HC.1 - Het X-chromosoom Flashcards

1
Q

Hoe worden chromosomen ook wel weergegeven?

A

Ideogram: schematische weergave chromosomen waarop bepaalde repeats (CG, G-banding) donker aankleuren, structuur en kenmerken van de chr worden weergegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat betekent homozygoot, heterozygoot, dubbel heterozygoot en compound heterozygoot? En hemizygoot?

A
  1. Homozygote chr: identiek, beide zonder of met dezelfde mutaties
  2. Heterozygote chr: mutatie in 1 van beide chr
  3. Compound heterozygoot: twee verschillende mutaties in hetzelfde gen, maar deze mutaties bevinden zich elk op het andere chr (dus een op die van de moeder en een op die van de vader) –> hierdoor gen niet helemaal functioneel
  4. Dubbel heterozygoot: mutaties in verschillende genen, bvb 1 mutatie op gen A en 1 mutatie op gen B (mutatie in HBB-gen en CFTR-gen)
  5. Hemizygoot: een individu heeft slecht 1 kopie van een bepaald gen ipv 2 –> MANNEN (X en Y)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is kenmerkend voor de overerving bij een X-gebonden recessieve aandoening?

A

Als moeder draagster:
- 50% kans op aangedane zoon
- 50% kans op dragerschap bij dochter

Als vader aangedaan
- 100% kans op dragerschap dochter
- geen aangedane zonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor kan iemand homozygote chr hebben?

A
  • consanguiniteit
  • Hoogfrequente mutatie in de bevolking (ook als geen echte familie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem een voorbeeld van een X-gebonden recessieve aandoening?

A

Spierdystrofie van Duchenne en Becker

Hemofilie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het probleem bij Duchenne en Becker?

A

Mutatie in dystrofine eiwit = link tussen spiervezel en basale membraan

Becker: deletie van 3, 6 of 9 baseparen in het leesraam van het geen –> missen aminozuren –> minder functioneel eiwit
LET OP: niet totaal disfunctioneel!!

Duchenne: vaak grote deletie leidend tot een frameshift mutatie –> volledige afwezigheid van het dystrofine eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe vaak komt Duchenne/Becker voor?

A

1 op de 3500-4000 JONGETJES
Kent dus twee klinische vormen
a. Duchenne
b. Becker: mildere vorm (wel zelfde gen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar komt de Duchenne of Becker vandaan?

A
  1. 33% de novo
  2. 67% moeder is draagster
    - Dochters: 50% draagster
    - Zonen: 50% aangedaan

Daarbij kan er (vaak de de Novo’s) nog:
14% kiemcel mozaicisme (germcel masaicism) –> mutatie in een paar eicellen of zaadcellen –> hierdoor wel een herhalingsrisico (omdat meerdere eicellen of zaadcellen het dan hebben) –> risico kan oplopen tot 14%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de kliniek van Duchenne/Becker?

A
  • Manifesteert zich bij jongens tussen 18 mnd en 4e levensjaar
  • Laat lopen
  • Moeilijkheden bij het opstaan van de grond
  • Vaak vallen
  • Moeilijkheden bij het beklimmen van trappen door spierzwakte
  • Pseudo-hypertrofie van de kuitspieren (opzwellen spierweefsel)
  • Orthopedische vervormingen door verkorting van spieren en pezen
  • Verlamming ademhalingsspieren (permanente beademing op leeftijd van 20-25 jaar)
  • Hartstilstand (Cardiomyopathie)
  • Mentale retardie (30-50%)

LET OP: draagsters kunnen ook klachten hebben (bvb cardiomyopathie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de prognose van Duchenne/Becker?

A

In 1960: 15 jaar.
in 2000: 30 jaar (oa door beademing)

Overlijden: niet te behandelen of niet tijdig onderkende hartproblemen of longinfecties (pneumonie: niet goed ophoesten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor hebben vrouwen vaak geen of mildere klachten bij een X-recessieve aandoening?

