HC05 - Het oog en visuele waarneming Flashcards

1
Q

Waaruit bestaan de oogleden?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke structuren rondom het oog beschermen het oog?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doen de tarsaalklieren (glandulae tarsales/klieren van meibom)?

A

Speciale talgklieren die een vetachtig substraat vormen, dat een onderdeel gaat vormen van de traanfilm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verloopt de n. oculomotorius rond het oog?

A

De roze vezels zijn somatomotoriche vezels die een deel van de spieren gaat aansturen.
De blauwe vezels zijn parasympatisch en die innerveren vooral de iris.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke vier weefsels bestaat het membrana nicitans (derde ooglid/knipvlies/plica semilunaris conjunctivae)?

A
  • Bindvlies
  • Kraakbeen
  • Lymfoïd weefse
  • Klierweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer sluit het membrana nictitans?

A
  • M. retractor bulbi aanspant (het oog gaat dieper liggen)
  • M. orbitalis (glad spierweefsel) ontspant, bij lage sympathicotonus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er bij het syndroom van Horner?

A

De sympatische invloed in het ooggebied valt dan weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke verschijnselen kun je zien bij het syndroom van Horner?

A
  • Ptosis
  • Protrusie membrana nictitans
  • Miosis
  • Anhydrosis voorhoofd (mensen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar ligt de conjunctiva bij het oog?

A

Zie de roze kleur.
Je hebt een palpebraal deel en een bulbair deel (tegen het oog aan). Hierdoor ontstaat een soort zakje, waar je makkelijk lokale medicatie kan toedienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat bevatten de conjunctiva?

A

Het bevat slijmbekercellen voor slijmproductie en T-lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zie je hier?

A

Heftige conjunctivitis, waardoor zelfs het bulbaire deel is gaan opzwellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke traanklieren zijn er?

A
  • Glandula lacrimalis
  • Glandula palpebrae tertiae superficialis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe worden de traanklieren geïnnerveerd?

A

Parasympatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke 3 lagen bestaat het traanvocht?

A
  • Mucus vanuit gobletcellen (binding aan cornea)
  • Water vanuit traanklieren (vochtig houden en voeding cornea)
  • Olie vanuit tarsaalkierene (verdamping verhinderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt het traanvocht afgevoerd?

A

Via de ductus nasolacrimalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke 3 lagen bestaat de oogbol?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke route doorloopt een lichtstraal als het het oog raakt?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar hangt de refractie van lichtstralen van af?

A
  • Verschil in lichtsnelheiid tussen twee transparante media
  • Hoek tussen de overgang en de invallende lichtstralen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar vindt refractie in het oog plaats?

A

2/3 door de cornea, 1/3 door de lens

20
Q

Wat kan de lens wat de cornea niet kan?

A

Accomoderen

21
Q

Welke deeltjes van het oog zijn betrokken bij de accomodatie van de lens en hoe werkt het?

A
22
Q

Waarom hebben oudere mensen vaak een leesbril nodig?

A

Omdat de lens minder elastisch wordt als je ouder wordt, waardoor hij minder makkelijk bol wordt.

23
Q

Wat is het effect van atropine (=parasympaticolyticum) op het oog?

A

Het corpus ciliare kan dan minder makkelijk samentrekken, waardoor de lens wordt afgeplat en de pupil verwijdt (handig om goed in het oog te kunnen kijken)

24
Q

Waar liggen de oogkamers?

A

Voorste oogkamer: tussen cornea en iris
Achterste oogkamer: tussen iris en lens
(Corpus vitreum: tussen lens en retina)

25
Q

Wat doet het corpus ciliare voor de oogkamers?

A

Het produceert kamervocht

26
Q

Wat doet kamervocht?

A

Het voedt de lens en de binnenkant van de cornea.
De drainagehoek ligt tussen de cornea en de iris

27
Q

Wat gebeurt er als drainage van kamervocht verstoord is?

A

Je krijgt dan glaucoom; verhoogde oogboldruk. Dit kan door verhoogde aanmaak of slechte afvoer.
Uiteindelijk kan de retina en oogzenuw beschadigen of kan er corneaoedeem ontstaan

28
Q

Hoe werkt de fovea/visual streak?

A

Het licht dat exact daarop valt is scherp, de rest kun je zien maar is niet echt scherp. In dat plekje zitten de meeste staafjes en kegeltjes geconcentreerd.

29
Q
A
30
Q

Wat is fundoscopie?

A

Het bekijken van de achterwand (fundus) oog

31
Q

Hoe kun je de fovea en blinde vlek herkennen bij fundoscopie?

A
32
Q

Welke twee verschillende lagen kun je zien in het netvlies van dieren?

A

Tapetum lucidum (lichter gedeelte netvlies) en tapetum nigrum (donker gedeelte netvlies).
Doordat er minder pigment en meer reflecterend deel is bij dieren, kunnen dieren nog wel wat zien in het donker ookal zien ze dan wat minder scherp

33
Q

Waarom krijg je dit beeld?

A

Doordat het licht reflecteert op het tapetum lucidum

34
Q

Welke celtypen komt een lichtstraal tegen in de retina?

A
35
Q

Wat is het verschil tussen staafjes en kegeltjes?

A
36
Q

Zijn dieren kleurenblind?

A

Dichromate dieren, ja tot op zekere hoogte (zien maar twee kleuren).
Vogels daarentegen kunnen ook in het UV spectrum zien omdat ze 4 soorten kegeltjes hebben.

37
Q

Hoe komt het verschil in gevoeligheid tussen de staafjes en kegeltjes tot stand?

A
38
Q

Waar valt het ligt op in de retina, waardoor er een hele cascade van signaaltransductie ontstaat?

A

Op de pigment bolletjes in de schijven van de staafjes en kegeltjes

39
Q

Wat gebeurt er als er op een inactieve rhodopsine licht valt?

A
40
Q

Hoe kan het dat er hyperpolarisatie ontstaat bij signaaltransductie in het oog?

A
41
Q

Hoe gaat de informatie van licht van de axon naar de visuele cortex>

A

Linker gezichtsveld wordt rechts geregistreerd; rechter gezichtsveld wordt links geregistreerd

42
Q

Wat is het verschil tussen de nervus opticus en de tractus opticus?

A

N. opticus: alle informatie van 1 oog
Tractus opticus: alle informatie die in beide ogen aan de linker of aan de rechter kant binnen komen

43
Q

Wat is monoculair en binoculair?

A

Monoculair is het deel dat je met maar 1 oog kan zien, en binoculair is het deel dat je met 2 ogen ziet.

44
Q

Wat zijn de eigenschappen van het veld dat je monoculair ziet?

A
  • Geen diepte perceptie
  • Grote beeldradius
  • Prooidieren
  • 0% van de vezels blijft ipsalateraal
45
Q

Wat zijn de eigenschappen van het veld dat je binoculair ziet?

A
  • Diepte perceptie
  • Kleine beeldradius
  • Roofdieren
  • 60% van de vezels blijft ipsalateraal