HC supportive care Flashcards

1
Q

Welke 3 risico’s bij oxaliplatin?

A

acute laryngeofaringeale dysthesie,
allergische reactie,
extravasatie (warmte om te verdunnen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn algemene bijwerkingen van hormonale therapie?

A

infertiliteit, opvliegers, borstontwikkeling, botontkalking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke veelvoorkomende bijwerkingen?

A

alopecia, moeheid, gastro intestinale toxiciteit, misselijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaan beenmergsuppressie en bij welke therapie? Wat zijn de symptomen?

A

antimetabolieten, alkylerende middelen.
Na 1 -2 weken chemotherapie ontstaat een dip in bloedcellen. Na 3 weken herstelt het weer.
Symptomen: bleekheid, moeheid, blauwe plekken, bloedingen, snel kortademig, infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem de pathway stamcel tot T-cellen en die van stamcel naar neutrofielen, eosinofielen etc.

A

Vanuit de stamcel groeien myeloiden en lymfoiden
Myeloiden –> MEP en GMP
Myeloiden –> basofielen, eosinofielen
MEP–> erythrocytes en trombocyten
GMP –> macrofagen, neutrofielen

Wat zijn granulocyten:
basofielen en eosinofielen en neutrofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar is neutropenie een bijwerking van? En welke behandeling is geïndiceerd en waarom?

A

taxanen en topo isomerase remmers waaronder etoposide

Koloniestimulerende factoren : GCSF: Lipegfilgrastim, filgrastim, pegfilgrastim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doen G-CSF? en bij welke chemotherapie is het nodig als supportieve care?

Na hoeveel uur moet het gegeven worden en waarom?

A

bij taxanen (ivm neutropenie): GSCF: verhoogt neutrofielen productie, verhoogt de overleving, adhesie en fagocytose, stimuleert mobilisatie naar het bloed van voorlopercellen

na 24-72 uur omdat het beenmerg dan regeneratief is en de behandeling dan effectief is. Het beenmerg moet zich eerst goed herstellen voordat het immuuncellen kan aanmaken + om verergering van myelotoxiciteit door te vroege toediening te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor ontstaat anemie? en wat doet men dan?

A

ontstaat door beenmergsuppressie
Behandeling: door bloedtransfusie, erytropoetische groeifactoren
Deze zorgen voor de groei en differentiatie erytroblasten–> erytrocyten
Geringe mate: stimulatie megakaryocytaire voorloper trombocyten
Toepassing: bij anemie o.a. door nierinsufficiëntie (ivm epo productie in de nieren) & (chemotherapie) & MDS
Bij chemotherapie pas als mensen uitbehandeld zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn overige bloedgroeifactoren dan EPO

A

TPO (trombopoetine receptoragonist): romiplastin: deze stimuleert trombocyten productie
Plerixafor: is geen bloedgroeifactor maar zorgt voor toename leukocyten , stimuleert mobilisatie stamcellen naar perifeer bloed?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke behandeling bij Gram negatieve infectie?

A

colistine
cotrimoxaxol
ciprofloxacine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke behandeling gram positieve infectie?

A

vancomycine, penicilline, claritromycine, cefazoline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn nadelen van GnRH agonisten? en welke supportieve middelen worden gegeven om de bijwerkingen te overzien?

A

Hormoontherapie met GnRH agonisten kunnen tijdelijke tumoractivatie geven (stimuleren de hypofyse). Hierbij anti androgeen geven zoals bicalutamide.
Bij verlaging botdichtheid (kans op fracturen neemt toe) –> calcium suppletie
Indien botontkalking
Preventie: calcium, vitD, dexascan
Behandeling:
1. bisfosfonaten of
2. denosumab (bindt aan RankL en remt vorming osteoclast –> rebound bij denosumab!!! daarom meteen staken met bisfosfonaten)

2; reversibele infertiliteit

Het risico op fracturen is wegens de ziekte al verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke hormonale behandeling geeft meest risico op botontkalking?

A

Anti-oestrogenen –> Anti-androgenen –> aromataseremmers –> GnRH agonisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij welke behandeling ontstaat alopecia?
Wat is het ?
Welke behandeling?

A

cytostatica antibioticum, topo etoposide, ifosfamide, taxanen

Door chemo effect op de mitose: versmalling van haarschacht–> haar breekt af.

Preventie door hoofdhuidkoeling –> vasoconstrictie en verlaging van celmetabolisme –> minder explosie van haarfollikel aan chemo –> is 50% succes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is supportieve care/ preventieve medicatie bij allergische reactie?

A

Desensitisatie of

behandelen met corticosteroïden dexametason, antihistaminicum clementine iv of cetirizine oraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ontstaat de allergische reactie?

A

Antigeenpresentatie –> IgE productie
–> Mestcel/basofielen activatie –> Uitscheiding –>
ontstekingsmediatoren: H1 en H2 –> Klinische effecten

17
Q

welke bijwerking bij irinotecan, docetaxel, capecitabine of cisplatine? en welke behandeling?

A

gastrointestinale klachten;
Diarree: loperamide, opiaten,
octreotide, atropine (bij irinotecan)

Loperamide wordt gegeven bij diarree. Het remt de bewegingen van de darmen en trekt ook de anus samen. Hierdoor blijft de ontlasting langer in de darmen waardoor de ontlasting steviger wordt. Bovendien worden vocht en zouten beter opgenomen door het lichaam.
Atropine: remt competitief acetylcholine op muscarin receptoren

18
Q

Welke medicatie bij GI klachten ?

A

diarree: loperamide, opiaten, atropine
maag: ppi, h2 antagonist
octreotide: werkt op GI hormonen en vermindert hiermee de darmmotiliteit

19
Q

Hoe wordt braken gereguleerd door braakcentrum?

A

Het braakcentrum wordt gereguleerd door chemotriggerzone, hogere corticale centra (getriggerd door idee chemo).

20
Q

Welke chemo is hoog emetogeen?

A

cisplatin, cyclofosfamide, antracyclines

Behandeling
1. metoclopramide of domperidon
2. dexametason of 5ht3 antagonist
3. ondansetron , granisetron
4. olanzapine
5. bij angst: lorazepam of oxazepam

21
Q

Welke antidota bij extravasatie?
Vinka alkaloiden
antracyclines
carboplatine

A

hyaluronidase
Dextrazoxaan: cardioprotectieve werking door afvangen van metaalionen, verhinderd dat ijzer- antracyclines complexen vrije radicalen gaan vormen, die de hartspier beschadigen
carboplatin: lokale koeling

22
Q

Welke behandeling als anti-emetica?

A
  1. Low: 5HT-3 antagonist OF dopamine-antagonist OF dexametason
  2. Moderate (other than carboplatin): dexametason EN 5HT3-antagonist
  3. Carboplatin: 5HT3 + DEX + NK1 antagonist
  4. High risk: 5HT3+DEX+NK1+ evt met olanzapine

ZO nodig medicatie: olanzapine, metoclopramide of lorazepam (allen kan ook bij moderate/severe)
lorazepam is voordat misselijkheid optreedt

Activering van NK1-receptoren door Substantie-P wordt in verband gebracht met vertraagd braken.

23
Q

Hoe ontstaat tumorlyse syndroom? en hoe kan je het voorkomen?

A

Preventie TLS:
1.Hyperhydratie: optimale uitscheiding uraten
2.Remmen uraatsynthese: allopurinol (benzbromaron) of
omzetting urinezuur naar allantoïne met rasburicase

24
Q

Nefrotoxiciteit, door?

A

Nefrotoxiciteit
cisplatine, ifosfamide en high-dose methotrexaat
Preventie:
- Hyperhydratie!
- Urine alkaliniseren (MTX)

25
Q

Welke behandeling bij Hemorrhargische
cystitis
Nierschade
Neutropenie
Bloedarmoede
Beenmergdepressie
Misselijkheid / braken
Allergie

A

MESNA
hyperhydratie
G-CSF’s
bloedtransfusie
antibiotica, antimycotica, antivirale middelen
anti-emetica
Cetirizine (Dexamethason)

26
Q

tumorlyse syndroom

A

Dit is een massale lyse van maligne cellen –> intracellulaire metabolieten kunnen hierbij terecht komen in de extrac. ruimte ( dit kan spontaan optreden of secundair na start medicatie)
Het leidt tot verhoogd urinezuur (door vrijkomen nucleinezuren en dus urinezuurvorming en hyperuricemie), hyperfosfatemie, hyperkaliemie en complicaties door neerslaan van urinezuur en calciumfosfaat in de nieren.
Door hyperuricemie –> uitkristallisatie –> acuut nierfalen –> fatale overvulling.

Preventie door: hyperhydreren (optimale uitscheiding uraten) en 2. remmen praatsynthese door allopurinol of benzbromaron of
rasburicase (zet urinezuur om in allantoine).

27
Q

Welke bijwerking geven alkyleerders? (cyclofosfamide, ifosfamide?)

A

Blaasbloeding
(Hemoragisch cystitis)

28
Q

Welke bw bij platinumverbindingen?

A

nefrotoxiciteit (mn cisplatin)
ototoxiciteit
emetogeen
obstipatie bij oxaliplatin

29
Q

Welke bw bij antimetabolieten?

A

emetogeen, nefrotox, neutropenie,beenmergsupressie, mucositis

30
Q

Bw van topo-isomerase remmers?

A

Emetogeen (irinotecan mn)
Neutropenie
mucositis
diarree

31
Q

Vinca-alkaloiden bijwerking

A

tintelingen, spierkramp, obstipatie, neuropathie (binden aan microtubuli in axon met + - deel), verlies van atonale microtubuli

32
Q

Taxanen bijwerking

A

neutropenie en perifere neuropathie

33
Q

arts wilt herstarten met nivolumab + prednisolon, welke dosering adviseer je? waar ben je bang voor bij hoge dosis prednisolon?

A

 Stel arts zou ook nog prednisolon erbij geven, dan is er wel minder effect van nivolumab. Laag gedoseerd prednisolon (tot 10 mg per dag) zou kunnen. De afkap van 10 mg berust op de onderdrukking van de bijnierschors. Als je meer dan 10mg geeft, onderdruk je wel de bijnierschors.
 Risico op botontkalking (bij langer dan 3 maanden gebruik).
 Bij 10 mg < hoef je niet af te bouwen
 Niet hoger dan 10 mg  resulteert in bijnierschorsdepressie