H9.3 Flashcards

1
Q

hoelang is de ureter gemiddeld?

A

30 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoeveel ml kan de blaas hendelen?

A

500-700 ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

is de linker of rechter vena renalis korter?

A

de rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar in het lichaam wordt het lymfe opgenomen in het bloed?

A

linker vena subclavia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

cyste

A

blaas gevuld met vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar wordt de nier tijdens een niertransplantatie geplaatst?

A

op de bekken en maakt verbinding met de iliaca interna en externa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar zorgt de driehoek in de blaas voor die gevormd wordt door de ostia uretheris en urethra?

A
  1. stabiliteit van de blaas
  2. dat urine niet terug in de urether stroomt als de blaas vol loopt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly