H8 Flashcards

8.1, 8.2, 8.3

1
Q

Wat leidde tot onvrede over het politieke systeem in de Nederlandse Republiek in de 18e eeuw?

A

Verlichte ideeën over vrijheid en gelijkheid, concentratie van belangrijke bestuursfuncties in handen van een kleine groep regentenfamilies, en het koninklijke gedrag van stadhouder Willem V.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat was de rol van patriotten in de steden?

A

De patriotten kregen steeds meer aanhang en organiseerden gewapende vrijkorpsen om stadsbesturen tot aftreden te dwingen en nieuwe verkiezingen te organiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat waren de economische gevolgen van de Gouden Eeuw voor de Nederlandse Republiek in de 18e eeuw?

A

De economische voorspoed nam af, er was een dramatische nederlaag in de Vierde Nederlands-Engelse zeeoorlog, en de Republiek moest koloniale gebieden afstaan aan de Britten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie was Joan Derk van der Capellen tot den Pol en wat deed hij?

A

Hij was een patriot die een pamflet schreef om de onvrede onder burgers over het bestuur te verwoorden en de betrokkenheid van burgers bij bestuurlijke veranderingen aan te moedigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurde er met prinses Wilhelmina en wat was de uitkomst?

A

Ze werd gevangen genomen door patriotten, maar haar broer, de koning van Pruisen, kwam haar te hulp, wat leidde tot de verdrijving van patriotten uit de steden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe beïnvloedde de Franse Revolutie de patriotten in de Nederlandse Republiek?

A

De Franse Revolutie inspireerde patriotten, die zich aansloten bij het Franse revolutionaire leger, en samen namen zij de macht over van Willem V.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat veranderde er met de naam van de Republiek na de machtsovername door de patriotten?

A

De Republiek werd omgedoopt tot de Bataafse Republiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat was het cultuurstelsel in Nederlands-Indië?

A

Het cultuurstelsel verplichtte boeren om 20% van hun grond te gebruiken voor producten die tegen een lage prijs aan de Nederlanders verkocht moesten worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat waren de gevolgen van Napoleons overheersing voor de Bataafse Republiek?

A

De Bataafse Republiek moest geld aan Frankrijk betalen, Franse soldaten werden gelegerd, en het patriottenbestuur werd beëindigd in 1806

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat was de uitkomst van het Congres van Wenen in 1815?

A

De restauratie van het politieke evenwicht in Europa en de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden met Willem I als koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat was het effect van de industriële revolutie op het platteland van Engeland en Schotland?

A

Grootschalige landbouw leidde tot meer voedselproductie, maar ook tot financiële problemen voor boeren, waardoor zij naar de steden trokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat waren de gevolgen van de industriële revolutie voor de productie?

A

Grootschalige fabrieksproductie maakte arbeidsextensieef, waardoor fabrieksproducten goedkoop werden en huisnijverheid werd weggeconcurreerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe begon de industriële revolutie in Groot-Brittannië?

A

Het begon in de textielindustrie met uitvindingen die het productieproces versnelden, zoals de schietspoel en stoomkracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was de rol van grondstoffen en afzetmarkten in het industrieel kapitalisme?

A

Ondernemers zochten voortdurend naar meer grondstoffen en nieuwe afzetmarkten, wat leidde tot een grotere afhankelijkheid van koloniën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat leidde tot de oprichting van het modern imperialisme in de 19e eeuw?

A

De behoefte aan grondstoffen en afzetmarkten leidde tot de snelle kolonisatie van Afrika en de conferentie van Berlijn in 1885.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verschilde het negentiende-eeuwse modern imperialisme van eerder kolonialisme?

A

Het modern imperialisme omvatte het veroveren van grote gebieden en het opleggen van Europese wetten en regels aan inheemse bewoners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat ontdekte men in Nederlands-Indië dat leidde tot veranderingen in de economie?

A

De ontdekking van aardolie en de geschiktheid van rubberbomen zorgden ervoor dat Nederlands-Indië steeds meer een leverancier van industriële grondstoffen werd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke kritiek was er op het cultuurstelsel?

A

Eduard Douwes Dekker (Multatuli) beschreef in “Max Havelaar” de uitplundering van de inheemse mensen en veroorzaakte groeiende kritiek op het systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat veranderde er in 1870 voor de economie van Nederlands-Indië?

A

De invoering van wetten die particuliere ondernemers toestonden om bedrijven te beginnen, leidde tot het einde van het cultuurstelsel en de oprichting van grote plantages.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat waren de gevolgen van de snelle industrialisatie in Nederland in de negentiende eeuw?

A

Woningen werden haastig gebouwd met weinig aandacht voor comfort, hygiëne en bewegingsruimte, wat leidde tot slechte levensomstandigheden voor arbeidersgezinnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat waren enkele sociale problemen die voortkwamen uit de slechte levensomstandigheden van arbeiders?

A

Alcoholisme, prostitutie, huiselijk geweld, en een laag percentage schoolgaande kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe reageerde de overheid op de sociale problemen in de negentiende eeuw?

A

De overheid trad soms op tegen ernstige misstanden, maar bood geen structurele oplossingen voor de sociale kwestie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat was het ‘beschavingsoffensief’?

A

Een campagne die gericht was op het verbeteren van deugdzaam gedrag, zoals goede omgangsvormen en aandacht voor hygiëne, en initiatieven om armoede te verminderen.

20
Q

Wie waarschuwden voor de gevolgen van slechte hygiëne voor de volksgezondheid?

A

Dokters en kraamvrouwen, die bekend waren met de arbeiderswijken.

21
Q

Wat zijn landbouwkoloniën en waar werden ze gesticht?

A

Plaatsen waar ‘paupers’ zich onder begeleiding tot zelfstandige, economisch onafhankelijke burgers konden ontwikkelen, gesticht op woeste gronden in Drenthe.

22
Q

Wat is de basisgedachte achter het ontstaan van vakbonden?

A

Het idee dat samen sterk staan, wat leidde tot meer ruimte voor vakbonden in de loop van de negentiende eeuw.

22
Q

Wat was het doel van de chartisten in Groot-Brittannië in de jaren 1830?

A

Het opstellen van een handvest met zes politieke eisen, waaronder algemeen kiesrecht voor mannen.

23
Q

Waarom hadden arbeiders weinig invloed op hun levensomstandigheden?

A

Er was een overschot aan arbeiders, waardoor kritiek op arbeidsvoorwaarden snel leidde tot ontslag.

24
Q

Hoe werd het verzoek van de chartisten in het Lagerhuis ontvangen?

A

Het verzoek werd drie keer afgewezen, maar enkele leiders mochten als afgevaardigden zitting nemen in het Lagerhuis.

25
Q

Wat was de lange-termijnimpact van de chartisten op de politiek?

A

Hun eisen kregen steeds meer sympathie en veranderingen werden geleidelijk door het parlement ingevoerd.

26
Q

Wat is het socialisme en wat wilde het bereiken?

A

Een stroming die verbetering van de levensomstandigheden van arbeiders eiste, zoals betere lonen, woonomstandigheden en gelijke rechten.

27
Q

Wat is ‘Verelendung’ volgens Marx en Engels?

A

De steeds slechtere situatie van het proletariaat als gevolg van de winsten van de bourgeoisie.

28
Q

Welke twee denkers ontwikkelden de ideeën van het socialisme en wat stelden zij vast?

A

Karl Marx en Friedrich Engels; zij stelden vast dat de mensheid altijd in twee klassen verdeeld was: de rijke bourgeoisie en de arme proletariërs.

29
Q

Wat was de visie van Marx en Engels op de toekomstige opstand van het proletariaat?

A

Het proletariaat zou in opstand komen, de macht van de bourgeoisie afnemen, en een heilstaat bereiken zonder bezit en machtsverhoudingen.

30
Q

Wat was de opvatting van sommige socialisten ten aanzien van de manier om de heilstaat te bereiken?

A

Zij wilden de heilstaat bereiken via parlementaire weg, door kiesrecht voor arbeiders te eisen.

31
Q

Hoe noemden mensen die vasthielden aan de revolutionaire weg zichzelf?

A

Communisten

32
Q

Wat streefden liberalen na in de negentiende eeuw?

A

Burgerlijke vrijheden en politieke invloed voor het volk, vooral voor de succesvolle delen van de bevolking, zoals rijke ondernemers.

32
Q

Wat gebeurde er met de machtsstructuren in Europa na de val van Napoléon en het Congres van Wenen?

A

De machtsstructuren van voor de democratische revoluties werden gedeeltelijk hersteld, waarbij koningen weer stevig op de tronen zaten en de parlementaire macht gering was.

33
Q

Wat leidde in 1848 tot opstanden in verschillende Europese steden?

A

Economische problemen, zoals prijsstijgingen door misoogsten, maakten het dagelijks leven duur, wat leidde tot politieke eisen voor herziening van de machtsverdeling.

34
Q

Wat was het resultaat van de revolutie in Frankrijk in 1848?

A

De val van de monarchie en de uitroeping van de Tweede Republiek.

35
Q

Wat waren de kenmerken van de Duitse opstanden in 1848?

A

De opstanden streefden naar politieke eenheid voor de tientallen staten in Duitsland onder invloed van nationalisme, maar de koning van Pruisen weigerde de grondwet en de keizerskroon te aanvaarden.

36
Q

Hoe veranderde de situatie in Nederland na de restauratie?

A

Nederland werd een constitutionele monarchie onder koning Willem I, die veel macht had en het parlement in de praktijk kon negeren.

37
Q

Wat was het resultaat van Johan Thorbecke’s herziening van de grondwet in 1848?

A

Een grondwet waarin burgerlijke vrijheden waren vastgelegd en politieke invloed voor een deel van het volk was geregeld, terwijl de koning staatshoofd bleef.

38
Q

Wie had kiesrecht in Nederland na de herziening van de grondwet?

A

Alleen de rijkste tien procent van de mannelijke burgers, wat bijna allemaal liberalen waren.

39
Q

Wat was de positie van de overheid onder liberale heerschappij in Nederland?

A

De overheid nam een terughoudende positie in bij economische kwesties, wat betekende dat arbeiders niet op de overheid hoefden te rekenen voor verbetering van hun levensomstandigheden.

40
Q

Welke groepen streefden naar emancipatie naast socialisten?

A

Protestanten en katholieken, waarbij katholieken vaak als tweederangsburgers werden behandeld.

41
Q

Wat was de Schoolstrijd?

A

Een politiek gevecht tussen confessionele groepen en de overheid over gelijke subsidies voor openbaar en bijzonder onderwijs.

42
Q

Waarom maakten confessionelen zich zorgen over de populariteit van socialisme onder arbeiders?

A

Socialisten zagen de invloed van kerkelijke gezagsdragers liever verdwijnen, en katholieken riepen hun achterban op zich niet in te laten met ‘goddeloze’ socialisten.

43
Q

Wat was het gevolg van de verzuiling in Nederland?

A

Nederland raakte verdeeld in vier groepen, met eigen kranten, scholen, sportverenigingen en vakbonden.

44
Q

Wat leidde tot de democratisering in Nederland in de twintigste eeuw?

A

De voortdurende roep om uitbreiding van het kiesrecht en de overtuiging van sommige liberalen dat hervorming wenselijk was.

45
Q

Wat waren de Reform Acts in Groot-Brittannië?

A

Een reeks hervormingswetten tussen 1832 en 1928 die stapsgewijs de eisen uit het People’s Charter tot realiteit maakten.

46
Q

Hoe werd het kiesrecht in Nederland in 1887 aangepast?

A

Er werd kiesrecht op basis van ‘kentekenen van geschiktheid’ ingevoerd, waardoor het percentage kiesgerechtigden toenam.

47
Q

Welke rol speelde de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht in Nederland?

A

Deze organisatie speelde een belangrijke rol in de strijd voor gelijke toegang tot het kiesrecht voor vrouwen.

48
Q

Wat was de Pacificatie van 1917?

A

Een akkoord tussen socialisten en confessionelen dat leidde tot de oplossing van de Schoolstrijd en de invoering van algemeen mannenkiesrecht.

49
Q

Wanneer werd het algemeen vrouwenkiesrecht in Nederland ingevoerd?

A

In 1919, als sluitstuk van de democratisering van Nederland.