A

X-inactivatie = lyonisatie (proces van inactivatie van een X-chr)

Een vrouw inactiveert 1 X-chr PER CEL –> dit is WILLEKEURIG met een gemiddeld 50/50 verdeling

1 X is actief
1 X is geïnactiveerd –> vormt een Bar Body in de nucleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vind er transcriptie en replicatie plaats in de geïnactiveerde X?

A

geen transcriptie en is er late replicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer vindt de X-inactivatie plaats? wat is het gevolg?

A

in pre-blastocyst stadium

Gevolg: vanaf dat moment zijn alle dochtercellen die vanaf die cel ontstaan daarin gelijk (dus als vaderlijke X uit, de cellen die daaruit, ook vader X uit)

LET OP: bij de meiose zijn beide X-chr nog actief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt de X-inactivatie?

A

X-inactivatie centrum (XIC) op locatie Xq13 (vlak onder centromeer op lange arm)

Hierin XIST-gen: productie van een RNA-streng –> maakt een inactiverende coating om het te inactiveren X-chr

LET OP: de coating is nodig voor de initiatie van de X-inactivatie, niet voor het in stand houden
X-inactivatie gebeurt al in een vroeg stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een belangrijke regio op de geslachts-chromosomen, ihkv Xinactivatie? wat is opvallend van deze stukjes?

A

Pseudo autosomale regio’s:

Op topje X en Y

Dit stukje wordt NIET geïnactiveerd!!

Deze stukjes kunnen recombinatie vertonen (ook tussen X en Y)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe veel pseudo autosomale regio’s staan er aan bij elke man en vrouw?

A

Elk man en vrouw hebben 2 pseudo autosomale regio’s aan staan –> beide 4 gebieden

  • Vrouw: op beide X (ook op geïnactiveerde X staat het aan)
  • Man: op X en op Y
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke Pseudo autosomale regio is het meest belangrijk?

A

top aan de korte arm (p-arm) is het belangrijkst omdat deze groter is dan op de q-arm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom hebben vrouwen met Turner een fenotype? En mannen met klinefelter?

A

Ze hebben maar 1 X waardoor niet voldoende pseudo-autosomale regio’s aanstaan

47XXY (Klinefelter): afwijkend aantal (meer) barr bodies –> pseudo autosomale regio is aan –> 3 kopieën hiervan staan aan

19
Q

wat is kenmerkend voor de Inactivatie van X-chromsomen?

A
  • Random in blastocyt –> mozaïek –> is niet per se altijd 50/50 –> kan scheef gaan
  • Dochtercellen hebben zelfde activiteitenpatroon
  • Gecondenseerd X-chr (Barr body)
    o Geen transcriptie
    o Late replicatie
  • Xpter is altijd actief (bedoeld met korte p-arm)
  • In de meiose zijn beide X-chr actief
20
Q

Welke Hemofilie zijn er?

A
  • 85% hemofilie A: tekort aan factor VIII
  • 15% hemofilie B: tekort aan factor IX
21
Q

Wat is bepalend voor de ernst van de hemofilie?

A

Ernst is afhankelijk van de werking van het eiwit

  • < 1% = ernstig: spontane bloedingen
  • 1-5% = matig-ernstig: bloedingen na gering trauma
  • 5-40% = mild: bloedingen na grotere traumata/ingrepen (soms wordt deze pas als VW ontdekt)
  • 40% nodig voor een goede stolling
22
Q

wat is kenmerkend aan het patroon van doorgeven van de hemofilie in de familie bij mannen en vrouwen?

A
  • Man: De ernst binnen een familie qua mannen is vrijwel constant
    Ernst in een familie blijft in stand (dus als iemand in familie een ernstige vorm dan heeft een ander ook een ernstige vorm)
  • Vrouw: door variabiliteit vanwege X-inactivatie: kan gunstig of ongunstig zijn
    –> Kan ook de novo mutatie zijn
23
Q

wat is kenmerkend voor de overerving bij hemofilie?

