Hc 7 Flashcards

1
Q

Opvoed schijf

A

Regel een redelijke grenzen.

Structuur en regelmaat.

Plezier een positieve aandacht.

Stimulering van ontwikkeling.

Zorg en bescherming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vaardigheden van ouders om een veilige gehechtheid tot stand brengen.

A

Sensitiviteit.
Afstemmen.
Beschikbaarheid.
Voorspelbaarheid.
Mentaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sensitiviteit

A

Het vermogen van ouders om de stemming en behoefte van hun kind aan te voelen door intensief en met aandacht met het kind om gaan leren ouders hun kind goed kennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Afstemmen

A

Handelen van de ouders afstemmen op het kind.

Ouders passen zich aan aan het kind en het kind zal met een emotionele radar ook proberen af te stemmen op de ouder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschikbaarheid

A

Tijd van ouders om met aandacht aanwezig te zijn bij hun kind.

Voorwaarde voor het opbouwen van den band tussen ouder en kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voorspelbaarheid

A

Doorgaans op dezelfde manier reageren op de signalen van het kind.

Kind weet hierdoor waar hij of zij aan toe is.

Kind ontwikkelt vertrouwen in de ouder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mentaliseren

A

Praten met het kind over wat er gebeurd of gaat gebeuren of wat ouder of het kind beleeft of voelt.

Kind leert de wereld om hen heen begrijpen en emoties te verwoorden.

Kind leert emoties te reguleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De gevolgen wanneer er sprake is van een verstoorde gehechtheid relatie

A

Kind heeft moeite om anderen te vertrouwen en hebben minder vertrouwen in zichzelf.

Kind heeft het gevoel er alleen voor te staan en voelt zich eenzaam.

Minder drang tot exploratie.

Onvoldoende in staat om eigen emoties te reguleren.

Mogelijk laag zelfbeeld.

Moeite met het interpreteren en overzien van relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Window of tolerance

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Structureel perspectief

A

Doelstelling: gezinsstructuur bewerken. Aanzetten om nieuwe patronen uitproberen.

Middel: invoegen en gesprekstechnieken.

Functie hulpverlener: herstructureren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Interactief perspectief

A

Doelstelling: beïnvloeden en waarneembaar gedragEn disfunctionele gedachten cognities over zichzelf en de omgeving.

Middel: gesprekstechnieken, opdrachten, oefeningen.

Functie hulpverlener: Directief aansturen op verandering in interacties en cognities.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Narratief perspectief

A

Doelstelling: reconstrueren van eigen levensverhaal, betekenis geven en perspectief maken.

Middel: gesprek-en interviewstechnieken.

Functie hulpverlener: voorwaarden scheppen, mee construeren en betekenis geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gezinsontwikkelingsperspectief

A

Doelstelling: balans tussen verticale loyaliteiten in horizontale loyaliteiten. Middel: gesprek-en interviewstechnieken. Functie hulpverlener: ontdekkend, inzichtgevend, met individu of gezinsleden samen belans versterken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Oplossingsgericht perspectief

A

Doelstelling: steun bronnenOntdekken en inzetten

middel: gesprek-en interviewtechnieken, aansluiten.

Functie hulpverlener: samen met gezinnen exploreren en versterken van de oplossing strategieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly