HC.6 - Krachtenspel in het spier- skelet systeem: biomechanica, houding en beweging Flashcards

1
Q

Wat is kinematica?

A

Beschrijving beweging zonder oorzaak op te noemenW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is dynamica?

A

BEschrijven verband tussen kracht en beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Statica?

A

Beperken tot systemen in rust, dus in kracht evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Materiaalkunde?

A

Relatie tussen kracht en vervorming (Gebrek/scheur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke functies hebben botten?

A
  • Bescherming
  • Ondersteuning
  • BEweging
  • Aanhechting v spieren en banden
  • Aanmaak bloedcellen

Maar ook:
- Schok absorptie
- Geluid overdracht
- geluid isolatie
- calcium opslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 2 soorten bot?

A
  • Corticaal bot (compact)
  • Spongieus bot (sponsachtig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Samenstelling bot?

A

Collageen, kalkzouten en water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat levert de flexibiliteit van bot?

A

Collageen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ziet corticaal bot eruit?

A

Laagjes in ovaal vorm over elkaar heen, hierdoor heel sterk. Lamellae opbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ziet spongeius bot eruit?

A

Matrix achtig, veel ruimte tussen dmv botten. Hierdoor lichter, maar alsnog sterk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eigenschappen corticaal bot?

A
  • Compact
  • 5-30% poreusheid (laag)
  • minder rekbaar, breekt bij >7% rek
  • Grote spanning verdraagbaar
  • Breekt eerder
  • Ansiotroop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Eigenschappen spongieus bot?

A
  • Open sponsachtig
  • 30-90% poreusheid (hoog)
  • meer rek, breken bij >7% rek
  • Geen grote spanning te verdragen
  • Vervormbaar
  • Ook anisotroop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is anisotroop?

A

Een materiaal wordt anisotroop genoemd wanneer zijn eigenschappen niet in iedere richting dezelfde zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een brosse breuk?

A

Geen grote uitrek bij breuk, bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ductiele breuk?

A

Wel grote uitrek bij breuk,door veel energie bij uit elkaar halen dus bv, zoals bv aluminium en kopper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe berekenen spanning?

A

F/A (kracht/m2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Van groot naar klein, spanning tot het breekt?

A

Druk - trek - afschuiving. Dus bij druk meeste spanning tot het breekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke vezels dragen bij aan stabiliteit in gewrichten?

A
  • Gewrichtskapsels
  • Ligament
  • Pezen (spieren)
  • vorm van botdelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zit in gewrichtskapsel?

A

Mechanoreceptoren (propriocepsis) -> meestal eind v beweging

20
Q

Functies ligamenten?

A
  • Verbinding tussen botten
  • Beperken gewrichts-excursie
  • geleiden de bewegingen
21
Q

Functies gewrichtskapsels?

A
  • botten bij elkaar houden
  • beschermen gewricht tegen abnormale bewegingen
22
Q

Welke membranen kunnen in gewrichtskapsel zitten?

A
  • Membrana synovialis
  • membrana fibrosa
23
Q

Functie van spieren?

A
  • Verbinding tussen spier en bot
  • Doorgeven van krachten
  • Propriocepsis (spier: positie en snelheid & pezen: kracht)
24
Q

Welke propriocepsis doet spier?

A

Positie en snelheid

25
Q

Welke propriocepsis doet pees?

A

Kracht

26
Q
A
27
Q

Welke 3 soorten vezels/bindweefsels?

A
  1. Collageen
  2. Elastisch
  3. Reticulair

(werken vooral op trekbelast, dus bij gewrichtsbeweging en spiercontracties)

28
Q

Waar zorgt collageen vezels voor?

A

Sterkte en stijfheid, denk hier dan aan ligamenten en pezen

29
Q

Waar zorgt elastische vezels voor?

A

Rekbaarheid onder belasting, zoals bij de wand van bloedvaten

30
Q

Waar zorgt reticulaire vezels voor?

A

Volume/vorm, dus bv bij de lever, milt en beenmerg

31
Q

Welke richtingen belast: pees, ligament en huid?

A

Pees: 1 richting hoge trek belast
Ligament: in beide richtingn belast, maar bij hoog belast diagonale vezels voegen zich in 1 richting
Huid: trek belast in beide richtingdn

32
Q

Welke 2 grote groepen gewrichten?

A
  1. Platgewrichten
  2. bolgewrichten
33
Q

Welke vormen kennen we vd gewrichten?

A
  1. Vlakgewricht
  2. Scharnier gewricht
  3. Condylair gewricht
  4. zadelgewricht
  5. kogelgewricht
34
Q

Waar zitten vlakgewrichten? en wat doet het?

A

Bij de carpalia, glijden van voor naar achteren en opzij

35
Q

Waar zitten rolgewrichten? en wat doet het?

A

Tussen ulna en radius, zorgt dat botten om elkaar heen kunnen rollen

36
Q

Waar zitten zadelgewrichten? en wat doet het?

A

Tussen carpalia en metacarpalia, zoals tussen os trapezium en metacarpale 1.

maakt beweging in 4 richtingen mogelijk, bv duim die in cirkel kan bewegen, flexie, extensie en zijwaarts (abductie)

37
Q

Waar zit scharniergewricht? en wat doet het?

A

Tussen humerus en ulna, buigen en strekken

38
Q

Waar zit condylair gewricht?

A

Tussen metacarpalia en falanx,

39
Q

Waar zit kogelgewricht? en wat doet het?

A

tussen humeruskop en scapula, alle kanten op kunnen draaien

40
Q

Kenmerken platgewrichten?

A
  • Geschikt voor compressie
  • Weinig draaibaar
  • Geschikt voor grote buigende momenten
  • Denk aan voet, wervelkolom en SI-gewricht
  • NIET voor dwarskrachten/afschuiving
41
Q

Kenmerken bolgewrichten?

A
  • Minder geschikt voor buigend moment
  • Zeer draaibaar
  • Geschikt voor grote dwarskracht (heft weerstand op tegen afschuiving)
  • mobilisatie door buigend moment
  • Heup en schouder gewricht
42
Q

Welke krachten in onze lichaam?

A
  • compressiekracht
  • trekkracht
  • afschuifkracht (dus kracht die voor schuiving over de bot zorgt tussen bv de gewrichten of bv femur en tibia)
43
Q

wat is een moment?

A

kracht vanaf afstand van rotatiepunt

44
Q

waar afschuivingskracht groter? Bol of platgewricht?

A

Bol gewricht

45
Q

wat is een dwarskracht?

A

kracht die in dwarse richting werkt…….

46
Q
A