A
  1. Dochter van een hemofilie patient is ALTIJD draagster
  2. Draagsters kunnen alle mogelijke factor VIII of IX-waardes hebben VANWEGE de X-inactivatie
    Meestal stolling rond de 60-65% (als ong 50/50 verdeling) is voldoende voor normale stolling
  3. Een zus van een hemofilie draagster heeft 50% kans op dragerschap
    En een zus van een hemofilie patient heeft 50% kans op dragerschap
  4. een dochter van een draagster heeft 50% kans op dragerschap, dochter van een zieke vader heeft 50% kans op dragerschap
  5. Een lage factor VIII of IX (< 50%): maakt de kans groot dat een dergelijke zgn 50%-risicodraagster daadwerkelijk draagster is
  6. Een factor VIII of IX van bvb 70% discrimineert draagsters NIET van niet-draagsters –> DNA-onderzoek
24
Q

wat zijn de gevolgen van hemofilie voor de ZS?

A

Soms maatregelen nodig

fysiologisch gaat concentratie factor VIII omhoog in 3e trimester –> hierdoor kan de vrouw vaak zonder problemen bevallen, MAAR postpartum zullen de factoren weer dalen waardoor WEL risico op nabloeding

25
Q

Je bepaalt de stollingsfactor VIII bij een zwangere vrouw in het 3e trimester van de ZS. Waar moet je op letten?

A

niet representatief om stollingseiwitten te meten in 3e trimester omdat deze omhoog gaan (vn factor VIII)

26
Q

wat dient men te doen als een vrouw mogelijk draagster is van hemofilie en zwanger?

A

Spoed DNA-onderozek

27
Q

Wat is het beleid bij een zwangere vrouw met hemofilie?

A
  1. draagster: GUO bij 18-20 wk + meten activiteit stollingsfactor VIII of IX in week 12 en 32-34
    A) jongetje
    - Activiteit < 50%: partus in hemofilie behandelcentrum
    - Activiteit > 50%: partus in hemofilie behandelcentrum
    DUS: bij een jonge altijd in een hemofilie behandelcentrum!
    B) meisje:
    - Activiteit < 50%: partus in hemofilie behandelcentrum
    - Activiteit > 50%: partus in 1e lijn mogelijk
  2. Mogelijk draagster: spoed DNA onderzoek
  3. Als jongetje: prenataal DNA-onderzoek rond week 34 ALS de specifieke mutatie in de familie bekend is
    GEVOLG: als activiteit > 50% EN de mutatie is NIET aanwezig bij het jongetje –> partus in 1e lijn mogelijk
    ANDERE gevallen wel in hemofilie behandelcentrum)
28
Q

wat is een absolutie voorwaarde voor prenataal onderzoek op de foetus bij een moeder met hemofilie?

A

Als het een jongetje betreft kan er onderzoek gedaan worden naar de mutatie ALLEEN als de exacte mutatie bekend is!

29
Q

Wat kan een hemofilie behandelcentrum bieden voor een bevalling?

A

Atraumatische partus:
- geen schedelelektroden
- geen tang op hoofd kind
- laagdrempelig naar sectio

30
Q

Noem een X-dominante aandoening? wat is hier het probleem?

A

Incontinentie pigmenti: aandoening huid, tanden en nagels

Door mutatie in IKBKG-gen
Afwijking: in genproduct NEMO –> nodig voor activatie van de transcriptiefactor NF-kappaB rol bij:
- Immuun-
- Ontstekings-
- Apoptose pathways
GEVOLG: NEMO-deficiente cellen gaan bij IP-patiënten hyperprolifereren en in apoptose –> witte strepen
Dus de cellen met de gemuteerde X zullen niet overleven

31
Q

Bij wie komt IP voor?

A

Mannen: vaak lethaal
Vrouwen: alleen bij vrouwen voorkomend

32
Q

wat is de kliniek van IP?

A

Kliniek: huidafwijkingen doorlopen karakteristieke stadia
- Stadium 1: blaarvorming (geboorte tot 4 mnd)
- Stadium 2: wratachtige uitslag (diverse maanden)
- Stadium 3: krulvormige maculaire hyperpigmentatie (6 mnd tot VW-leeftijd)
- Stadium 4: lineaire hypopgimentatie, alopecia, hypodontie, afwijkende tandvorm, dystropalstische nagels (VW)

Uiteindelijk; streepvormige afwijkingen volgens Blashko

Sommige patiënten hebben retinale vasculaire afwijkingen die predisponeren voor retina loslatingen op de vroege kinderleeftijd

Beperkingen in de verstandelijke ontwikkeling en soms mentale retardie

33
Q

wat is het risico voor het nageslacht bij IP?

