ch 3 Operante technieken en mediatietheraie bij ouders en leerkrachten Flashcards

1
Q

3 principes operante leermodel

A
  1. alle gedrag is voorspelbaar
  2. instrumenteel gedrag kan worden bestudeerd door situaties zodanig in te richten en te veranderen
  3. in de klinische praktijk is er altijd sprake van een wisselwerking tussen het probleemkind en zijn directe omgeving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

modifying behavoir

A

term bedacht door Thorndike 1911.
idee om aangepaste gedragingen via bekrachtiging te laten toenemen en onaangepaste gedragingen via straf maatregelingen te laten afnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

shaping/ succesieve approximatie van doelgedrag.

A

bedacht door Skinner:
shaping is een techniek om geleidelijk nieuw gedrag aan te leren. Systematisch wordt het gedrag bekrachtigd dat het doelgedrag benaderd (approximatie). tegelijkertijd wordt het afwijkende gedrag genegeerd.

selective mi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klassieke leerparadigma

A

gedrag wordt ontlokt door antecedente stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

operate leerparadigma/ operant gedrag/ intrumenteel gedrag

A

gedrag heeft invloed op de consequenties van het gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gedragsanalyse voorafgaand aan operante technieken

A

obv observaties, analysen en interpretaties van gedragspatronen gaan vooraf aan het inzetten van ooperante technieken op het doelgedrag.

ABC schema:
a= beoogde gedrag voor (antecendenten).
b= hoe manifiteerd het gedrag zich?(behaviors)
c= wat volgt er op het gedrag (consequenties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gedragsmodificatie

A

gedrag aanpassen door de omgeving te veranderen. denk aan een stimulscontroletechniek waarbij een kind met ADHD in een stimuls arme omgeving werkt en daardoor niet wordt afgeleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Chaining

A

het gedrag wirdt opgesplitst in kleine stukjes en = gedragsschakels. het einddoel is het vertonen van het doelgedrag. Bij chaining wordt begonnnen met het uitvoeren van de laatste gedragsschakel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de bekrachtiging (reinforcement)

A

positief gedrag (gedrag met prettige conseuqenties) wordt beloond. middels bijvoorbeeld complimenten op het RESULTAAT!!! geen persoonsgerichte complimenten geven want dit kan faalangst tot gevolg hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fixed mindset

A

prijzen persoonskenmerken zoals intelligentie of een eigenschap die je al heb.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

growth mindset

A

prijzen proces/ gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

negatieve bekrachtiging

A

is een aangename consequentie als een taak wordt weggenomen. Bijvoorbeeld je hoeft die avond niet af te wassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

extrinsieke bekrachtiging (materialistische bekrachtigers)

A

voorbeeld het puntensysteem of de token economy procedure:
- duidelijk uitleggen wat het inhoud, hoe een kind punten kan verdienen.
- toegekende punten (secundaire bekrachtigers) worden ingeruild voor materiële bekrachtigers.
- voor het jonge kind tastbare punten (fiches)
- voor het oudere kind tokens/checkmarks.
- dagelijksinwisselen van punten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

differentiele bekrachtiging:

A

middels chaping, chaining, bekrachtigen van onverenigbaargedrag en discriminatie leren onderscheiden welk gedrag wel/niet bekrachtigd moet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bekrachtiging onverenigbaar gedrag

A

bekrachtigen van gedrag dat niet gelijktijdig met het probleemgedrag kan optreden. Deze methode is niet handig bij kinderen die zichzelf verwonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

discriminatieleren

A

sommig gedrag mag in een situatie wel voorkomen en in de andere situatie niet. Het gedrag bekrachtig je als het wel mag voorkomen. Je negeert het gedrag in een andere situatie. In de andere situatie bekrachtig je het gedrag dat wel gestimuleerd moet worden.

17
Q

positieve straf

A

Is iets negatiefs laten toenemen. dus een extra huishoudelijke taak met als doel negatief gedrag te laten afnemen.

18
Q

uitdoven/negeren

A

de uitdovingstechniek doet de frequentie van ongewenst gedrag afnemen door het achterwege laten van bekrachtiging.

19
Q

overcorrectie

A

opvoeders kunnen ongewenst gedrag ook verzwakken door van het kind onmiddellijk gewenst gedrag te verlangen op het moment dat het ongewenste gedrag zich voordoet.

20
Q

response cost

A

RC is ed techniek om ongewenst gedrag te verzwakken door het kind als vorm van straf beloningen of privileges te onthouden. Deze techniek wordt ook wel boete genoemd.

21
Q

time-out afzondering

A

de meest aversieve vorm van straf wordt Time Out genoemd. Deze techniek wordt alleen ingezet als er min of meer sprake is van een positieve opvoedrelatie. De techniek moet voorafgaand goed uitgelegd worden aan het kind. De effectiviteit schuilt in het bekrachtigingsprincipe.

22
Q

Contingency contracting

A

CC is een gedragsmanagementtechniek waarin via onderhandeling contractuele afspraken tussen opvoeder en kind kunnen worden vastgelegd. Wordt ingezet bij oudere kinderen/adolescenten. in het contract staan:

  • gespecificeerde doelen.
  • bereidheid van beide kanten voor compromissen.
  • positief reageren op gewenst gedrag.
  • genuanceerd feedback geven wanneer het doel niet meteen is behaald.
23
Q

het mediatiemodel

A

het inschakelen van opvoeders bij de gedragstherapeutische behandeling van kinderen.

24
Q

primaire preventie

A

universele preventieprogramma’s : nog geen sprake van ernstige problematiek.

25
Q

secundaire preventie

A

selectieve preventieprogramma’s: gericht op de kinderen die al ernsige risico’s lopen.

26
Q

tertiare preventies

A

geïndiceerde preventieprogramma’s: er is al sprake van ernstige problematiek.

27
Q

Schoolwide positive behavoir support

A

schoolbrede aanpak waarbij vanuit gedeelde waarden en concrete gedragsverwachtingen voor de kinderen worden geformuleerd.