H2 Flashcards

2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5

1
Q

Wat waren de Griekse poleis?

A

Zelfstandige stadstaten die ontstonden rond 850 v.Chr., bestaande uit enkele dorpen en het omliggende platteland. Ze voerden geregeld oorlog met elkaar, maar deelden ook een gemeenschappelijke Griekse cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom werden Griekse koloniën gesticht vanaf 750 v.Chr.?

A

Bevolkingsgroei en voedseltekorten zorgden ervoor dat een deel van de Griekse bevolking wegtrok om koloniën te stichten, wat leidde tot de verspreiding van de Griekse cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke bestuursvormen kwamen voor in de Griekse stadstaten?

A

Monarchie (macht in handen van koningen), aristocratie (macht in handen van edelen), tirannie (alleenheerser) en democratie (macht bij het volk, zoals in Athene).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe rechtvaardigden edelen in een aristocratie hun macht?

A

Ze baseerden hun macht op hun afstamming en hun militaire rol, omdat alleen zij rijk genoeg waren om wapenuitrustingen te betalen en de polis te beschermen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was het verschil tussen aristocratie en tirannie in de Griekse stadstaten?

A

In een aristocratie regeerden de edelen, terwijl in een tirannie een alleenheerser aan de macht kwam, vaak gesteund door ontevreden burgers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe functioneerde de Atheense democratie?

A

Burgers namen direct deel aan de besluitvorming in de volksvergadering. Belangrijke functies werden door loting verdeeld, en alle mannelijke burgers hadden gelijke rechten, ongeacht hun inkomen of afkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat was het schervengericht in Athene?

A

Een stemming waarbij burgers de naam van een ongewenste politicus op een potscherf krasten. De politicus met de meeste stemmen werd voor tien jaar verbannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat was de rol van Alexander de Grote in de verspreiding van de Griekse cultuur?

A

Alexander de Grote veroverde vanaf 334 v.Chr. een gebied van Egypte tot India, waardoor de Griekse cultuur zich ver buiten Griekenland verspreidde. Dit proces staat bekend als hellenisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat leidde tot de ondergang van de zelfstandigheid van de Griekse stadstaten?

A

De Griekse stadstaten werden uiteindelijk in 338 v.Chr. verslagen door koning Philippos van Macedonië, waardoor ze hun buitenlandse politiek niet langer zelfstandig konden bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is hellenisme?

A

De verspreiding van de Griekse cultuur buiten Griekenland, vooral na de veroveringen van Alexander de Grote, waarbij Grieken hun taal en cultuur in veroverde gebieden bleven behouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe beïnvloedde de Perzische Oorlogen het Griekse zelfbewustzijn?

A

De Grieken presenteerden hun overwinningen op de Perzen als een triomf van de ‘vrije Griekse polisburger’ op de ‘slaafse onderdanen’ van de Perzische koning, wat hun zelfbewustzijn versterkte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat was de invloed van de Perzische hegemonie op de Griekse stadstaten in Ionië?

A

Griekse stadstaten in Ionië kwamen onder Perzisch bestuur en werden onderdrukt, wat leidde tot opstanden die Athene steunde, en uiteindelijk de Perzische Oorlogen veroorzaakte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat maakte Athene het brandpunt van de Griekse beschaving in de vijfde en vierde eeuw v.Chr.?

A

Kunstenaars, dichters en denkers trokken naar Athene vanwege de rijkdom en de inspiratie die er heerste, waardoor Athene het centrum van cultuur en wetenschap werd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie waren drie van de beroemdste filosofen uit Athene?

A

Sokrates, Plato en Aristoteles.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat hield de Griekse filosofie in tijdens de Oudheid?

A

Filosofie omvatte alles wat we nu wetenschap noemen, namelijk het systematisch onderzoeken van de werkelijkheid en die verklaren met eigen waarneming en logisch redeneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat was de belangrijkste denkwijze van Sokrates?

A

Sokrates ondervroeg mensen kritisch om de werkelijke betekenis van begrippen als schoonheid en rechtvaardigheid te achterhalen. Zijn enige zekerheid was dat je niets zeker weet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe begon de ontwikkeling van wetenschap bij de Grieken?

A

De Grieken begonnen natuurlijke oorzaken voor verschijnselen te zoeken, in plaats van deze te verklaren door de wil van de goden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat ontdekte Pythagoras over de wereld?

A

Pythagoras geloofde dat de wereld was uit te drukken in getallen en verhoudingen tussen getallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wie was Hippokrates en wat was zijn visie op gezondheid?

A

Hippokrates was het hoofd van een beroemde artsenschool. Hij geloofde dat gezondheid afhing van de juiste verhouding tussen de vier lichaamsvochten: bloed, slijm, gele gal en zwarte gal.

19
Q

Wat berekende Eratosthenes in de derde eeuw v.Chr.?

A

Hij berekende vrij nauwkeurig de omtrek van de aarde en ontwierp een wereldkaart.

20
Q

Wat gebeurde er met Carthago in 146 v.Chr.

A

Carthago werd door de Romeinen verwoest, wat leidde tot de grootste gebiedsuitbreiding in de Romeinse geschiedenis.

21
Q

Wat gebeurde er in 509 v.Chr. met de laatste koning van Rome?

A

De laatste koning werd verdreven, en Rome werd een republiek waar adellijke families de meeste macht hadden.

22
Q

Wie had het meeste politieke macht in de Romeinse republiek?

A

De senaat, bestaande uit leden van vooraanstaande families, de patriciërs.

23
Q

Wat veroorzaakte politieke instabiliteit in de republiek?

A

De tegenstelling tussen de optimates (rijke patriciërs en plebejers) en de populares (politici die populair waren onder het volk) leidde tot politieke spanningen.

23
Q

Wat gebeurde er in 287 v.Chr. met de politieke positie van de plebejers?

A

Vanaf dat moment waren patriciërs en plebejers formeel gelijk, maar de patriciërs behielden in de praktijk de meeste macht.

24
Q

Wie werd de eerste keizer van Rome en wanneer?

A

Augustus, de geadopteerde zoon van Julius Caesar, werd de eerste keizer in 27 v.Chr.

25
Q

Hoe werd de macht van de Romeinse generaals een bedreiging voor de republiek?

A

Generaals beloonde hun soldaten met buit en land, waardoor hun persoonlijke macht groter werd dan die van de senaat.

26
Q

Wat gebeurde er in 49 v.Chr. tussen Julius Caesar en de senaat?

A

Julius Caesar won een burgeroorlog en werd daarna vermoord door senatoren die vreesden dat hij de republiek wilde afschaffen.

27
Q

Hoe verliep de romanisering in het oosten van het rijk anders dan in het westen?

A

In het oosten namen de Romeinen veel van de bestaande cultuur over, zoals de Griekse taal, terwijl ze in het westen zelf steden stichtten.

28
Q

Wat was het effect van romanisering op de Germanen?

A

Germanen namen veel Romeinse culturele elementen over, zoals het schrift, kleding en Latijn, en kregen soms het Romeinse burgerrecht als beloning.

29
Q

Hoe probeerden keizers de economische problemen op te lossen in de derde eeuw?

A

Ze verminderden het zilvergehalte in munten, wat leidde tot inflatie en verdere verzwakking van het westen van het rijk.

29
Q

Wat gebeurde er vanaf het einde van de tweede eeuw met de stabiliteit van het Romeinse Rijk?

A

Grote groepen Germanen vielen het rijk binnen, en Romeinse legeraanvoerders grepen steeds vaker de macht, wat leidde tot instabiliteit.

29
Q

Wat waren de limes en waarom waren ze belangrijk?

A

De limes waren een verdedigingssysteem langs de grenzen van het Romeinse Rijk, bestaande uit legerkampen en wachttorens om aanvallen van buitenaf te voorkomen.

30
Q

Wanneer kwamen de Romeinen voor het eerst in contact met de Griekse cultuur?

A

Tijdens de verovering van Griekse koloniën in Zuid-Italië in de vierde eeuw v.Chr.

31
Q

Wat kenmerkt de klassieke Griekse tempels?

A

Ze hebben een dubbele rij zuilen, een architraaf die rust op versierde kapitelen, en een timpaan met reliëfs.

32
Q

Hoe beïnvloedde de verovering van Griekenland en de hellenistische rijken de Romeinen?

A

De Romeinen kwamen in contact met Griekse kunst, gebouwen en beelden van hoog niveau, en namen deze over en lieten ze namaken.

33
Q

Wat is kenmerkend voor Griekse standbeelden?

A

Ze bootsen het menselijk lichaam levensecht na, vaak met het lichaamsgewicht op één been en dynamische poses.

34
Q

Welke verbeteringen brachten de Romeinen aan in de Griekse bouwkunst?

A

Ze introduceerden beton en boogconstructies, wat bouwconstructies sterker en lichter maakte.

35
Q

Wat is het verschil in de Romeinse weergave van standbeelden ten opzichte van de Grieken?

A

Romeinen weigerden om generaals naakt af te beelden, terwijl Grieken naakte beelden van goden, helden en atleten maakten.

36
Q

Welke genres namen de Romeinen over van het Griekse toneel?

A

Ze namen de komedie en tragedie over van de Grieken, en introduceerden zelf het genre satire, waarin politici belachelijk werden gemaakt.

36
Q

Wat was de belangrijkste boodschap van Jezus volgens de evangeliën?

A

Liefde en verdraagzaamheid voor vriend en vijand, en opkomen voor armen en zwakken.

37
Q

Wat was het belangrijkste verschil tussen het jodendom en de Romeinse religie?

A

Het jodendom was monotheïstisch en geloofde in één God, terwijl de Romeinen polytheïstisch waren.

38
Q

Waarom vonden er christenvervolgingen plaats in het Romeinse Rijk?

A

Christenen offerden niet aan Romeinse goden en werden soms als zondebokken gebruikt door keizers.

39
Q

Wat was het doel van de christenen dat hen onderscheidde van de Joden?

A

Het bekeren van anderen tot hun geloof.

40
Q

Wanneer kreeg het christendom dezelfde rechten als andere godsdiensten?

A

In 313, onder keizer Constantijn.

41
Q

Wanneer werd het christendom de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk?

A

In 391, onder keizer Theodosius.

42
Q

Wat markeert het einde van het West-Romeinse Rijk en het begin van de Middeleeuwen?

A

De afzetting van de laatste keizer in 476 door een Germaanse generaal.