HC.1 - Anatomie bekken, heup en bovenbeen Flashcards

1
Q

Wat is grootste verschil heup en schouder gewricht?

A

Je heupt is een gewichtsdragend gewricht,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is bijzonder aan de bekken als je loopt?

A

Hij probeert altijd horizontaal te blijven staan, waarbij de spieren/lig aan de kant waar je nog staat (dus niet lopende been) je eigenlijk stabiel houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hvl kilo kan schoudergewricht dragen?

A

ca. 20kg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hvl kilo kan heupgewricht dragen?

A

is niet gezegd..? maar wel meer dan 20kg ig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom vaak hamstring blessures?

A

ze worden heel ver uitgerekt, dus bv bij schieten, been ver naar voren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke spieren horen tot hamstrings?

A

m. semimembranosus
m. semitendinosus
m. biceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bij welke sport zie je gluteus maximus het beste?

A

rugby

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke spieren bij quadriceps?

A

m. rectus femoris (bi-articulair, knie en heupgewricht)
m. vastus lateralis (monoarticulair, alleen over kniegewricht)
m. vastus intermedius (monoarticulair, alleen over kniegewricht)
m. vastus medialis (monoarticulair, alleen over kniegewricht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

origo m. sartorius?

A

spina iliaca anterior superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

insertie m. sartorius?

A

proximale tibia, mediaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke bewegingen sartorius?

A

kleermakerszit, dus: flexie vd heup, abductie vd heup, exorotatie vd heup en flexie knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke spieren hebben insertie op tuberositias tibae?

A

de quadriceps, via de patellapees. Deze gaan dus over de patella heen, waardoor patella ook de krachten kan verdelen van deze spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 4 zenuwen in de been?

A
  1. n. femoralis
  2. n. ischadicus
  3. n. tibialis
  4. n. fibularis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke plexus bij de benen?

A

Plexus lumbosacralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 3 stabiliteitsissues bij heyp?

A
  1. benige architectuur
  2. kapsel en banden
  3. spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat vormt de bekkengordel?

A

sacrum, os coxae en os pubica. Via 2 gewrichten ook,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke 2 gewrichten bekkengordel?

A

art. sacroiliaca en symphysis pubica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is de linea arcuata?

A

De linea arcuata is een anatomische structuur in het bekkengebied, specifiek in de heupbeenderen. Het is een benige lijn die een belangrijke rol speelt in de anatomie van het bekken.

De linea arcuata is een boogvormige lijn die loopt van de auriculaire oppervlakte van het ilium (waar het ilium articuleert met het sacrum) naar de pubis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is nog een verschil tussen schouder en heupgewricht?

A

Kom van de heup is enorm, en het past er veel beter in. hierdoor steviger ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de inclinatie hoek?

A

De hoek van de nek met de schaft bij de femor, hierdoor verschilt densiteit vd bot ivm kracht erop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is anteversie hoek?

A

Hoek waarbij nek draait tov kniegewricht, dit kan effect hebben op stabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is wards triangle?

A

Ward’s driehoek is een gebied in de femurhals dat minder botdichtheid heeft vanwege de intersectie van trabeculaire structuren, en wordt vaak gebruikt als indicator voor osteoporose en fractuurrisico op röntgenfoto’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

welke drie trabeculaire structuren in het bot bij wards triangle

A

Primaire compressietrabeculae: Deze trabeculae lopen verticaal en zijn bedoeld om de drukbelasting van het lichaamsgewicht te weerstaan.

Primaire spanningstrabeculae: Deze trabeculae lopen schuin en helpen om trekkrachten te weerstaan die optreden tijdens beweging.

Secundaire compressietrabeculae: Deze trabeculae lopen horizontaal in het onderste deel van de femurhals en dragen bij aan de algemene stabiliteit van het gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

waardoor beperkte bewegingsvrijheid naar achteren?

A

Door de ligamentaire structuren die eig naar voren zijn gedraaid bij je heupgewricht

25
Q

wat is de sterkste ligament van je heupgewricht? en waardient t voor?

A

lig. iliofemoralis, dient voor:
1. Beperking van Overstrekking: Het ligamentum iliofemorale voorkomt hyperextensie van het heupgewricht door het beperken van de achterwaartse beweging van het femur. Dit is essentieel voor het handhaven van een stabiele en rechtopstaande houding.
2. Laterale Stabiliteit: Het helpt ook bij het beperken van laterale rotatie en adductie van de heup, wat bijdraagt aan de algehele stabiliteit van het gewricht.

26
Q

Origo lig. iliofemoralis?

A

spina iliaca anterior inferior

27
Q

insertie lig. ileofemoralis?

A

Het hecht aan de linea intertrochanterica

28
Q

wat doet de m. iliopsoas?

A

sterkste spier om je been op te tillen,

29
Q

Welke 2 delen m. ilopsoas?

A
  1. m. psoas major
  2. m. iliacus
30
Q

Origo psoas major?

A

Lumbale wervelkolom

31
Q

Insertie iliopsoas?

