HC.1 - Casuspresentatie: paar met kinderwens Flashcards

1
Q

wat is fecundability?
Wat is dit bij mensen?

A

kans dat in een cyclus of vruchtbare periode een zwangerschap tot stand komt

Normale fertiele paren: 20-35%
fecunditeit in periovulatoire periode = 5 dagen rondom LH-piek: 10-33% (afh van moment)

In totaal ongeveer 500 kansen (ovulaties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waaruit bestaat uit een follikel?

A
  • eicel
  • granulosacellen
  • thecacellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat gebeurt er bij ovariele veroudering?

A

Aantal follikels neemt af –> rond de 40 is al 99% afgenomen in hoeveelheid
En aantal goede follikels neemt af (kwaliteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke follikel stadia zijn er?

A
  1. primordiaal: allereerste meest onrijpe follikels in de ovaria (basisvoorraad)
  2. Primair: de eerste actieve groeifase, granulosacellen worden kubisch
  3. secundair: groter, meerdere lagen granulosacellen en een kleine antrale holte
  4. Tertiair = Graafse: volledig ontwikkeld met een grote antrale holte, klaar voor ovulatie
  5. atretisch follikel: follikels die niet uitrijpen gaan uiteindelijk in apoptose en ten onder

Antrale follikel: heeft een duidelijke Antrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe ontstaat het Antrum in de follikel?

A
  • Tijdens ontwikkeling van primaire naar secundaire follikel gaan de granulosacellen vloeistof uitscheiden
  • vorming van holtes tussen de granulosacellen = antra’s
  • versmelting antra’s en daardoor vorming centrale holte

Vloeistof: oestrogeen, groeifactoren, ondersteunende stoffen voor oocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarvan is de groei van follikels afhankelijk?

A

FSH vooral in de latere fase van follikel ontwikkeling (primordiaal en primair niet zo)

Follikels ontwikkelen zich hormoon onafhankelijk tot het vroeg antrale stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe noemen we het moment waarop FSH inwerkt op de follikels?

A

Follikel window concept: periode waarin FSH de groei van een geselecteerde groep follikels stimuleert waarvan een follikel uitgroeit tot een dominante follikel waarbij de andere follikels ten gronde gaan

Hoe groter de window: hoe meer eicellen de kans krijgen om uit te groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de voorwaarden voor conceptie?

A
  1. Effectieve productie zaadcellen
  2. Effectieve productie eicellen, en dus ook ovulatie
  3. Het bij elkaar komen van eicel en zaadcel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn bij de vrouw de meest belangrijke factoren voor de kans op ZS? en overige factoren?

A
  • leeftijd
  • duur van de fertiliteitsstoornis

overig
- primaire of secundaire subfertiliteit
- cyclus: regelmaat –> onregelmatigheid geeft grotere kans dat anovulatoir is
- Anticonceptie: OAC of IUD
- SOA’s
- systeemziektes: DM, reuma, chemo of RT (maligniteit)
- VG: operaties in buikgebied –> littekens en verklevingen
- kennis
- intox en omgevingsfactoren
- familie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is bij de man belangrijk voor de kans op ZS?

A
  • Semenanalyse
  • Primaire of secundaire sub/infertiliteit
  • Leeftijd (iets minder relevant)
  • Coitus, ejaculatie
  • SOA/infecties
  • Trauma’s, operaties
  • Intoxicaties
  • Beroep: straling, veel blootstelling aan hoge temperatuur, insecticiden (lijken op steroiden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat voor LO zetten we in bij subfertiliteit bij de vrouw?

A
  • Gewicht: BMI, WHR
  • Habitus (lichaamsbouw): VW of kinderlijk uiterlijk in relatie tot leeftijd
  • Beharingspatroon (m of v): hirsutisme
  • Genitalia externa
  • Vaginaal onderzoek: speculum, vaginaal toucher
  • Transvaginale echoscopie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke diagnostiek zetten we in bij subfertiliteit –> OFO?

