HC 10 | Succesful aging Flashcards

1
Q

Multimorbiditeit

A

Twee of meer chronische ziekten hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welzijn paradox

A

Hoewel we verwachten dat het welzijn afneemt naarmate men ouder wordt (door de uitdagingen), heeft het in feitje juist toe (met een dip in 50-53 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Usual aging

A

Normale leeftijdsgerelateerde achteruitgang in fysiek, sociaal en cognitief functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Succesful aging

A

Het functionele verlies is minimaal:
1. Er is een afwezigheid van ziekten en risicofactoren door ziekte
2. Er is behoud van fysiek en cognitief functioneren
3. Er is een actieve betrokkenheid met het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Psychosociale modellen (3 criteria)

A

Hierbij wordt gekken of je aan de drie criteria voldoet om te spreken van succesvol ouder worden, het is geen proces maar een uitkomst:
1. Levenstevredenheid
2. Sociaal functioneren
3. Psychologische bronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leken perspectief

A

Wat vinden mensen zelf van succesvol ouder worden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Active Ageing Index (AAI)

A

Meet het onbenutte potentieel van ouderen voor citeer en gezond ouder worden in alle landen op basis van:
1. Employment
2. Participatie in de maatschappij
3. Onafhankelijkheid, gezondheid en veilig leven
4. Capaciteiten en omgeving voor actief ouder worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Veerkracht

A

Een breed scala aan vaardigheden voor constructie en positieve aanpassing aan risico’s, tegenslagen of negatieve gebeurtenissen. Hierbij gaat het ook om individuele, sociale en ecologische hulpbronnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Proces-georiënteerde model van succesvol ouder worden

A

Gericht op het proces, waarbij het gaat over een maximalisatie van winst en een minimalisatie van verlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

SOC (Baltes & Baltes)

A

Je hebt bepaalde basiscondities. Ouderen kunnen drie processen gebruiken:
1. Selectie
2. Optimalisatie
3. Compensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

SOC
1. Selectie

A

Directionaliteit van ontwikkeling, selectie van contexten, resultaten en doelen.

  • Electieve selectie = zelf-geïntegreerde selectie, het wordt door de persoon zelf als wenselijk beschouwd.
  • Verlies-gebasserde selectie = een reactie op verliezen en limitaties, het is verplicht dus niet vrijwillig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

SOC
2. Optimisatie

A

Je behaalt een gewenste uitkomst en je bereikt een hoger niveau van functioneren.

Het gaat hier om het gebruik van kansen, investeren van tijd en moeite en doelgerichte oefeningen doen, je aandacht toewijzen aan iets specifieks, het verkrijgen van nieuwe vaardigheden en bronnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

SOC
3. Compensatie

A

Het activeren of verkrijgen van nieuwe vervanger om verlies of achteruitgang tegen te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Socio-emotionele selectiviteitstheorie (SST) (Carstenen)

A

Motivationele prioriteiten veranderen tijdens het leven, door verandering in de toekomstige tijdshorizon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly