HC Palliatieve behandeling en PIJN Flashcards

1
Q

Welke fase heeft behandeling kanker?

A

Curatieve fase: behandeling gericht op genezing (voorkomen metastase, groei remmen, minderen metastase)
Palliatieve fase: behoud/verbetering kwaliteit van leven
Terminaal: behandeling gericht op kwaliteit sterven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke symptomen bij palliatieve fase?

A

gewichtsverlies, droge mond, somber, vermoeid, misselijk, angst, hoesten, pijn (70%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke score wordt bij pijn gebruikt?

A

NRS ; 10 is ergste pijn en 2-3: pijn onder controle. De streefwaarde is <4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie pijn

A

pijn is een onplezierige sensorische en emotionele ervaring die gepaard gaat met feitelijke of mogelijke weefselbeschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke fasen palliatieve zorg?

A

Ziektegerichte en symptoomgericht palliatie, palliatie in de stervensfase (zo danig pijn dat het niet te behandelen is met pijnstilling dat pt bewustzijn is, hoge dosis morfine/of sederen. Na sterven is er nazorg voor nabestaanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke fase van pijn?

A

Nociceptie-Pijngewaarwording, pijnbeleving, pijngedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke pijntypen?

A

Nociceptieve pijn (viscerale pijn=pijn door rek organen), somatische pijn=weefselbeschadiging), neuropathische pijn, nociplastische pijn en bij kanker kunnen de eerste 2 als combinatie voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke kenmerken nociceptieve pijn?

A

door weefselbeschadiging, lokaliseerbaar, constant aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Viscerale pijn ?

A

veroorzaakt door druk of rek holle organen, constant of in golven, borend drukkend of krampend en vaak met misselijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stappen na nonius stimulus (koud, hitte of druk of chemisch stof)

A

(omzetting naar elektrisch signaal) transductie,(naar dorsale hoorn of remming signalen hier) transmissie, modulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar kunnen de pijnsignalen heen na de thalamus?

A

naar het limbisch systeem (of naar
de cortex)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn vrije zenuwuiteindes die in je weefsels liggen?

A

nociceptoren (kunnen geprikkeld worden door hitte, kou, mechanische druk of endogene prikkels als histamine, brandykinine, arachidonzuur) + prikkeling door inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

C- vezels

A

langzaam, vage niet goed te lokaliseren zeurende pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

A-Delta vezels

A

langzaam constant aanwezige nociceptieve pijn, wel te lokaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beta vezels

A

sneller dan delta vezels en kunnen deze remmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Neuropathische pijn

A

zenuwbeschadiging, zie je ook andere signalen als tinteling, doofheid, motorische uitval, pijn bij aanraking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke dosering bij paracetamol?

A

chronisch; 3 gram per dag en acuut 4gram/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke pijnmedicatie slaan we over bij kanker?

A

zwakke opioiden (tramadol, codeïne)

19
Q

Waar bevinden zich de opiaatreceptoren?

A

thalamus, hersenstam, ruggenmerg , vooral centraal dus (perifeer ook maar minder specifiek)

20
Q

Op welke receptor grijpen alle opiaten?

A

de mu receptor

21
Q

Welke antagonist?

A

naloxon

22
Q

Waarom kan opioidrotatie doen?

A

ze binden allen op de mu receptor

23
Q

Wat als je teveel naloxon geeft of als patient daarna naar huis gaat?

A

het heeft een korte halfwaardetijd, ze krijgen hernarcotisering als je patient daarna naar huis laat gaan, goed bewaken

24
Q

Welke bijwerkingen geeft de mu receptor?

A

euforie, ademhalingsdepressie (frequentie, diepte ademhaling, lage minuutvolume daarom verhoogt co2, kan coma ontstaan) afhankelijkheid, sedatie, obstipatie, braken

25
Q

Waarom ontstaat geen gewenning of verslaving bij kankerpatiënten als ze morfine gebruiken?

A

Patiënten hebben van zichzelf al endorfines(hebben veel stress en maken zelf dus endorfines en pijn), ze hebben minder erge HIGH en daarna de LOW (dit is minder dan bij mensen zonder kanker en gebruik morfine)

26
Q

Welke bijwerkingen zijn niet klinisch relevant bij oncologie?

A

ademhalingsdepressie (door pijn minder kans, pijn prikkelt ademhaling ), gewenning, verslaving

27
Q

Welke bijwerkingen zijn wel klinisch relevant?

A

Obstipatie (gaat niet over), misselijkheid braken (gaat vaak wel over), hyperalgesie (activatie zenuwstelsel, mensen krijgen juist meer pijn bij gebruik opiaten), sufheid

28
Q

Welke pijnstiller kan accumulatie geven?

A

methadon

29
Q

Welke voordelen / nadelen van morfine?

A

voordelen: veel toedieningsvormen, bij rectaal wel slijmvlies contact nodig, subbutaan (minder misselijk) CAVE oedeem, minder doorbloeding. nadeel: actieve metaboliet renaal geklaard dus bij slechte nierfunctie: intoxicatie (palliatief en dehydratie)

30
Q

Welke pijnstiller kan wel bij slechte nierfunctie? en wat zijn de voordelen van dit middel?

A

Fentanyl; minder obstipatie, minder sufheid, betere therapietrouw. Nadeel: lastig titreren, je moet 24u effect beoordelen, pleister afhankelijk van huiddoorbloeding.

31
Q

Welke voordelen en nadelen voor methadon?

