De Cognitieve Ontwikkeling In De Schooltijd Flashcards

1
Q

klank die binnen taal een betekenisonderscheidende functie heeft.

A

Foneem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau.

A

Dyslexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geheugenstrategie waarbij je mentale beelden koppelt aan de informatie die je wil onthouden.

A

Cognitieve elaboratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

diversiteitsaanpak gekenmerkt door het waarderen van etnische gelijkenissen en verschillen.

A

Pluralisitsche aanpak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onderwijsmethode waarbij kinderen in groepen samenwerken om een gemeenschappelijk doel te bereiken.

A

Samenwerkend/coöperatief leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

netwerk van sleutelwoorden, beelden en symbolen die je opbouwt rond een centraal thema.

A

Mindmap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het vermogen om rekening te houden met verschillende aspecten van een situatie.

A

Decentreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

integratie in de dominante cultuur met behoud van de oorspronkelijke culturele identiteit.

A

Biculturele identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het vermogen om de wereld te begrijpen, rationeel te denken en effectief middelen in te zetten als mensen worden geconfronteerd met problemen.

A

Intelligentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

eerste tijdelijke opslag van informatie, die slechts heel kort duurt.

A

Sensorisch geheugen/zintuiglijk geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de kennis en verwachtingen die mensen hebben van het functioneren, de ontwikkeling en de capaciteit van het geheugen.

A

Metageheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

problemen met het verwerven en gebruiken van luister-, spreek-, lees-, schrijf-, redeneer- of rekenvaardigheden.

A

Specifieke leerproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sternbergs theorie dat intelligentie bestaat uit drie elementen van informatieverwerking: het analytische element, het creatieve element en het praktische element.

A

Triarchische theorie van intelligentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onderwijsmethode waarbij leerlingen in groepjes samenwerken, ieder een andere rol hebben en tussentijds van groepje en van rol wisselen.

(Vygotsky)

A

Rolwisselend leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

diversiteitsaanpak gekenmerkt door het negeren van etnische verschillen.

A

Kleurenblinde aanpak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

relatief permanente kennisopslag, gecategoriseerd op inhoud en met een zeer grote, zo niet onbeperkte capaciteit.

A

Langetermijngeheugen

17
Q

bij cognitief sterk functionerende kinderen overbodige instructie- en oefentijd uit het reguliere aanbod schrappen, zodat er tijd en ruimte komt om nieuwe leerstof aan te bieden.

18
Q

iemands leeftijd vanaf de geboorte volgens de officiële kalender.

A

Kalenderleeftijd

19
Q

het begrijpen van en kunnen reflecteren op taal.

A

Metalinguïstisch bewustzijn

20
Q

het zich regelmatig en met gemak van twee talen kunnen bedienen in de dagdagelijkse leefwereld, op een manier die passend is bij de leeftijd.

A

Tweetaligheid

21
Q

het verschijnsel waarbij leerkrachten met hun positieve verwachtingen van bepaalde leerlingen, vaak onbewust, de prestaties van die leerlingen in positieve zin sturen.

A

Pygmalion-effect

22
Q

aan cognitief sterk functionerende kinderen individuele activiteiten aanbieden waarmee op een verdiepende of verbredende manier kan worden ingegaan op specifieke onderwerpen.

23
Q

geheugenstrategie waarbij je een woord dat je moet onthouden, of de klank ervan, koppelt aan een ander woord dat je al kent en dat je eraan doet denken.

A

Sleutelstrategie

24
Q

specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door hardnekkige problemen bij het aanleren en automatiseren van de basisvaardigheden van rekenen en wiskunde.

A

Dyscalculie

25
cognitief sterk functionerende kinderen sneller door de leerstof laten gaan dan normaal gesproken gebeurt.
Versnellen/accelereren
26
een score die de verhouding uitdrukt tussen iemands mentale leeftijd en kalenderleeftijd.
Intelligentiequotiënt (IQ)
27
het feit dat een kind het ontwikkelingsniveau heeft bereikt waarop het zonder al te veel problemen kan leren lezen, rekenen en schrijven.
Schoolrijpheid
28
de leeftijd van de kinderen die gemiddeld genomen de score van het onderzochte kind halen.
Mentale leeftijd
29
ontwikkelingsstoornis met beperkingen in zowel het verstandelijke als het adaptieve functioneren.
Verstandelijke beperking
30
het verschijnsel waarbij leerkrachten met hun negatieve verwachtingen van bepaalde leerlingen, vaak onbewust, de prestaties van die leerlingen in negatieve zin sturen.
Golem-effect
31
de periode van cognitieve ontwikkeling tussen het zevende en het twaalfde levensjaar, die wordt gekenmerkt door het actieve en juiste gebruik van logica.
Concreet-operationeel stadium
32
leerling met sterke cognitieve vaardigheden, die al dan niet tot uiting komen in sterke leerprestaties onder invloed van niet-cognitieve leerling- en/of contextkenmerken.
Cognitief sterk functionerende leerling
33
doelbewuste tactiek ter verbetering van de cognitieve verwerking, waardoor je informatie beter kunt onthouden.
Geheugenstrategie
34
het proces waarbij mensen een nieuwe ervaring interpreteren aan de hand van hun huidige cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze
Assimilatie
35
opslagsysteem met beperkte capaciteit, waarin informatie kort kan worden bijgehouden om te bewerken.
KT geheugen
36
het vermogen om de individuele klanken of fonemen in gesproken woorden te herkennen en te manipuleren.
Fonologisch bewustzijn
37