H13: Sociaal-emotionele En Persoonlijkheidsontwikkeling In De Kindertijd Flashcards
een psychologisch proces dat verwijst naar wanneer baby’s kijken naar volwassen emotionele en affectieve uitingen om hun gedrag te reguleren of aan te sturen.
Social referencing
iemand die binnen een relatie de zorg voor een of meer kinderen van zijn partner mede op zich neemt.
Plusouder
een speelstijl waarbij kinderen de interacties onderbreken op het moment dat zij het gevoel hebben dat hun status gevaar loopt.
Restrictieve speelstijl
de eigen capaciteiten vergelijken met de prestaties van leeftijdsgenoten die minder competent of succesvol zijn.
Neerwaartse sociale vergelijking
een huishouden dat bestaat uit twee ouders en minstens één kind uit een eerdere relatie.
Nieuw samengesteld gezin
een kind dat zichzelf na school binnenlaat en thuis blijft wachten tot zijn ouders van hun werk thuiskomen.
Sleutelkind
gedragsstoornis waarbij het kind zich herhaaldelijk en gedurende langere perioden verzet tegen de leiding van volwassenen en snel geërgerd en vaak boos is.
Oppositioneel-opstandige stoornis (ODD)
de mate van aanvaarding versus verwerping door leeftijdsgenoten.
Peerstatus
periode waarin ouders en kind gezamenlijk het gedrag van het kind bepalen.
Coregulering
de glimlach van een baby in reactie op een andere persoon.
Sociale glimlach
een gezin waarbij minimaal één minderjarig kind bij één ouder woont.
Eenoudergezin
gedragsstoornis met als symptomen agressief gedrag, vernielen van eigendommen, bedrog, diefstal en/of ernstige overtredingen van regels.
Normoverschrijdend-gedragsstoornis (CD)
een speelstijl waarbij kinderen de interacties onderbreken op het moment dat zij het gevoel hebben dat hun status gevaar loopt
Restrictieve speelstijl
een kind dat zichzelf na school binnenlaat en thuis blijft wachten tot zijn ouders van hun werk thuiskomen.
Sleutelkind
de rangorde waarin de relatieve sociale macht binnen de groep tot uiting komt.
Dominantiehiërarchie
alle activiteiten die zijn gericht op ouders en andere (beroeps)opvoeders met het doel hun pedagogisch handelen te verbeteren.
Opvoedingsondersteuning
de eigen capaciteiten vergelijken met de prestaties van leeftijdsgenoten die minder competent of succesvol zijn.
Neerwaartse sociale vergelijking
de waardering voor het eigen ik, met alle positieve en negatieve kenmerken en competenties die we daarmee associëren.
Eigenwaarde
gedragsstoornis waarbij het kind zich herhaaldelijk en gedurende langere perioden verzet tegen de leiding van volwassenen en snel geërgerd en vaak boos is.
Oppositioneel-opstandige stoornis (ODD)
het herhaaldelijk en doelbewust lastigvallen van een ander, waarbij sprake is van een machtsverschil tussen dader en slachtoffer
Pesten
de periode van 6 tot 12 jaar waarin het kind volgens Erikson competenties ontwikkelt om problemen met ouders, leeftijdsgenoten, school en de wereld om zich heen het hoofd te kunnen bieden.
Stadium van vlijt-versus-minderwaardigheid
naar binnen gerichte problemen die leiden tot innerlijke onrust en zich uiten in teruggetrokkenheid, angst of depressieve gevoelens.
Internaliserende problemen
periode waarin ouders en kind gezamenlijk het gedrag van het kind bepalen.
Coregulering
een huishouden dat bestaat uit twee ouders en minstens één kind uit een eerdere relatie
Nieuw samengesteld gezin