HC7 Probleemanalyse Flashcards

1
Q

Klachtenanalyse

A

Verhaal cliënt formuleren in klachten en hulpvragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Probleemanaylse

A

Kennis over classificatiesystemen en theoretische modellen toepassen. problemen worden onderdeel van een theorie of classificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Werkwijze van de probleemanalyse

A
  1. Beschrijven en inventariseren
  2. Ordening en benoeming
  3. Taxatie van ernst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijving en inventarisatie probleemanalyse

A

Voorlopige casusinventarisatie:
- bouwt voort op de klachtenanalyse
- inventarisatie van intern/extern probleemgedrag (gedrag, gevoelens en gedachten)
- concrete situaties waarin ze zich voordoen (= G-schema)
- onstaans- en verloopgeschiedenis (tijdlijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorbeeld van registratie

A

In de reguliere samenstelling van de peutergroep (2 vaste leidsters, 4 peuters) lacht R. en speelt hij aan tafel of op de grond, zowel alleen als met andere kinderen. Als andere volwassenen de ruimte binnen komen, stopt R. met datgene waar hij op dat moment mee bezig is en volgt de persoon met zijn ogen. Als het een voor hem bekende persoon is (zoals zijn ouders of therapeut) verdwijnt dit gedrag binnen enkele seconden. Indien het een onbekend persoon betreft, verbergt R. zijn gezicht in zijn handen en houdt dit gedrag aan totdat die persoon de ruimte weer verlaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Controleren casusinventarisatie

A

Vanuit een objectiverende optiek met 2 sturende vragen:
- zijn de probleemgedragingen zo concreet beschreven dat het voor een ander duidelijk is waar het over gaan
- Is voldoende informatie over intensiteit en frequentie van het probleemgedrag?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Algemene probleeminventarisatie

A

Met twee aandachtspunten:
- Klachtenanalyse geschiedt op basis van beleving cliënt –> onvolledig (eigen perspectief gaat meer kennis toevoegen en dus vollediger maken
- Om stoornis te kunnen toewijzen: vervolledigen van beschikbare gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Symtpomen van depressie

A
  • meer dan 5 symptomen grootste deel van de dag, bijna elke dag gedurende ten minste twee weken
  • significant lijdensdruk en beperkingen
  • geen medische oorzaak of middelenmisbruik
  • banuit je klinische en theoretische kennis moet je de informatie vanuit de client uitbreiden om zo accuraat mogelijke dianose te kunnen stellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ordening en benoeming probleemanalyse

A

Onderbrengen van probleemgedragingen in vastgestelde clusters van gedrag en uiteindelijk in clusters van syndromen of stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diagnostische cyclus in de probleemanalyse

A

Verzamel alle subjectieve klachten uit het verhaal van de client en maak hiervan een overzicht van concrete problemen.
Deze problemen kun je vervolgens sorteren in verschillende clusters waarop je je vermoedens kunt baseren voor de diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voorbeeld van de diagnostische cyclus in de probleemanalyse

A

Man van 20 jaar. Slaapt slecht, somber, angstig om naar buiten te gaan, paniekaanvallen. Moeite met uitleggen wat hij voelt. Thuis veel onrustig, snel geïrriteerd, kan boos worden op zijn vriendin. Veel problemen met lezen en schrijven, vroeger op school ook al. Veel tijd nodig om iets wat hij leest te snappen.
- Stemmingsproblemen (depressie)
- Leerproblemen (dyslexie)
- Angstproblemen (agorafobie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stappenplan om de diagnostische cyclus toe te passen

A
  1. Orden klachten in een groep
  2. Cluster deze groep tot een categorie
  3. Classificeer een stoornis bij de klachtencategorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Taxatie van de ernst

A
  • wanneer is iets afwijkend?
  • vaak veel klachten of problemen
  • belangrijkste eerst behandelen (trauma)
  • let op ontwikkelingsfase, cultuur, opvoedingsnormen, taal etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Criteria van Rutter (1975) van probleemgedrag

A
  • past het gedrag bij de leeftijd?
  • zijn de problemen persistent?
  • recent of langdurig bestaan?
  • komen problemen met hoge frequentie voor?
  • specifiek voor psychopathologie?
  • situatiegebonden of in meerdere situaties?
  • op zichzelf staand of niet?
  • belemmert probleemgedrag ook andere gebieden?
  • psychosociale stress
  • socio-culturele achtergrond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Positieve factoren bij ernsttaxatie

A
  • zegt iets over de ernst
  • kan probleem relativeren
  • zegt iets over aanknopingspunt voor behandeling: uitbouwen van sterke kant!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly