H10.2 Flashcards

1
Q

wat zorgt ervoor dat de steekproef representatief is?

A

random selectie van de populatie, dus bijv iedere diabetes patiënt moet evenveel kans hebben om deel te nemen aan het onderzoek
dan wordt er niet gekeken naar andere factoren of criteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe ontstaat er een sytematische fout of bias? wat is het gevolg hiervan?

A

als de steekproef niet representatief is of bijv als artsen om andere manieren handelen bij een onderzoek

resultaten zullen niet hetzelfde zijn als in de echte populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de noodzakelijke beperkingen van het onderzoek?

A
  • deelname op vrijwillige basis
  • studie moet ethisch verantwoord zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat houdt randomisatie in? waarom is dit belangrijk voor het onderzoek?

A

deelnemers moeten random in een van de 2 groepen geplaatst worden

dit is belangrijk want dan is het enige verschil tussen de twee groepen de factor die wordt onderzocht. Andere factoren zijn dan in evenwicht -> enige manier voor valide onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer moet er in het onderzoek gecorrigeerd worden? gebeurt dit bij een studie met randomisationele of observationele studie en waarom?

A

factoren die invloed hebben op de uitkomstmaat -> verstorende factoren

observationele studie, want hier is er geen gebruik gemaakt van randomisatie en zijn de overige factoren niet in evenwicht bij beide groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat houdt steekproefvariatie in? van welke 2 factoren is de grootte van de steekproefvariatie afhankelijk?

A

toevallige fout welke onvermijdelijk is

afhankelijk van:
- spreiding van de metingen
- steekproefgrootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat wordt bedoeld met de spreiding van de metingen?

A

hoe ver de gemiddeldes van de deelnemers uit elkaar liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat houdt de puntschatting bij een steekproef in?

A

de gemiddelde waarde die eruit is komen rollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe kunnen de resultaten van de steekproef toch nuttig zijn voor de gehele populatie?

A

door wiskundig te bepalen wat de gemiddeldes in de populatie kunnen zijn en dus in alle andere mogelijke steekproeven van dezelfde grootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de maat van betrouwbaarheid?

A

standaardfout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke aannames kunnen gedaan worden na het schatten van uitkomsten in andere steekproeven?

A
  • gemiddelde populatie is gelijk aan gemiddelde in deze steekproef
  • spreiding van uitkomsten populatie is gelijk aan spreiding in steekproef
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat houdt een BI (betrouwbaarheidsinterval) van 95% in?

A

als we het onderzoek oneindig vaak doen, zal er in 95% van de gevallen het echte ware populatiegemiddelde liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat houdt een betrouwbaarheidsinterval in?

A

de gemiddeldes die er uit zal rollen als er onderzoek gedaan zou worden in de hele populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

van welke 2 factoren is de breedte van de betrouwbaarheidsinterval afhankelijk?

A
  • grootte van betrouwbaarheid: hoe betrouwbaar wil je het hebben? (68%, 95%, 99%)
  • grootte steekproef
    als steekproef 4x zo groot <-> BI 2x zo smal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat voor effect heeft een correctie van verstorende factoren op de BI?

A

BI wordt smaller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly