H7: Sociaal-emotionele Ontwikkeling En Persoonlijkheidsontwikkeling In De Babytijd Flashcards
een aantal in scène gezette situaties om de kwaliteit van de hechting tussen een kind en zijn hechtingsfiguur te onderzoeken.
Vreemde situatie procedure van Ainsworth
de overtuiging dat mensen permanent mannelijk of vrouwelijk zijn als gevolg van vaste, onveranderlijke biologische factoren
Genderconstantie
het vermogen om zich in de gedachten- en belevingswereld van anderen te kunnen inleven.
Empathie
hechtingspatroon waarbij kinderen niet de nabijheid van hun verzorger opzoeken en de verzorger lijken te mijden als diegene terugkeert na afwezigheid.
Angstig-vermijdend hechtingspatroon
het geheel van duurzame eigenschappen die het ene individu van het andere onderscheiden
Persoonlijkheid
het bewustzijn dat we als individu los van de rest van de wereld bestaan.
Zelfbesef
proces waarbij het gedrag van baby’s nieuwe responsen van ouders en andere verzorgers oproept en vice versa.
Wederzijdse socialisatie
de biologische kenmerken (zoals geslachtskenmerken, chromosomen en hormonen) die bepalen tot welk geslacht je hoort.
Geslacht of sekse
de wijze waarop mensen gender uitdrukken; genderidentiteit kan samenvallen met het geboortegeslacht, maar kan er ook van verschillen
Genderidentiteit
baby met een positieve, nieuwsgierige instelling, regelmatige lichaamsfuncties en een goed aanpassingsvermogen.
Gemakkelijke baby
baby die inactief is, relatief kalm reageert op zijn omgeving, zich terugtrekt en traag aanpast en over het algemeen een negatieve stemming heeft.
Geremde baby
theorie die een verklaring biedt voor de manier waarop individuen zichzelf, en de betekenis van het gedrag van anderen en van zichzelf, leren begrijpen.
Ontwikkeling voltrekt zich volgens theorie van Erikson in 8 verschillende stadia. De 18 eerste maanden doorlopen kinderen het stadium van vertrouwen-versus-wantrouwen
Eriksons theorie van psychosociale ontwikkeling
het intieme fysieke en emotionele contact tussen ouder/verzorger en kind.
Hechting
je eigen gedrag, vermogens, expertise en meningen beoordelen door ze te vergelijken met die van relevante anderen.
Sociale vergelijking
theorie van Izard die stelt dat het uiten van emoties aangeeft welke emotionele ervaringen iemand heeft en tegelijkertijd deze emoties zelf helpt reguleren.
Differentiële emotietheorie
het geheel van individuele sociale vaardigheden dat individuen in staat stelt om succesvol te functioneren in sociale omgevingen.
Sociale competentie
het idee dat ontwikkeling afhankelijk is van de mate waarin het specifieke temperament van kinderen aansluit op de aard en de eisen van de omgeving waarin zij opgroeien en andersom.
Goodness of fit
theorie over menselijke motivatie, die uitgaat van de kerngedachte dat er drie natuurlijke basisbehoeften zijn die het functioneren, het welbevinden en de groei van mensen beïnvloeden: autonomie, verbondenheid en competentie.
Zelfdeterminatietheorie (ZDT)
het interpreteren van de emotionele gesteldheid van anderen op basis van hun gezichtsuitdrukkingen, lichaamstaal en stemgebruik.
Non-verbale codering
de angst die bij kinderen wordt opgeroepen door de afwezigheid van hun vaste verzorger(s).
Scheidingsangst
de signalen van een persoon opmerken, herkennen, interpreteren en er effectief op reageren.
Responsiviteit
kinderen en jongeren tijdens de opvoeding stimuleren om zelf keuzes te maken gebaseerd op hun persoonlijkheid, los van de heersende genderstereotypen.
Genderbewuste opvoeding
baby die negatieve buien en een traag aanpassingsvermogen heeft en zich meestal terugtrekt.
Moeilijke baby
model waarin baby’s en ouders emotionele stemmingen aan elkaar leren communiceren en daar adequaat op leren reageren.
Wederzijdse regulatiemodel