HC 1 - Boek HS 1/2 Flashcards

1
Q

waarom wetenschap?

A

om gefundeerde uitspraken over menselijk gedrag te kunnen maken

ipv meningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de 4 doelen van wetenschap?

A
  1. beschrijven
  2. begrijpen
  3. voorspellen
  4. controleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitleg 4 doelen van wetenschap:

3 elementen van “beschrijven”

A
  1. definieer het fenomeen
  2. differentieer tussen fenomenen
  3. beschrijf de relatie tussen fenomenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitleg 4 doelen van wetenschap:

begrijpen

A

> bepalen waarom iets gebeurt

> begint vaak met hypothese

> causaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 bedingingen voor causaliteit

> wie heeft deze voor het eerst opgesteld?

A
  1. covariatie
  2. toepasselijke tijdsvolgorde
  3. geen alternatieve verklaring

> eerstmals opgesteld van John Stuart Mill (1806-1873)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uitleg 4 doelen van wetenschap:

2 manieren van voorspellen

A
  1. toegepast, bv. voorspel succes (sollicitant, student etc)
  2. onderzoek, bv. hypothese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uitleg 4 doelen van wetenschap:

controleren:

> 2 vragen

A
  1. kun je gedrag controleren?
  2. mag/wil je gedrag controleren?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

4 waarden van wetenschap

A
  1. empirisch
  2. sceptisch
  3. voorlopig
  4. openbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uitleg 4 waarden van wetenschap

> empirisch

A

empirisch:

> gebaseerd op feiten

> niet gebaseerd op ideologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

uitleg 4 waarden van wetenschap

> sceptisch

A

sceptisch

> bevraag bestaande kennis

> neem niets voor waar aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitleg 4 waarden van wetenschap

> voorlopig

A

voorlopig:

> alle kennis verandert

> wat is “waar”?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

uitleg 4 waarden van wetenschap

> openbaar

A

openbaar:

> uitkomsten van onderzoek

> methoden van onderzoek; iedereen moet het onderzoek kunnen repliceren!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is logisch positivisme?

5 kenmerken

A

wetenschappelijke houding:

  1. persoonlijke geloof en waarden moeten geen effect hebben op wetenschap
  2. kennis vergaderen om meer te weten
  3. kennis verwerven die op alle mensen toepasbaar is
  4. wetenschap moet een gecontroleerd proces zijn
  5. er is maar een correcte interpretatie van data
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is humanisme?

5 kenmerken

A

wetenschappelijke houding: humanisme

  1. persoonlijke geloof en waarden beinvloeden wetenschap
  2. kennis verwerven die toegepast kan worden
  3. het doel van wetenschap is om mensen te helpen
  4. wetenschap moet naturalistisch zijn
  5. er zijn verschillende juiste interpretaties van data
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

definitie van een theorie

A

theorie:

verzameling uitspraken over relaties tussen variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

onderdelen van een theorie:

4 elementen

A

onderdelen van een theorie:

  1. aannames
  2. hypothetische constructen
  3. definities
  4. proposities (stellingen)
17
Q

2 kenmerken van aannames

A

aannames:

  1. vaak impliciet
  2. vaak paradigmatisch
    paradigmatisch: bv binnen psychoanalyse ga je ervan uit dat het über-ich, het ich, en het es bestaan
18
Q

2 kenmerken van hypothetische constructen

A

hypothetische constructen:

  1. niet direct observerbaar
  2. abstract bv angst, agressie
19
Q

2 soorten definities

A

definities:

  1. narratief: zoals in het woordenboek
  2. operationeel: concreet maken
20
Q

2 kenmerken proposities

A

proposities:

  1. beschrijven abstracte relaties
  2. worden niet direkt getoetst

> wat toets je dan? -> hypothesen omtrent operationele definities

21
Q

2 kenmerken van een theorie

A

theorie:

  1. scope - in wel bereik is de theorie toepasbaar?
  2. specificiteit - hoe precise is de theorie?

> deze twee sluiten elkaar uit, een theorie met een hoge preciese kan je niet op een breede bereik toepassen, en andersom

22
Q

3 doelen van een theorie

A

doelen van een theorie:

  1. organiseren van kennis
  2. vergroten van kennis
  3. sturen van gedrag/oplossingen
23
Q

4 essentiele criteria van een theorie

A

essentiele criteria van een theorie:

  1. logisch consistent
  2. falsifieerbaar
  3. in overeenstemming met data
  4. clear (ondubbelzinnig)
24
Q

4 niet essentiele criteria van een theorie

( die wel een goede theorie uitmaken)

A

niet essentiele criteria van een theorie:

  1. parsimonious (zuinig)
  2. consistent met anderen theorien
  3. bruikbaar
  4. vruchtbaar
25
Q

2 soorten onderzoek

A
  1. theoretisch - literatuur (bv meta analyse)
  2. empirisch - data verzamelen
26
Q

4 criteria van een empirisch onderzoek

A

criteria van empirisch onderzoek:

  1. construct validiteit

> meet je wat je wilt meten

  1. interne validiteit

> hoe dwingend is conclusie?

  1. statistische validiteit

> deugt de toets?

  1. externe validiteit

> zijn de uitkomsten generaliseerbaar?

27
Q

2 eigenschappen van experimenteel onderzoek

A

experimenteel onderzoek:

  1. controle, causaliteit
  2. kunstmatig
28
Q

2 eigenschappen case study

A

case study

  1. naturalisme, in depth
  2. geen controle, geen causaliteit
29
Q

4 eigenschappen van correlationeel onderzoek

A

correlationeel onderzoek

  1. observatie van veel cases
  2. geen manipulatie
  3. covariatie - kan theorie ontkrachten
  4. geen causaliteit
30
Q

wat is actuarial prediction?

A

actuarial prediciton?

> het voorspellen mbv een regressielijn