A

bij neuropathisch component;NMDA component, voorschrijven in combinatie met ander opioid, geschikt bij neuropathische pijn, CAVE; grote interindividuele farmacokinetiek t1/2
Doseren:
-bij lage dosering morfine heb je relatief minder methadon extra nodig dan als je hele hoge dosering morfine hebt want bij hele hoge dosering heb je waarschijnlijk al weinig neuropathische pijn component daarom weinig methadon nodig om neuro pijn te tackelen

32
Q

Hydromorfon

A

potenter dan morfine, morfinederivaat, is IV te geven, gunstig bij nierfunctiestoornissen, vergelijkbaar bijwerk. profiel.

33
Q

Buprenorfine

wat als dit met morfine wordt gecombineerd of oxycodone? welke interactiesignaal?

A

Partiele mu agonist, plafond effect , hoge affiniteit kan andere verdringen, minder vaak obstipatie

Mechanisme:
Partiële agonisten/antagonisten gaan het effect van opioïd-agonisten ten dele tegen.
Klinische gevolgen:
Bij toevoeging aan een opioïd-agonist kunnen onthoudingsverschijnselen optreden: onder andere hunkering naar opioïden, rusteloosheid, verhoogde gevoeligheid voor pijn, misselijkheid, krampen, spierpijn, dysforie, slapeloosheid, angst, pupilverwijding, zweten, kippenvel, tachycardie, hypertensie, gapen en koorts

Buprenorfine is een partiele agonist op een mu receptor , hij bindt dan sterker dan oxycodon maar heeft minder effect dan oxycodon en verdringt de plek van oxycodon , je krijgt een plafond effect , dit leidt tot het krijgen van ontwenningsverschijnselen.

Er kan wel evt geswitcht worden van buprenorfine naar oxycodon maar dus niet andersom.

34
Q

wat zijn belangrijke regels bij doseerregime?

A
  1. effect onderhoud beoordelen na 4-5x t1/2
  2. bij onvoldoende effect: stapsgewijs dosering verhogen met 50%
  3. er is geen maximum!
  4. bij afname pijn door behandeling; 25-50% afbouwen per dag
35
Q

Welke type doorbraakpijn?

A

Voorspelbare doorbraakpijn
Onvoorspelbare doorbraakpijn
End of dose pijn

36
Q

Wat zijn rapid onset opiaten? (ROO)

A

Langere t1/2, werkt ongeveer kwartier langer door; oromucosaal, fentanyl buccaal, zuigtablet, sublinguaal en neuspray

37
Q

Wat zijn immediate release middelen?

A

Kortere t1/2, oxycodon tablet, oramorph drank, oxynorm drank

38
Q

Wat is de stap 4 van WHO pijnladder?

A

Parenteraal/invasief ;
1. continu toediening subcutaan of intraveneus (na druk op PCA pomp dan lock out van 6 minuten dat je jezelf niet overdoseert. )
2. epidurale (net voor durale laag toegediend wordt) of spinale katheter(intratecaal), dan meestal bupivacaine (lokaal anestheticum)
spinale analgesie: naald in de liqor (met morfine of bupivacaine dan geen gevoel vanaf punt dat geprikt wordt)
3. Neurodestructie ganglia of in ruggenmerg (fenol of alcohol ganglia legt lam)

39
Q

Welke behandeling bij neuropathische pijn?

A
  1. anti-neuropatica ;pijnmodulatie , afdalende zenuwbanen kunnen beter werken(amitriptyline, nortriptyline (helpt ook bij beter slapen)
    nortriptyline niet avonds geven ivm nachtmerries , anti-epileptica (pregabalin Dikke enkels, gewichttoename), gabapentin(lastig te doseren) , snri als venlafaxine of duloxetine (vaker voor diabetische poli neuropathie)
  2. tramadol (door serotonine heropname remming)
  3. Cortico; dexametason (helpt bij botmetastase)kortdurend
  4. Esketamine (NMDA antagonist)
    (IV) als te hoge dosis dan risk op High worden, hallucinaties
    5; cannabinoiden (bewijs bij jongere mensen, geeft sufheid, waarschijnlijk door minder pijnbeleving) bw; uitlokking psychose, duizeligheid, cardiaal.
40
Q

Gewichtsverlies: oorzaken cachexie en behandeling?

A

algemeen (dyspneu, moe, pijn, depressie), misselijk, diarree, cytokines patient (TNFalfa, IL1 en 6). –>
1. Verhoogd verlies/verbruik nutrienten
2. Verminderde inname of absorptie voedingsstoffen
3. Metabole veranderingen
Deze klachten leiden tot anorexie en cachexie (ontstaan uit de ziekte)

41
Q

Behandeling van cachexie?

A
  1. Behandeling misselijkheid en obstipatie
  2. Progestagenen (megostrol): verbeteren eetlust en zorgt voor aankomen
  3. Glucocortico’s: dexametason: deze zorgen ervoor dat je je beter voelt en niet zo zeer voor gewichtstoename
  4. Metoclopramide/domperidon
  5. Energie en eiwitrijke drinkvoeding
  6. Kunstvoeding:sonde/TPV (uitzonderlijk)
    Bij vertraag- de maagontlediging is metoclopramide het middel van eerste keuze, als er geen sprake is van volledige darmobstructie, aangezien metoclopramide een pro- kinetisch effect heeft. (verbetert darmmotiliteit)
42
Q

Wat is het voordeel van de combinatie NK1 antagonist en 5HT3antagonist?

A

Combinatie van 5HT3-receptorantagonist en NK-1 receptorantagonist: het duurt langer voordat een eerste episode van braken optreedt en het aantal patiënten dat niet misselijk is en niet braakt neemt toe. NK-1 receptorantagonisten versterken de anti-emetische werking van 5HT3-antagonisten.

43
Q

Referred pain

A

Komt voor bij viscerale pijn.
Mensen met hartaanval hebben pijn bij hals en linkerschouder (zenuwen van hart schakelen op hetzelfde niveau als zenuwen van hals en linkerarm en daarom registreert pijn alsof het uit de arm komt.