HC.4 - Vruchtbaarheidsproblemen: genetische aspecten Flashcards

1
Q

Waarin kunnen we Genetische oorzaken van sub/-infertiliteit onderverdelen?

A
  • Mannelijke oorzaken
  • Vrouwelijke oorzaken
  • Chromosomale oorzaken
    o Numeriek: aneuploidie
    o Structureel
  • Submicroscopische (SNIP) en monogene oorzaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vanaf wanneer kunnen we een obductie doen op de foetus?

A

Va 16 wk

LET OP: reden voor een spoedconsult bij de KG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn belangrijke aspecten in de anamnese? LO en familie anamnese?

A
  • Duur kinderwens en onbeschermde coitusfrequentie
  • Aantal miskramen en IUVD: zwangerschapsduur bij miskraam en/of obductie (> 16 wk)
  • Aangeboren afwijkingen in de fam
  • Consanguiniteit
  • Voorgaande relaties mn of hieruit kinderen of zwangerschappen

LO: Aangeboren en/of bijzondere kenmerken bij beide partners

Familie:
- Ongewenste kinderloosheid
- Aangeboren afwijkingen
- Ontwikkelings-achterstanden
- Miskramen
- IUVD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarin kunnen we chromosomale afwijkingen indelen?

A
  1. Geslachtschromosomaal
  2. structurele afwijkingen
  3. numeriek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn twee belangrijke syndromen die vallen onder afwijkingen aan de geslachtschromosomen?

A
  1. Klinefelter syndroom
  2. Turner syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vertel dingen over Klinefelter?

A

Aantal: 1 op 1000 MANNEN
Van de paren in een fertiliteitskliniek is 5% tgv een ongediagnosticeerde klinefelter bij de man

Kenmerken:
- Lange ledematen
- Slechte baardgroei
- Gynaecomastie
- Osteoporose
- Testiculaire atrofie
- Lichtelijk vrouwelijke bouw
- IQ kan verlaagd zijn

Oorzaak: meiotische non-disjunctie waardoor karyotype 47XXY

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wanneer wordt klinefelter vaak gediagnosticeerd?

A

Variabel:
- Prenataal via vruchtwateronderzoek
- Kind: relatief lange lengte met een plompe bouw
- Iets later: vertraagde puerbteitsontwikkeling
- Volwassen: gynaecomastie en hypogonadisme of fertiliteitsprobleem (azoospermie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het effect van karyotype 47XYY?

A

Geen symptomen en normale fertiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vertel dingen over het syndroom van turner?

A

Incidentie: 1 op 2000-5000
Prevalentie per 10 000 geboortes:
- Conceptie 150
- Vlokkentest 40-80
- Vruchtwaterpunctie 15-20
- Pasgeboren meisjes 2-5

Genetica:
- 53% heeft pure turner
- mozaïek is ook mogelijk met vaak een gunstigere fertiliteit –> 12% heeft 45X;46XX
- 47XXX heeft een normale fertiliteit
- Isochromosoom: bestaat uit 2 p- en 2 q-armen (ipv 1 p- en 1 q-arm)
LET OP: Turner is dus niet per se altijd 45X, maar heeft allerlei variaties

Symptomen:
- Perifeer lymfeoedeem bij de geboorte
- Gepigmenteerde naevi
- Cubius valgus
- Lage posterieure haargrens
- Coarctatio aortae
- Brede borstkas
- Afwijkende (ver van elkaar afstaande) tepels

Gonadale dysgenesie –> hierdoor streak ovaties –> verschrompelen en zijn dus disfunctioneel
A) Infertiel
B) amenorroe

Gevolgen: VW verhoogd risico op ovariumcarcinoom -> soms preventief verwijderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welk moment wordt turner vaak vastgesteld?

A

Variabel

  • Prenataal: vruchtwater, vlokkentest, NIPT
  • Post partum: oedeem hand- en voetruggen, dysmorfieen, hart- en nierafwijkingen
  • Kind: klein van lengte
  • Puberteit: uitblijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is kenmerkend voor veel chromosomale afwijkingen in de ZS?

A

Veel overleven het überhaupt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de overleving intra-uterien van Down? En trisomie 13?

A

Trisomie 21:
- 65% overleeft vanaf 10 weken ZS
- vanaf moment van conceptie: 15-40%

Trisomie 13:
Vanaf conceptie haalt slechts 1% levend de geboorte

Trisomie 13 en 18 veel meer miskramen en IUVD dan trisomie 21

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar moet men altijd aan denken als er bij een paar veel miskramen voorkomen?

