijk toetsen
  4. Evalueren van uitkomsten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Operationaliseren onderzoekshypothesen

A
  1. Wat wordt er geoperationaliseerd?
    - maak conditie waaneembaar
  2. Bepaal onderzoeksmiddelen
    - leg mogelijke tools aan die aansluiten bij de vraag
  3. Bepaal meest geschikte middel
    - betrouwbaar en valide
    - kosten-baten analyse
    - meerdere hypothesen toetsen
    - combinatie van instrumenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Toetsing na de hypothese operationalisatie

A
  • een onderzoeksmiddel is nodig
  • toetsingscriterium nodig: maatstaaf bij een onderzoeksmiddel om te beslissen of een onderzoekshypothese kan worden aangenomen of niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat heb je nodig om een goed integratief beeld te vormen

A

Een integratie van alle onderzoeksresultaten in funtie van de hulpvraag, klacht en onderkende problemen –> verklarende diagnose
- bijv. de kunstenaar vs. de wetenschapper: verbind testscore aan persoon met diens hulpvraag (mensen zijn uniek, dus hun beeld ook)

17
Q

Welke informatie is nodig?

A
  • Over wie gaat het?
  • Beschrijf onderkende probleem
  • Overzicht aangenomen hypothese
  • Aangehouden en verworpen hypothesen + opties vervolgonderzoek
  • geeft aan hoe integratief beeld antwoord geeft op hulpvraag
  • protectieve factoren
18
Q

Beschrijf oorzaak van probleem

A
  • aangehouden hypothesen + opties vervolgonderzoek
  • verworpen hypotheses + info toetsgegevens
    –> Bijv. het is uitgesloten dat de leerproblemen veroorzaakt worden door een gebrek aan algemene cognitieve vermogens (WISC)
19
Q

Geef aan hoe integratief beeld een antwoord geeft op hulpvragen

A

Hulpvraag en kacht –> probleembeschrijving –> clustering –> hypotheses –> onderzoeksmiddelen –> resultaten –> conclusie