HC 3 - Boek HS 6/7 Flashcards
3 types replicatieonderzoek
- exacte replicatie
> niet echt gewardeerd
> wel nodig tegen type 1 fouten (false alarms)
- conceptuele replicatie
> nieuwe setting, methode, populatie
> generaliseerbaar?
- replicatie en extensie
> repliceer en voeg nieuwe vraagstelling toe
wat is het effect van (on)succesvol exact/conceptuele replicatie?
succesvol exact: supports principle
succesvol conceptueel: supports and extends the principle
onsuccesvol exact: damages the principle
onsuccesvol conceptueel: limits the principle
6 redenen voor replicatieonderzoek
- belangrijke hypothesen
- onverwachte bevindingen
- alternatieve verklaringen
- “verdachte” studies
- generaliseerbaarheid
- boundary conditions
wat is een truth test?
- 2 aspecten
truth test: perceptie van de validiteit van een onderzoek
aspecten:
- kwaliteit van het onderzoek
- komt het overeen met bestaande kennis, ervaring etc?
wat is een utility test?
- 2 aspecten
utility test: perceptie van bruikbaarheid
aspecten:
- “action orientation” - richt het onderzoek zich op haalbare veranderingen?
- uitdaging van de status quo - achtervragen van bestaande methoden/kennis
3 factoren die de perceptie van bruikbaarheid bepalen
- onafhankelijke variabelen en afhankelijke variabelen
> policy variabelen
> estimator variabelen
> responsvariabelen
- research population
> representatief?
- research setting
> komt het setting van het onderzoek overeen met het setting van praktische toepassing?
verschil
policy vs estimator variabelen
policy: kunnen (deels) worden gecontroleerd en gemanipuleerd
estimator: geen controle over, zijn wel van invloed
hoezo zijn estimator variabelen belangrijk?
ze kunnen gebruikt worden om te verklaren hoe policy variabelen van invloed zijn
> door hun te monitoren wordt het effect van manipulatie duidelijker
3 vormen betrouwbaarheid
- consistent over tijd
> test-retest
- consistent over vorm
> alternate forms
> interrater - cohens kappa
- consistent over items
> split half
> inter item - cronbachs alpha
3 aandachtspunten bij cronbachs alpha
(limitations)
cronbachs alpha:
- hoge alpha betekent niet dat schaal unidimensioneel is (hiervoor gebruik je factoranalyse)
- schalen met redundante items produceren kunstmatig een hoge alpha
- bij korte schalen met moderate alphas - ook gebruik maken van anderen betrouwbaarheidstesten
5 kenmerken validiteit
validiteit:
- afgeleid, kun je niet meten
- gradueel, dus niet of ja of nee
- specifiek voor een doel
- er zijn verschillende vormen
- gaat niet over de meting zelf, maar over de gevolgtrekking uit deze meting
“validity is an unitary construct”
> wat betekent dat? vroeger vs nu
vroeger: verschillende soorten validiteit zelfstaande constructen
nu: validiteit is één construct met meerdere categorieen evidentie voor of tegen
validiteit: 4 categorieen
- generaliseerbaarheid
> over tijd, settings, populaties
- inhoudsvaliditeit (content)
> inhoud relevant en representatief
- structurele validiteit
> structurele overeenkomst met het theoretisch construct
- externe validiteit
> overeenkomst met externe criteria
wat is het verschil tussen convergente en discriminante validitet?
hoe bepaal je wat?
convergent: meet je het hele construct wat je wil meten?
> bepalen door generaliseerbaarheid, inhoudsvaliditeit, structurele validiteit ein externe validiteit
discriminant: met je andere constructen (die je eigenlijk niet wil meten)?
> vaak bepaalt door multitrait multimethod matrix
(MTMMM)
hoe werkt een multitrait multimethod matrix?
MTMMM: berekenen correlaties tussen
- verschillende constructen die theoretisch niet met elkaar samenhangen
waarbij
- voor elk construct een aantal methoden gebruikt worden (meestal is het aantal methoden gelijk aan het aantal constructen)
> het doel zijn LAGE correlaties tussen verschillende constructen gemeten met dezelfde methode
en
> HOGE correlaties tussen de metingen van een construct met verschillende methoden