HC.6 Primaire En Secundaire Hypertensie Flashcards

1
Q

Wat is het doel van de behandeling van hypertensie?

A

Maximale reductie van comlicatie zoals hart-en vaatziekten en nierinsufficientie

Dus behalve bloeddruk ook andere CV risicofactoren behandelen

Streefwaarde < 140/90 mmHg

Als de PT ook last heeft van HVZ, diabetes mellitus, nierziekten of diabetische nefropathie is de streefwaarde <130/80 mmHg

Behandeling starten voordat er al (irreversibele) schade is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke leefstijlveranderingen moeten er gedaan worden bij hypertensie?

A
  1. Roken: stoppen (>30% reductie HVZ risico)
  2. Overgewicht: afvallen (-3,5/3 tot -9/7 mmHg)
  3. Alcohol: beperken (-4/3 mmHg)
  4. Bewegen 3-5/wk > ½ uur (-4,25/2,5 mmHg)
  5. Zout: beperken < 6 gr (-5/-2,5)
  6. Voeding: gezond eten: fruit/ groente, weinig verzadigd vet (-6/5 mmHg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel helpen medicijnen om de BD te verlagen?

A

Zo’n daling van 5 tot 10 mmHg. Bij combinatie van meerdere medicijnen kan het oplopen tot 15 mmHg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom werkt monotherapie vaak onvoldoende?

A
  • Hypertensie is een multifactoriele aandoening
  • er is sprake van tegenregulatie
  • gemiddeld hoge zoutinname
  • vaatwandstijfheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem de drie veelgebruikte calciumantagonisten

A
  • Phenylalkylaminen (verapamil): zorgt voor vaatverwijding, negatieve inotropie en negatieve chronotropie en mag dus niet gegeven worden in combinatie met bètablokkers.
  • Benzothiazepines (diltiazem): heeft hetzelfde effect als verapamil
  • Dihydropyridines (nifedipine, amlodipine): werken alleen vaatverwijdend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de werking van calciumantagonisten?

A

Door calciumantagonisten wordt de CCB-receptor geblokkeerd –> minder calcium de cel in en vasodilatatie. Vasodilatatie zorgt voor bloeddrukdaling door afname van de perifere weerstand. Bijwerkingen zijn enkeloedeem door capillaire hypertensie, blozen, hoofdpijn en hartkloppingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de werking van lisdiuretica?

A

Lisdiuretica zoals furosemide en bumetanide werken in op het opstijgende deel van de lis van Henle. In het opstijgende deel van deze lis vindt 30% van de natrium terugreabsorptie plaats via de NKC transporter. De lisdiuretica zorgen dat dit transport niet meer goed functioneert. De werkingstijd van deze middelen is kort waardoor lisdiuretica vooral bij patiënten met oedeem worden gebruikt en nauwelijks voor de behandeling van chronische hypertensie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de werking van thiazide diuretica?

A

Thiazide diuretica zoals indapamide, chloortalidon en hydrochloorthiazide worden vooral gebruikt bij de behandeling van hypertensie, want ze werken lang en langzaam. De werking berust op het verminderen van de activiteit van de natrium-chloor transporter in de distale tubulus. In de distale tubulus vindt slechts 5% van de natriumreabsorptie plaats, waardoor deze diuretica minder effectief zijn. Deze diuretica geven kaliumverlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de werking van kalium sparende diuretica?

A

Kalium sparende diuretica, zoals amiloride en triamtereen werken in op de verzamelbuis door een verminderde activiteit van de natrium/ kalium transporter (ENaC). In de verzamelbuis vindt slechts 3% van de natriumreabsorptie plaats, waardoor deze middelen weinig effectief zijn en alleen in combinatie met andere middelen gegeven worden. Tegenwoordig worden deze minder gegeven omdat veel RAAS-blokkerende middelen ook kaliumsparend werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat als de diuretica niet goed werken?

A

Als diuretica niet goed werken kunnen ook spironolacton of eplerenon, aldosteron-antagonisten, worden gegeven. Bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie worden lisdiuretica gegeven omdat de andere diuretica minder effectief zijn omdat deze ver in de tubulus terecht moeten komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het werkingmechanisme van diuretica?

A

Diuretica zorgen voor een afname van de natriumconcentratie in het lichaam, waardoor het extracellulair volume daalt. Hierop volgend daalt het HMV, de totale perifere weerstand ne uiteindelijk de bloeddruk. Daarnaast zorgt een laag ECB boor verhoogde aldosteron en renine productie. Het RAAS zorgt weer voor een toegenomen bloeddruk. Daarom worden RAAS-blokkers gegeven. Bijwerkingen van diuretica zien we bijna niet meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de bijwerkingen van diuretica?

A
  • Jicht
  • Hyponatriemie
  • Hypokaliemie
  • Diabetes mellitus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is spironolacton?

A

Dit is een diureticum dat wordt gebruikt bij ernstige nierinsufficiëntie. Het is werkzaam in de distale tubuli en het is werkzaam als een reversibele aldosteron antagonist. Een belangrijke bijwerking is hyperkaliemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de indicaties van spironolacton?

A
  • Ernstig harfalen
  • Oedeem/ascites ten gevolge van levercirrose
  • Nefrotisch syndroom
    Dankzij het werkingsmechanisme van spironolacton kan het diureticum ook worden gegeven bij hyperaldosteronisme. Hierbij is er veel natriumretentie en veel kaliumverlies. Spironolacton zorgt voor natriumverlies en kaliumretentie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn specifieke en non-specifieke betablokkers?

A

Er bestaan selectieve bètablokkers die alleen de bèta 1 receptor blokkeren en non-selectieve die zowel de bèta 1 als de bèta 2 receptor blokkeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het werkingsmechanisme van betablokkers?

A

Bètablokkers werken door afname van het HMV, afname van de renine-productie en remming van de sympathicustonus. Om deze redenen worden bètablokkers ook bij hartpatiënten voorgeschreven. De bijwerkingen zijn: koude acra (koude handen en voeten), brachycardie, een moe/down gevoel, impotentie, bronchoconstrictie bij niet selectieve bètablokkers. Prescriptie vindt vooral plaats bij hartpatiënten met angina pectoris, hartfalen, secundaire preventie na een ACS en ritmestoornissen.

17
Q

Primaire= essentiele hypertensie

Secundaire hypertensie

A

Primaire hypertensie:
90-95% alle hypertensie
Multifactorieel
Vaak positieve famillaire anamnese (Polygentisch)

Secundaire hypertensie:
5-10% alle hypertensie
Duidelijke onderliggende, eventueel behandelbare oorzaak

18
Q

Wat wil je weten? DD

A

Lichamelijke klachten
Leefstijl
Fam anamnese

LO ?
Aanvullend onderzoek ?

Primaire vs secundaire hypertensie
Eindoorgaanschade

19
Q

Wanneer denken secundaire oorzaak(7)?

A

Jonge PT

Plots ontstaan of verergeren

Negatieve familie-anamnese

Hypertensieve crisis

Therapieresistentie

Kenmerekende symptomatologie

Afwijkingen lichamelijk onderzoek of bij routinelab (kreatinine, kalium, urine)

20
Q

Secundaire hypertensie: oorzaken (8)

A

Slaap-apnoe syndroom (OSAS)

Endocrien

Dieet/genotsmiddelen

Prenchymateuze nierziekten

(Reno) vasculair

Geneesmiddelen

Monogentisch (1muntatie)

Neurologische aandoeningen

21
Q

OSAS: behandeling

A

Leefregels