A

Dit kan komen door bvb chromosomale afwijkingen –> als het dan wel lukt om weer zwanger te worden kan dit kind dus best een chromosomale afwijking hebben!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem voorbeelden van structurele chromosoom afwijkingen

A
  1. Recipoke translocaties = wederzijdse uitwisseling genetisch materiaal tussen 2 niet-homologe chromosomen
  2. Duplicatie deletie: Als een individu met een translocatie gameten gaat maken kan problemen geven
  3. Robertsoniaanse translocaties: fusie van bepaalde chromosomen
  4. Deleties en duplicaties: partiele monosomie van een chr en een partiele trisomie van een ander chr
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn recipoke translocaties?

A

wederzijdse uitwisseling genetisch materiaal tussen 2 niet-homologe chromosomen

  1. Gebalanceerd: vaak geen symptomen (dus fenotypisch normaal)
    - vaak wel subfertiel
    - verhoogd risico op kinderen met afwijkingen
  2. Ongebalanceerd: vaak wel multipele handicaps, (vroege) miskramen en verstoorde fertiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarom leidt een gebalanceerde translocatie vaak niet tot symptomen?

A

a) er worden geen genen onderbroken dus normale functie is niet verstoord
b) translocaties vaak in niet-coderende gebieden (is niet zo dat dit per definitie geen probleem is!!)

17
Q

wat wordt bedoeld met duplicatie deletie?

A

Als een individu met een translocatie gameten gaat maken kan problemen geven
- Goed: het kind krijgt het “gezonde chr” OF het kind krijgt juist 2 afwijkende chr
- Fout: het kind krijgt 1 chr ‘met’ en 1 chr ‘zonder’ translocatie –> er zullen genen ontbreken en genen dubbel zijn

18
Q

wat zijn robertsoniaanse translocaties?

A

fusie van bepaalde chromosomen

Kan alleen bij chr 13, 14, 15, 21 en 22 omdat dit acentrische chr zijn = centromeer aan het uiteinde –> hebben daardoor een kort armpje waarop RNA genen liggen –> lijken hierdoor op elkaar –> plakken makkelijker aan elkaar

19
Q

wat is een voorbeeld van een Robertsoniaanse translocatie? Hoe werkt dit en hoe kan dit ontstaan?

A

Erfelijke variant van syndroom van Down

Translocatie: 14q21q
Op een van de chr 14 zit ook nog een extra chr 21
Hierdoor wel trisomie 21, maar met een normaal aantal chromosomen = 46
De translocatie vormt 1 chr

Als een ouder 14/21 heeft (fusie) en daarnaast 1 losse 14 en 1 losse 21 –> 45 chr, maar GEEN klachten –> wel subfertiel en drager van de translocatie –> kan doorgeven aan kind

20
Q

Bij onderzoek naar Down kan bij een bepaald kenmerk worden bepaald dat de patient niet naar de KG verwezen hoeft te worden. Wat is dit?

A

Als het down is met 47 chr

21
Q

wat bedoelen we met deleties en duplicaties? Wat is het effect?

A

Partiele monosomie van een chr en een partiele trisomie van een ander chr

Gevolg:
- handicaps
- mentale retardie
- herhaalde miskramen

22
Q

wat is het verschil tussen vrouwelijke en mannelijke dragers van translocaties?

A

Vrouwelijke drager translocatie: vaak miskramen

Mannelijke dragers translocatie: vaak subfertiel door oligozoospermie

23
Q

wat is een translocatie waar mannen relatief vaak drager van zijn als ze subfertiel zijn door oligospermie?

A

vaak 13q14q –> robertsoniaanse translocatie

24
Q

Hoe vaak zijn chromosoomafwijkingen de oorzaak van subfertiliteit bij mannen?

A

Van de subfertiele mannen heeft 5-7% een chromosoomafwijking

Bij fertiele mannen is dit 0,6%

25
Q

Wat zien we vaker bij chromosoom afwijkingen als het gaat om subfertiliteit?

A

Vaker azoospermie dan oligozoospermie

  • Numerieke chr afwijkingen: vaker azoospermie
  • Structurele chr afwijkingen: vaker oligozoospermie
26
Q

Welke soort mutaties zorgen bij mannen relatief vaak voor infertiliteit?

A

mutaties op het Y-chromsoom –> betrokken bij spermatogenese

Bij infertiele mannen 1 op 2000-3000 door Y-microdeletie

10-15% van de mannen met azoospermie of ernstige oligozoospermie is er een Y-deletie

27
Q

Welk gen op het Y-chr is het vaakst aangedaan bij subfertiele mannen? wat is de kans op overerving hierbij?

A

AZFc-gen = azoospermie factor –> belangrijk voor spermatogenese

Transmissie naar zonen is zeldzaam tenzij de bevruchting is via ICSI –> kind kan hierdoor ook infertiel zijn

28
Q

Waar zit het probleem bij CF? wat is de overerving? Hoe vaak komt het voor? Wat is kenmerkend voor mannen met die mutatie?

