HC.2 - Diversiteit van antigeenreceptoren Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat de TCR?

A
  • 1 bindingsplaats
  • alfa en beta keten (of gamma en delta)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kan de TCR antigenen binden?

A

Epitopen moeten aangeboden worden door HLA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat een antistof?

A
  • Zware keten met een variabel en constant deel
  • Lichte keten met een variabel en constant deel
  • Fc staart

2 bindingsplekken waar bij elke bindingsplek 3 contactpunten van het variabele deel van de zware keten zijn en 3 contact punten van het variabele deel van de lichte keten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarin bevindt zich de diversiteit van de BCR en TCR?

A

In de bindingsplekken –> variabel en dus uniek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Doen cellen over het algemeen hetzelfde qua recombinatie?

A

Het systeem is hetzelfde maar elke lymfocyt doet het op zijn eigen manier waardoor iedere cel uniek wordt en dus veel diversiteit (unieke DNA code per lymfocyt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee mechanismen zorgen voor de grote variabiliteit van de bindingsplekken van de receptoren?

A
  1. V(D)J-recombinatie
  2. junction diversiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke genen zijn betrokken bij de gen herschikking? Welke komt het meest voor?

A

V-genen = variabele genen
D-genen = diversity genen
J-genen = joining genen

V-genen zijn het meest en ook het meest dominant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke volgorde vindt de gen herschikking plaats?

A
  1. D-J recombinatie
  2. V-DJ-recombinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welk moment vindt de VDJ-recombinatie plaats?

A

VOOR de transcriptie en translatie en dus voordat eiwitten geproduceerd kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welke soorten ketens van de TCR vindt welke gen-herschikking plaats?

A

Alfa en gamme ketens: enkel V-J recombinatie

Beta en Delta ketens: VDJ-recombinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een RSS en waar bestaat het uit?

A

RSS = recombinatie signaal sequentie –> markeren de V, D en J-genen

  • Heptameer: 7 nucleotiden
  • nonameer: 9 nucleotiden
  • spacer: 12 of 23 nucleotiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt het recombinatie proces in detail?

A
  • RAG1 en RAG2 binden aan de RSS-elementen
  • DNA cleavage (ds breuken)
  • los geknipte delen worden met hun 12-23 spacer (en dus de RSS) aan elkaar gezet in een cirkel = signal joint
  • gen stukken zijn: hairpin coding ends
  • deze worden geopend door Ku70:Ku80, DNA-PKcs en Artemis
  • TdT voegt extra nucleotiden toe of exonuclease verwijdert enkele nucleotiden
  • DNA ligase maakt delen weer aan elkaar = coding joint
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke regel wordt gebruikt bij het aan elkaar maken van de signal joint? Hoe werkt dit?

A

12-23 regel: spacer van 12 wordt gemaakt aan een spacer van 23

V-genen: 23
D-genen: 12
J-genen: 23

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij dezelfde VDJ-combinatie zijn er alsnog verschillen, waardoor komt dit?

A

Insertie van nucleotiden door TdT of deletie van nucleotiden door exonuclease –> geeft extra diversiteit

Komt omdat de koppeling van de gen stukken aan elkaar niet foutloos verloopt

Noemen we: junction diversiteit (in dus de junction region = overgang van de gendomeinen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kan er gebeuren bij junction diversiteit wat niet gunstig is?

A

Er kan een nonsense eiwit ontstaan (triplets komen niet goed uit waardoor frameshift)

Of een stopcodon ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het effect van het niet gebruiken van de D-genen bij de alfa en gamma ketens van de TCR?

A

Minder diversiteit omdat er minder combinaties mogelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verschil in diversiteit tussen de alfa-beten TCR en de gamma-delta TCR na gen herschikking?

A

Er zijn veel minder mogelijkheden met de genen (vn de V-genen) –> hierdoor bij g-d maar > 5000 mogelijkheden in tegenstelling tot a-b: > 5x10^6

18
Q

Welke twee mechanismen zorgen voor de enorme diversiteit tussen TCR en BCR en hoe veel mogelijkheden zijn er?

A
  1. VDJ-recombinatie
  2. junction diversiteit

BCR: > 10^12
TCRab: > 10^12
TCRgd: > 10^12 (verschil bij de gen herschikking wordt rechtgetrokken door de junction diversiteit)

19
Q

Bij welke receptor heeft de junction diversiteit het meeste invloed?

A

Bij de TCRgd

20
Q

Waar liggen de stamcellen die B-cellen gaan vormen in het beenmerg? Hoe rijpen ze uit en welke stadia zijn er hiervan?

A

Liggen tegen het bot aan –> rijpen uit richting het midden (centrale sinus)
1. Pro-B-cel
2. Pre-B-cel
3. Rijpe B-cel = B-lymfocyt–> naar circulatie

21
Q

Wat zijn twee belangrijke criteria waaraan de TCR en de BCR moeten voldoen?

A
  1. moeten iets kunnen herkennen
  2. Moeten NIET een lichaamseigen structuur herkennen
22
Q

Wat voor oorsprong heeft de thymus? Wanneer begint de ontwikkeling?

A

epitheliaal orgaan

Na binnenkomst van de eerste pro-thymocyten

23
Q

Uit welke twee stukken bestaat de thymus?

A
  • cortex –> veel thymocyten (donkerder)
  • medulla –> minder thymocyten (lichter)
24
Q

Welke cellen komen voor in de thymus?

A
  • thymocyten
  • macrofagen
  • epitheelcellen
  • DC
  • Rijpe CD4+ en CD8+
25
Q

In welke richting gaan de thymocyten door de thymus?

A
  • komen binnen: cortico-medullaire junction uit de bloedbaan als DN
  • naar cortex: worden DP
  • naar medulla: eindigen als SP voor CD8 of CD4
  • terug naar de circulatie

Hierarchie van de processen die gebeuren met de cellen (training)

26
Q

HOe kan de T-cel ontwikkeling gezien worden in een flowcytometrie?

A
  1. DN = dubbel negatief –> linksonder
  2. DP = dubbel positief –> rechtsboven
  3. verdere differentiatie naar:
    a) SP CD8 –> rechtsonder
    b) SP CD4 –> linksboven
    ALS CD4 op Y-as en CD8 op X-as
27
Q

Hoe werkt flowcytometrie?

A
  1. cel suspensie met losse cellen
  2. Mab met fluorescerend molecuul bindt op de cellen
  3. Cellen komen 1 voor 1 in een vloeistof straal voorbij een laser
  4. laser schiet de cellen aan (blauw licht)
  5. Als cel de gebonden marker heeft zet hij licht uit
  6. licht wordt gedetecteerd waarna processing en data-analyse

Elk puntje in weergegeven inzet diagram is 1 cel

28
Q

Waar kunnen cellen naast marker nog meer op beoordeeld worden bij flowcytometrie?

A

Grootte –> vaste patronen zijn zichtbaar
Op Y-as de zijwaartse lichtverstrooiing –> cellen met veel granula komen hoger op de Y-as

X-as: voorwaartse lichtverstrooiing –> grote cellen komen verder op de x-as

29
Q

Welke drie cellen zijn goed te onderscheiden obv grootte en celinhoud op een flowcytometrie?

A
  1. lymfocyt: laagst bij Y = 0, ook meest bij X = 0 maar wel een stukje op de x-as
  2. Monocyten: wat hoger op Y-as dan lymfocyten
    iets verder op de x-as dan lymfocyten
  3. PMN: vooral veel hoger op de Y-as maar qua X-as tussen monocyten en lymfocyten in
30
Q

Welke twee soorten differentiatie vindt er plaats van B-cellen? Waar vindt dit plaats?

A
  1. antigeen onafhankelijke differentiatie in het beenmerg
  2. antigeen afhankelijke differentiatie in de LK
31
Q

Hoe verloopt de B-cel differentiatie in het beenmerg?

A
  1. pro-B-cel: start van D-J-recombinatie zware keten
  2. pre-B-1-cel: Staart van V-DJ-recombinatie zware keten
  3. Pre-B-2 large: proliferatie en vorming van de pre-BCR waarin unieke zware keten en surrogaat lichte keten (SLC)
    Testen of cel goed op weg is en efficiëntie –> als goed dan signalen voor volgende stap
  4. Pre-B-2 smal: kleinere en meer rustende fase waarin unieke lichte keten maken en de SLC wordt vervangen door de echt lichte keten
  5. immature B-cel met een unieke lichte en zware keten
32
Q

Wat is de SLC?

A

Tijdelijk lichte keten die voor elke B-cel hetzelfde is om te testen of de zware keten goed op weg is
(geen recombinatie hierin)

33
Q

In welke volgorde herschikken de genen op de T-cel receptor?

A
  1. Delta (VDJ)
  2. gamma (DJ)
  3. beta (VDJ)
  4. alfa (VJ)
34
Q

Welke soort T-cel is het makkelijkst te vormen?

A

De gamma-delta T-cel omdat deze herschikking vroeg in de ontwikkeling plaatsvindt

35
Q

In welke volgorde voor de ketens van de BCR herschikt?

A
  1. IgH = zware keten
  2. IgK = kappa lichte keten
  3. IgL = lambda lichte keten
36
Q

Hoe gaat de TCR ontwikkeling?

A
  • unieke b-keten
  • Pre-TCR: unieke variabele b-keten
  • tijdelijke surrogaat a-keten (pTa)
  • controle of B-keten goed werkt = b-selectie
  • als functionele b-keten wordt er een a-keten aan gemaakt
  • Selectie op totale TCR
37
Q

Wanneer gaat een B of T-cel in apoptose tijdens het ontwikkelingsproces?

A

oa wanneer de zware keten of beta-keten geen signaal door kan geven

38
Q

Waar zit het probleem bij SCID? Noem een voorbeeld

A

In de genherschikking

bvb mutatie in RAG-eiwitten waardoor blokkades in T-cellen en B-cellen tijdens de ontwikkeling op het moment van recombinatie –> geen uitrijping en dus geen B en T-cellen

39
Q

Wat is belangrijk bij SCID mbt wanneer de diagnose gesteld wordt?

A

Hoe vroeger de diagnose hoe groter de kans dat de patient geholpen kan worden met niet al te veel restschade bvb dmv een stamceltransplantatie

40
Q

Wanneer worden alle kinderen op SCID getest? Hoe werkt dit?

A

In de hielprik screening

  • Geen genherschikking
  • coding joint ontstaat niet
  • signal joint ontstaat OOK niet (cirkels)
  • Signal joint cirkels (TRECs) zijn erg stabiel
  • aan- of afwezigheid van de TRECs geven een indicatie dat er iets aan de hand is en zijn een indicatie voor verder onderzoek

SCID: TRECs zijn afwezig (geen diagnose maar wel diagnostische testen inzetten)

41
Q

Waarop wordt getest in de hielprikscreening mbt SCID en wat is dit?

A

Op de TRECs zijn signal joint cirkels die erg stabiel zijn en eigenlijk puur een afval product van de gen herschikking van de BCR en TCR