HC 7 | Welbevinden gedurende de levensloop Flashcards

1
Q

Stage- of groeimodellen

A

Modellen met duidelijke en herkenbare fases (zoals Erikson & Piaget)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Generativiteit

A

De verantwoordelijkheid van iedere generatie volwassenen om de volgende generatie te verzorgen en te begeleiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ego-integriteit

A

Het aanvaarden en integreren van je eigen verleden, heden en toekomst. Alle aspecten van jezelf moet je integreren tot een geheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lifespan modellen

A

Het leven is een continu proces van aanpassing, afhankelijk van gebeurtenissen in het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Life-course modellen

A

Iedere levensfase heeft zijn eigen specifieke sociale rollen. We hebben de opvatting dat bij bepaalde leeftijdsfasen bepaalde rollen en gebeurtenissen horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontwikkelingstaaktheorie

A

Een individu gaat van de ene naar de andere fase door het oplossen van een probleem. De processen die we gebruiken om een gevoel van welbevinden te creëeren kunnen ook verschillen over de levensfasen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Volkswijsheid

A

De kinderjaren zijn zorgeloze en gelukkige jaren en de tienerjaren zitten vol zelftwijfel en miserie en ouderen zijn ziek, eenzaam en miserabel. We worden dus niet gelukkiger met de leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Positive youth development (5/6)

A

Vroeger: adolescentie een fase van storm en stress.
Nu: proces van vijf C’s bevordert (Lerner):
1. Competentie > academisch, sociaal, werk
2. Confidentie > zelfvertrouwen, skills, sport
3. Connectie > relaties met je ouders, vrienden, peers
4. Karakter > moraal kompas, spiritualiteit
5. Compassie/caring > andere helpen
(6. Contributie > de moeite die je steekt in het betrokken raken bij het helpen van anderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dual-process model (Brandstätter)
Normatieve levensgebeurtenissen

A

Leeftijdsbepalend: gelijk voor mensen in specifieke leeftijdsgroep (en cultuur).

Aanpassing > Assimilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dual-process model (Brandstätter)
Assimilatie

A

Geen grote aanpassingen nodig in doelen, assumpties of identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dual-process model (Brandstätter)
Niet-normatieve levensgebeurtenissen

A

Ongebruikelijk gebeurtenissen die grote impact hebben

Aanpassing > Accomodatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dual-process model (Brandstätter)
Accomodatie

A

Vereist dat we doelen, assumpties of identiteit veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Activitiet-passiviteit kwestie

A

Worden mensen passief gevormd door krachten die buiten hun eigen controle liggen of spelen mensen zich een actieve rol in hun ontwikkeling?

Moderne ontwikkelingspyschologen: levensloonontwikkeling is contextueel, maag geloven dat mensen actief hun omgeving vormgeven, controleren en richting geven > interactie tussen actief en passief.

Positieve psychologen: ontwikkeling is een continu proces van anticiperen op de toekomst, het inschatten en herwaarderen van doelen, aanpassen aan de huidige realiteit en verwachtingen reguleren om een goed gevoel van welbevinden te behouden in het licht van veranderende omstandigheden > dynamisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Individuele verschillen in levensloonontwikkeling van welbevinden | Ryff’s dimensisch van volwassenheid

A

Persoonlijke groei vs environmental masters (controle omgeving)

  1. Depleted (laag laag) = diffuse identiteit, ze raken verstrik in negatief affect.
  2. Consevers (laag hoog) = comfortabel met identiek, dampen positieve emoties
  3. Seekers (hoog laag) = accepteren conventionele definities van wie ze moeten zijn NIET, vertrekken emoties om ze dieper te ervaren
  4. Achievers (hoog hoog) = meest geïntegreerde identiteit, maximizers of positive emotions
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Individuele verschillen in levensloonontwikkeling van welbevinden | Emotionele ontwikkeling bij volwassenen

A

Twee affectregulatie strategiën
1. Affect optimalisatie = de neiging om positieve emoties te maximaliseren en negatieve emoties te minimaliseren > optimaal balans van effect
2. Affect complexiteit = positieve en negatieve emoties in cognitief-emotioneel schema’s schikken, die flexibel en geïntegreerd zijn. Complexiteit is hoog als je er twee tegenstrijdige dingen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verschillende emotieregulatiestijlen (4)

A
  1. Zelf beschermend = positieve emoties en lage emotionele complexiteit
  2. Geïntegreerd = veel positieve emoties en hoge emotionele complexiteit
  3. Complex = gemiddelde positieve emoties en hoge emotionele complexiteit
  4. Gedereguleerd = weinig positieve emoties en lage emotionele complexiteit (maladapaief)
17
Q

Leeftijdverschillen affectieve complexiteit

A
  • Geïntegreerde groep: middelbare en oudere leeftijd
  • Gedereguleerde groep: jongere leeftijd en minder op latere leeftijd
  • Zelf beschermende groep: vaak in jonge en middelbare leeftijd, maar nog meer op latere leetijd
  • Complexe groep: neemt af tussen middelbare en oudere leeftijd
18
Q

Veerkracht

A

Een brede range aan vaardigheden voor constructieve en positieve aanpassingen aan risico, tegenslag of andere belangrijke negatieve gebeurtenissen = succesvol omgaan met tegenslagen.

19
Q

Benefit finding

A

Veel voorkomende, maar mogelijk tijdelijke aanpassing aan tegenslag > is een positieve aanpassing maar niet langdurig

20
Q

Post-traumatische groei

A

Significate verandering in levensdoelen, gevoel van identiteit en levensverhaal > je hebt iets heftigs meegemaakt waardoor je blijvend veranderd bent.

21
Q

Kenmerken binnen een kind die veerkracht bepalen (6)

A
  1. Emotioneel loskomen van een problematische ouder en een zorgzame surrogaatouder vinden
  2. Goede sociale en communicatieve vaardigheden en ten minste één goede vriend hebben
  3. Het hebben van een creatieve uitlaatklep, activiteiten of hobby’s waarop ze zich kunnen richten
  4. Optimistische, inter focus van console, positief zelfconcept
  5. Religieuze overtuigingen die betekenis kunnen geven
  6. Het ontwikkelen van een copingsstijl dat autonomie combineert met de mogelijkheid om hulp te vragen wanneer het nodig is.
22
Q

Hardiness

A

(kenmerk om volwassen veerkrachtig te worden en post-traumatische groei te stimuleren)

Combinatie van brede persoonlijkheidstrekken die ons in staat stellen om fysieke en psychologische stress te weerstaan zonder fysieke ziekten te ontwikkelen. Dit is een combinatie van drie attitudes:
1. Commitment
2. Controle
3. Uitdaging

23
Q

Sense of coherence model (Antonovsky)

A

Unieke set van persoonlijkheidstrekken die een levensoriëntatie creëeren die mensen in staat stelt om levensstressoren op een positieve en adaptieve manier te interpreteren