A

Mutatie in CFTR-gen

Overerving: autosomaal recessief –> 1 op 30 is drager

Aantal: 1 op 3600

Mannen: CBAVD bij > 95% van de mannen met CF

29
Q

Hoe kunnen mannen met CF zelf een kind krijgen? wat is hierbij essentieel?

A

Door CBAVD geen vas deferens ed maar via ICSI met chirurgisch verlegen semen (want productie is normaal) gaat het wel

Moeder testen op CFTR-dragerschap!

30
Q

Een man wordt gediagnosticeerd met CBAVD, maar er is geen sprake van een CFTR-mutatie. Wat is de volgende stap die je moet doen?

A

Echo nieren omdat CBAVD relatief vaak voorkomt met nieragenesie

31
Q

Wat is myotone dystrofie?
Hoe vaak?
Overerving?
symptomen?

A

Dystrophia myotonica = ziekte van Steinert

Neuromusculaire aandoening door mutatie op DMPK-gen (chr 19)

Overerving: autsomaal dominant
Het is een repeat aandoening = hoe hoger het aantal CTG-repeats hoe ernstiger de ziekte zich openbaart = anticipatie
DUS: toename ernsti in volgende generaties omdat de repeat lengte toeneemt

Aantal: 1 op 8000

Symptomen:
1. Man:
- testisatrofie
- infertiliteit
2. Vrouw: vn ZS-compli’s
- Placenta praevia
- liggingsafwijking kind
- weeen zwakte (uterus is ook een spier)
- niet vorderende uitdrijving - atone nabloedingen
3. Foetus
- polyhydramnion
- prematuriteit
- hypotonie
- congenitaal: vaak sterfte op neonatale leeftijd

32
Q

wat is kallmann syndroom? hoe vaak? overerving?
gevolg?

A

Verstoorde aanleg in de zenuwbundels tussen de hypothalamus en hypofyse voor de gonaden as

Aantal:
- Vrouw: 1 op 40 000
- Man: 1 op 8000

Overerving: autosomaal dominant of recessief
X-gebonden als KAL-1 gen

Gevolg: hypogonadotroop hypogonadisme en anosmie

33
Q

wat is 46, XX SRY-positief?

A

testiculair feminisatie syndroom

Aantal: 1 op 20 000
80% van de XX mannen

Overerving: ip de novo

fenotype
- azoospermie
- klein testisvolume
- cryptorchisme
- hypospadie
- soms ambigu genitaal
- kort gestalte
- gynaecomastie

Behandeling: testosteron suppletie zorgt voor ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken en preventie van gynaecomastie

34
Q

wat is onderliggend aan XX-mannen?

A

80% 46XX, SRY positief

20% SRY-negatief en idiopathisch

35
Q

wat is het syndroom van Sweyer?

A

Wat: SRY-mutatie/deletie –> streak gonads

aantal: 1 op 30 000
15-20% van de XY-vrouwen

36
Q

wat is fragiele X-syndroom?

A

Repeat aandoening op FMR1-ge op Xp27.3 –> CGG repeat wordt steeds langer
Bij:
- < 200 repeats: repeats is er sprake van premutatie (geen fragiele X!!) –> Dragers (20 miljoen wereldwijd)
- > 200 repeats: is de promotor te ver weg van het gen waardoor het niet meer kan worden afgelezen = volle mutatie

Overerving: X-gebonden

Aantal: meest voorkomende vorm van een erfelijke verstandelijke handicap bij mannen
Bij vrouwen minder sterk naar voren omdat andere X het kan compenseren

kenmerken:
- Lang gelaat
- Grote en afstaande oren
- Smal, hoog gehemelte
- Brede onderkaak
- Scheelzien/loensen
- Overstrekbare gewrichten
- Platvoeten
- Vergrote testikels
- Kippenborst
- Mentale retardie bij aangedane mannen (autisme, soms epilepsie)
- Milde mentale retardie bij aangedane vrouwen (30-50% geen klachten)

Premutatie fragiele X: bij 20% van de vrouwen zorgt dit voor premature-ovariele insufficiëntie (LET OP osteoporose)

Premutatie bij 10% vd vrouwen: fragiele X-geassocieerde tremor/ataxie (FXTAS)
Bij mannen 30%

37
Q

wanneer krijgen mensen last van FXTAS?

A

fragiel X-geassocieerde tremor/ataxie: ontstaat op latere leeftijd (50 jaar) omdat de penetrantie toeneemt met de leeftijd

38
Q

wat zijn genetische oorzaken die bij de vrouw kunnen zorgen voor infertiliteit?

A
  • SRY-gen defect
  • enzymdeficienties steroidsynthese (AGS)
  • Complete androgeen ongevoeligheid: AOS/XY-vrouwen