A
  1. transvaginale echoscopie: cervix, uterus, ovaria
  2. CAT (Chlamydia (trachomatis) antistof titer) in serum
  3. Als regelmatige cyclus: mid-luteaal progesteron 1 week voor verwachte menstruatie
  4. samenanalyse

Eventueel maa niet echt meer gedaan:
- post-coitum test
- maandelijkse basale temp curve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat kan je zeggen over de CAT? Hoe relevant is het?

A

Chlamydia: 70-80% subklinisch beloop, maar evt wel invloed op fertiliteit
Risico op infertiliteit na infectie: 10-15%

  • Afsluiting of verlittkening (toegang)
  • Periovariele of peritubulaire adhesies (ovum pick up)
  • Intraluminale functiestoornis (transport embryo’s of spermatozooen)

Relevantie:
- sens 66% –> niet volledig discriminatief
- een hogere CAT heeft wel meer associatie met meer tubaschade
Gebruik: onderscheid tussen hoog en laag risico op tuba-pathologie

ALS de CAT+ is –> aanvullende diagnostiek aanbevolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat kan je zeggen als je ziet dat een vrouw wel endometrium maakt?

A

dat er wel oestrogeen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waar kijken we naar bij een semenanalyse? wat doen we met de uitslag?

A
  • Volume: > 1,5 ml
  • Concentratie: > 15 miljoen per ml
  • Motiliteit: 32% is bewegelijk
  • Morfologie (normalen): > 4% normaal
    Tov normaalwaarden waarbij het de Laagste waarden van mannen die een vrouw zwanger hebben gemaakt in 12 mnd

Normaal: geen extra testen of LO

abnormaal: herhalen na 2-3 mnd
Als weer abnormaal: verder andrologisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe verloopt de diagnostiek bij de vrouw?

A

A) LO
B) CAT
- Positief: HSG
- Negatief: -
c) HSG
- Normaal: -
- Abnormaal: diagnostische laparoscopie

Bij verdenking op tuba-pathologie:
- endometriose
- hydrosalpinx
- PID
- VG met gecompliceerde abdominale chirurgie
DAN:
Diagnostische laparoscopie

17
Q

Hoe kan je de menstruele cyclus monitoren?

A
  1. ovulatie test: LH in urine
    - Sens: hoog –> als ovulatie is geweest, meestal positief
    - Spec: laag –> als negatief, kan toch wel ovulatie geweest zijn
  2. echo monitoring follikel groei/ovulatie
  3. progesteron mid-luteaal
  4. beoordeling endometrium –> secretiefase oiv oestrogeen en progesteron

(5. Temp stijging)

18
Q

wat zijn twee diagnostische technieken voor mechanische factoren bij de vrouw?

A
  1. hysterosalpingografie (HSG): X met contrast in uterus
    LET OP: een vervelend onderzoek met prikkeling van peritoneum en reactie van de uterus
  2. Diagnostische laparoscopie: gouden standaard
    - tubatesten: doorgankelijkheid –> LET OP: in folliculaire fase (in luteale fase is risico dat toch zwanger en dat daarmee bevrucht eitje wegspoelt)
    - Anatomie –> verklevingen
19
Q

wat zijn risicofactoren voor een EUG?

A
  • salpingitis
  • PID
  • HSG
  • IUD
  • diagnostiche curretage
20
Q

Waarop bepalen we of we vruchtbaarheid bevorderende behandelingen gaan doen?

A

Model van Hunault –> puntensysteem met prognostische modellen
- Leeftijd
- Duur subfertiliteit
- Primair of secundair subfertiel
- Motiliteit (man)
- Verwijzing door HA of door specialist

Geeft percentage voor spontane ZS-kans in komende jaar

Als kans:
- > 33% –> eerst nog 6-12 mnd proberen
- < 33% in aanmerking voor BH

21
Q

waarom doen we niet iedereen behandelen die met subfertiliteit komt?

A
  • Prognose na 1 jaar subfertiliteit is nog heel redelijk
22
Q

waarop is OFO vooral op gericht?

A
  • aanwezigheid ovulatie
  • spermakwaliteit
  • tubapathologie
23
Q

wat doen we bij een man als er normospermie uit de semenanalyse komt?

A

maakt verder onderzoek voor de man overbodig

24
Q

hoe wordt de diagnose gesteld bij fertiliteitsstoornissen?

A

Per exclusionem