A

de cellen die een niet gemuteerde X hebben vormen een Barr body –> kan wel bij nageslacht komen DUS: herhalingsrisico is aanwezig

LET OP: jongetjes zijn meestal niet levensvatbaar waardoor de verhouding verandert qua kansen–> 1/3 heeft dus kans op IP

34
Q

Waardoor kunnen er soms toch mannelijke IP patienten zijn?

A
  • Klinefelter: XXY
  • Milde mutatie = hypomorphische allelen
  • Somatisch mozaïsme: postzygotische mutaties (de novo) –> als in 1 van de 8 cellen in vroeg stadium is dus ook maar 1 op de 8 cellen aangedaan –> beetje IP-beeld

LET OP: andere cellen lichaam zullen harder delen om toch een volledig mens te laten zijn

35
Q

wat is kenmerkend aan X-dominante overerving?

A

Jongens vaak ernstiger aangedaan of zelfs niet levensvatbaar omdat geen compensatie door andere X

Is dus een ziekte van vrouwen

36
Q

Wat helpt om X recessieve en dominante ziekte uit elkaar te houden obv fenotypes?

A
  • X-dominant: ziekte van vrouwen
  • X-recessief: ziekte van mannen (TENZIJ vrouw met scheve inactivatie)
37
Q

wat gebeurt er als er sprake is van een abnormale X-activatie?

A
  • Del(X): abnormale X wordt geïnactiveerd
  • Gebalanceerde t(X;autosoom) –> normale X wordt geïnactiveerd
    –> Moet altijd 1 X inactiveren
  • Ongebalanceerde t(X;autosoom): translocatie chr wordt geïnactiveerd
38
Q

Wat is het fragiele X-syndroom?

A

Mutatie: FMR-1 gen op Xq27.3 –> verlenging van de CGC-repeats (> 200 repeats) –> hierdoor geen transcriptie
OF

ZELDZAAM: missende puntmutatie of deletie

39
Q

wat is de meest voorkomende erfelijke oorzaak van mentale retardie bij mannen?

A

Fragiele X syndroom

40
Q

wat is de kliniek van fragiele X?

A

Ip bij mannen
* Verstandelijke beperking
* Autisme
* Gedragsproblemen
* ADHD
* Epilepsie
* Lang gelaat, grote oren, afstaande oren
* Overstrekbare gewrichten
* Platvoeten
* Grote testikels

Vrouwen: niet of milder aangedaan (= semi-dominant)
- 50-70% enkele klachten
- 30-50% geen klachten

41
Q

wat is kenmerkend voor een premutatie bij fragiele X?

A

wel transcriptie, maar afwijkend mRNA

Repeats 55-200: niet syndroom, maar kunnen premutatie wel doorgeven waarbij de volgende generatie wel de volle mutatie kan krijgen

Kan wel fragiele X-tremor-ataxie syndroom (FXTAS) krijgen
o Cerebellaire ataxie
o Parkisonisme
o Perifere neuropathie
o Intentietremor
Vanaf 50 Jaar en is toenemend met de leeftijd
EN
Vrouwen prematuur ovarieel falen (op tijd kinderen krijgen)

42
Q

wat is kenmerkend voor de overerving van premutatiedragende mannen en vrouwen?

A

GEEN verlenging bij kinderen van premutatiedragende mannen

ALLEEN verlenging bij premutatiedragende VROUWEN naar hun KINDEREN

43
Q

Wanneer zijn de repeats van CGC een probleem en wanneer niet?

A
  1. Normaal: < 55 repeats
  2. Premutatie: 55-200 repeats: wereldwijd 20 miljoen waarvan 30%:
    o FXTAS
    o POI bij vrouwen
  3. Mutatie: > 200 repeats
    o Man: fragiele x syndroom
    o Vrouw: milde vorm of geen symptomen

Is ene trilnucleotide