HC4 Diagnostische instrumenten Flashcards
Onderzoeksmiddelen
- Psychologische test
- interview
- observatie
- dossieranalyse
Psychologische test
Geschikt voor cognitie, emotie, gedragl, vaardigheid en vermogen
- typical performance test (vragenlijst)
- maximum performance test (IQ)
Interview
Geschikt voor gebeurtenissen, cognities en emoties
- open of (semi)gestrutureerd
Obersvaties
Geschikt voor waarneembaar gedrag (frequentie en duur), kenmerken van omgeving (bijv. school en gezin)
–> zie latere gastles
Dossieranalyse
Geschikt voor anamnesegegevens, observatieverslagen, schoolrapporten, medische rapporten
- ontkrachten wat je zelf denkt, door de informatie die je in het dossier vindt
Objectiviteit
Zelfde resultaat onafhnakelijk van testafnemer –> is de test dus objectief, en niet subjectief
Betrouwbaarheid
Benadert instrument werkelijke score, consistent over de tijd
Validiteit
Meet het instrument wat het moet meten en niet iets anders
Normen
Vergelijking met normpopulatie mogelijk?
kosten-baten
Praktisch haalbaar (bijv. tijdspanne), voldoende info en kosten
Intelligentie
Geen slutiende definitie, maar concensus over:
- vermogen tot inzicht en begrip van dagelijks leven, adaptie aan veranderende omgeving
- nadruk op redeneervermogen, plannen, probleem oplossen, abstract denken, begrijpen van complexe ideeën, snelheid van leren, leren van ervaring
- intelligentie heeft niets te maken met creativiteit, karakter of persoonlijkheid
Spearman’s twee factor theorie
- conceptueel en methodologisch (factoranalyse)
- algemene factor G en specifieke factor S
- positieve correlatie tussen alle intelligentietaken (positive manifold)
- ‘indifference of indicator’
Onderliggende principes van G-factor
- begrijpen van eigen eraring en hieruit leren
- inductief redeneren
- deductief redeneren
Thurstone’s ‘primary mental abilities’
Zocht naar onafhnakelijke clusters met 7 primaire vaardigheden
- inductief redeneren
- verbaal begrip
- woordvlotheid
- rekenen
- ruimte
- associatief geheugen
- perceptuele snelheid
–> evidentie gevonden voor clusters, maar positieve correlatie
Guilfords ‘structure of intellect’
120 soorten intelligentie
- 5 operaties: uit te voeren cognitieve activiteit
- 4 inhouden: aard van materiaal of informatie waarop de operaties worden uitgevoerd
- 6 producten: vorrm waarin de informatie wordt verwerkt
–> onderzoek gestimuleerd naar divergent denken en creativiteit
Vernons hierarchisch model
- Spearman’s G
- twee brede groepsfactoren (verbaal-educationeel en visueel-ruimtelijk)
- kleinere groepsfactoren: lezen, spellen en taalvaardigheid
- specifieke factoren: spelling van woorden
Algemene intelligentietesten
- Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS)
- Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC)
- Groniger Intelligentie test 2 (GIT-2)
- Kaufman intelligentietest voor adolescenten en volwassenen (KAIT)
Specifieke intelligentietesten
- Non-verbale test: Raven’s progressive matrices
- Verbale test: Nederlandse leestest voor volwassenen (NLV) - premorbide intelligentie
WISC-V
Algemene intelligentietest die individueel wordt afgenomen bij kinderen van 6 tot 17 jaar
- vastestellen van algemene intelligentieniveau en profielbepaling (sterktes en zwaktes)
- voor kinderen met cognitieve problemen, passend onderwijs begaafdheid
- duurt 41-75 minuten
Omgeving en kind bij WISC afname
Omgeving:
- Rustige goed verlcihte ruimte met alleen kind en testleider
- testleider recht tegenover kind met confort voor beide
Kind:
- vinden het vaak leuk
- kind op gemak stellen
- belangstelling voor kind in gesprekken
- kind aanmoedigen
- doorvragen indien dit noodzakelijk is
Beperkingen WISC
2 subtests per domein vs. volledigheid
–> wel opbouw algemene intelligentie
- samenhangen of disharmonisch
Overeenkomst
- WISC onderdeel
Kind krijgt twee woorden voorgelegd die alledaagse voorwerpen of concepten vertegenwoordigen en hij of zij beschrijft in welk opzicht deze overeenkomen
- op welke manier zijn ZUUR en ZOUT hetzelfde? op welke manier zijn ze gelijk?
Woordenschat
- WISC onderdeel
Kind krijgt eerst vier visuele stimuli aangeboden waarvan het benoemt wat het ziet. Daarna worden het kind woorden voorgelezen, waarvan hij of zij de definitie in eigen woorden geeft
- wat betekent sport? wat betekent minutieus?
Begrijpen
- WISC onderdeel
Mondeling aangeboden vragen waarbij uit het antwoord blijkt of het kind allesdaagse problemen weet op te lossen, begrip heeft voor sociale regels en begrippen
- wat denk je dat deze uitdrukking betekent: ‘als de rijken vermageren, zij het de armen die van de honger omkomen