A

trochantor minor

32
Q

Origo m. iliacus?

A

ilium

33
Q

Wat zit er onder de m. iliopsoas?

A

Een bursa, want spier heeft veel wrijving met bot, spier loopt namelijk van voor naar achter via de bot naar de trochantor minor.

Bursa iliopectinea

34
Q

welke belangrijkste beweging gluteus maximus?

A

retroflexie

35
Q

Wat is gluteus medius belangrijk voor?

A

abductor (samen met tensor fascia lata)

zit meer lateraal

36
Q

insertie gluteus medius?

A

trochanter major

37
Q

Heup exorotatoren?

A
  1. Musculus Gluteus Maximus: De gluteus maximus kan de heup naar buiten roteren, vooral wanneer de heup in extensie is.
  2. Musculus Piriformis: Deze diepe spier in het bekkengebied loopt van het heiligbeen naar de dijbeenschedel en speelt een belangrijke rol bij de exorotatie van de heup.
  3. Musculi Gemelli: De musculi gemelli (gemellus superior en gemellus inferior) zijn twee kleine spieren die deel uitmaken van de diepe heupspieren en helpen bij de exorotatie van de heup.
  4. Musculus Obturator Externus: Deze spier ligt aan de buitenkant van de heup en draagt ook bij aan de exorotatie van de heup.
  5. Musculus Quadratus Femoris: Gelegen aan de achterkant van de heup, helpt deze spier ook bij de exorotatie van de heup
38
Q

Heup adductoren?

A
  1. Musculus Adductor Longus: Gelegen aan de binnenkant van het bovenbeen, van het schaambeen naar de achterkant van de femur (dijbeen).
  2. Musculus Adductor Magnus
  3. Musculus Adductor Brevis: Gelegen dieper dan de adductor longus, van het schaambeen naar de achterkant van het femur.
  4. Musculus gracilis: Gelegen aan de binnenkant van het bovenbeen, van het schaambeen naar het onderbeen (tibia). Het helpt bij het adducteren van de heup en speelt ook een rol bij knieflexie en -rotatie.
39
Q

Heup abductoren?

A
  1. m. gluteus medius
  2. m. tensor fascia lata (spanner vd fascia lata) -> loopt door naar de tracus iliotibialis, verdikking vd fascia lata in lengte richting door trekkrachten (collageen)
40
Q

Welke nerve uit lumbale plexus?

A

n. femoralis

41
Q

Welke nerve uit plexus sacralis?

A

n. ischadicus, die dan n. tibialis en n. fibularis wordt

42
Q

Welke nerve gaat ventraal?

A

n. femoralis, dus welke spieren innerveert ie?

43
Q

dus welke spieren innerveert n. femoralis?

A

quadriceps en sartorius

44
Q

Welke nerve dorsaal?

A

n. ischadicus

45
Q

Welke spieren innerveert n. ischadicus dus?

A

hamstrings

46
Q

wat is de trigonum femoralis?

A

Het trigonum femorale is een anatomisch driehoekig gebied in de liesregio waar de femorale zenuw, arterie en ader samenkomen.

VAN is de volgorde van med -> lat. dus vene, arterie, nerve

47
Q

Welke structuren begrensen de trigonum femoralis?

A
  • Superior: Het inguinale ligament (ligamentum inguinale).
  • Lateraal: De musculus sartorius.
  • Mediaal: De musculus adductor longus.
48
Q

Klinische relevantie vd trigonum femoralis?

A

Het trigonum femorale is een belangrijk gebied voor chirurgische toegang en procedures in de liesstreek, zoals bij liesbreuken (inguinale hernia’s) waarbij deze structuren betrokken kunnen zijn. Het begrip van de anatomie van dit gebied is essentieel voor diagnostiek en behandeling van aandoeningen die hier optreden.

49
Q

Welke spieren n. fibularis?

A

de m. fibularis longus, breves en tertius. MAAR ook de gastrocnemius, samen met de n. tibialis

50
Q

Functie m. gastrocnemius?

A

plantaire flexie voet en flexie vd knie.

51
Q

Origo gastrocnemius?

A

laterale: laterale condylus
mediaal: mediale condylus

52
Q

insertie gastrocnemius?

A

via achillespees op de calcaneus

53
Q

waar is m. piriformis belangrijk voor?

A
  1. daar komt nervus ischadicus onderdoor te voorschijn
  2. scheidingslijn tussen vaatzenuwstelsels: n. gluteus superior en n. gluteus inferior
54
Q

Welke nerve innerveert gluteus maximus?

A

n. gluteus inferior

55
Q

Welke nerve innerveert abductoren?

A

n. gluteus superior

56
Q

hoe krijg je stand van trendelenburg

A

uitval plexus gluteus superior, door niet werking vd abductoren

56
Q

welke aftakkingen a. femoralis?

A

a. femoris profundus en daarvan weer a. circumflexa femoris

57
Q

Wat doet circumflexa femoris?

A

die gaat rond nek vd femor, en doorbloed daar die gebied, heel belangrijk