H3: Het Begin Van Het Leven Flashcards

1
Q

de eigenschap die tot uiting komt wanneer er twee concurrerende eigenschappen aanwezig zijn. = ……….. ………

A

Dominante eigenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de substantie waaruit genen bestaan, die bepalend is voor de aard en de functie van elke cel in het lichaam = …

A

DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het onvermogen om zwanger te worden na twaalf tot achttien maanden proberen. = …………………

A

Onvruchtbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tweeling verwekt vanuit twee afzonderlijke eicellen die ongeveer tegelijkertijd bevrucht worden door twee afzonderlijke zaadcellen. = ……………. ……..

A

Dizygotische tweeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de bepaling van eigenschappen door een combinatie van genetische factoren en omgevingsfactoren, waarbij een genotype zorgt voor een bepaald bereik waarbinnen een fenotype zich kan manifesteren. = …………… ………….

A

Multifactoriële overerving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

situatie waarin de genen van een kind een specifiek type omgeving oproepen. = ……… ……………………..

A

Evocatief genotype-omgevingseffect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het eerste en kortste stadium van de prenatale periode, de eerste twee weken na de conceptie. = ………… ………

A

Germinaal stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een aangeboren afwijking door de aanwezigheid van een extra chromosoom op het 21e paar, die gepaard gaat met een verstandelijke beperking, typerende uitwendige kenmerken en bepaalde medische problemen. = ……………….

A

Downsyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het geheel van uiterlijk waarneembare kenmerken van een organisme, het resultaat van genotype en omgeving. = ……….

A

Fenotype

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een cognitieve stoornis veroorzaakt door alcoholmisbruik tijdens de zwangerschap. = ……….. ……………… (…)

A

Foetaal alcoholsyndroom (FAS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Staafvormige stukjes DNA, die georganiseerd zijn in 23 paren. = …………

A

Chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een zich ontwikkelend kind dat zich in het foetale stadium bevindt (acht weken na de conceptie tot de geboorte). = ……..

A

Foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een aandoening die alleen bij jongens voorkomt en die het gevolg is van de aanwezigheid van een extra X-chromosoom, leidend tot onder andere onderontwikkelde geslachtsdelen, extreme lengte en borstontwikkeling = ……… … ………….

A

Syndroom van Klinefelter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gelijke vormen van het gen ervend voor een bepaalde eigenschap. = ………..

A

Homozygoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

procedure waarbij een arts zaadcellen van een man direct in de baarmoeder(hals) van een vrouw plaatst. = …………… ………….

A

Kunstmatige inseminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de basiseenheid van genetische informatie. = …

A

Gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de nieuwe cel die wordt gevormd door het bevruchtingsproces. = ……..

A

Zygote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een erfelijke vorm van bloedarmoede, die zo genoemd wordt vanwege de afwijkende vorm van de rode bloedcellen. = ……………..

A

Sikkelcelanemie

19
Q

situatie waarin de ouders de omgeving beïnvloeden waarin het kind opgroeit, als gevolg van hun genetische aanleg. = ……… ……………………..

A

Passief genotype-omgevingseffect

20
Q

orgaan dat tijdens de zwangerschap aangemaakt wordt in de baarmoeder en als doorgeefluik tussen moeder en foetus fungeert, door voeding en zuurstof te leveren via de navelstreng. = …………

21
Q

een invasieve test om genetische afwijkingen op te sporen door een klein monster van foetale cellen uit de vruchtzak te onderzoeken.= …………………

A

Vruchtwaterpunctie

22
Q

de geslachtscellen van de moeder en de vader, die samen een nieuwe cel vormen tijdens de bevruchting. = ……….

23
Q

het proces waarbij een zaadcel en een eicel (de mannelijke en vrouwelijke gameten) samenkomen om één nieuwe cel te creëren.= ………….

A

Bevruchting

24
Q

procedure waarbij een aantal eicellen uit de eierstokken van een vrouw worden verwijderd, waarna deze in een laboratorium worden bevrucht door de zaadcellen van een man en vervolgens in de baarmoeder worden geplaatst. = ………………….. (…)

A

In-vitrofertilisatie (ivf)

25
een stoornis die optreedt wanneer een bepaald gen op het X-chromosoom beschadigd is geraakt, met een milde tot matige verstandelijke beperking als gevolg. = ……………………
Fragiele-X-syndroom
26
niet-invassieve test die door middel van geluidsgolven met een hoge frequentie een beeld schetst van het ongeboren kind. = …………….
Echoscopie
27
de eigenschap die enkel tot uiting komt als er twee recessieve eigenschappen aanwezig zijn. Zo niet, dan blijft deze eigenschap onzichtbaar. = …………… …………..
Recessieve eigenschap
28
overerving waarbij een combinatie van meerdere genenparen verantwoordelijk is voor de productie van een specifieke eigenschap. = …………….. ……………
Polygenische overerving
29
de onderliggende combinatie van genetisch materiaal dat in een organisme aanwezig is. = ………..
Genotype
30
omgevingsfactor tijdens de zwangerschap, die kan leiden tot een geboorteafwijkingen, bevallingsproblemen of een miskraam. = …………. ……..
Teratogeen effect
31
de periode van twee tot acht weken na de bevruchting, waarin de belangrijkste organen en de fundamentele anatomie zich ontwikkelen. = …………. ………
Embryonaal stadium
32
verschillende vormen van het gen ervend voor een bepaalde eigenschap. = …………
Heterozygoot
33
gen dat zich alleen op het X-chromosoom bevindt. = ………. …
X-gebonden gen
34
een invasieve test om genetische afwijkingen op te sporen door kleine monsters te nemen van het haarachtige materiaal om de embryo heen. = ……………. Of …………………….
Vlokkentest of chorionvillusbiopsie
35
een erfelijke aandoening van de spieren die bijna alleen bij jongens voorkomt en waarbij sprake is van spierzwakte, gevolgd door een afname van de spiermassa. = ……. … ……….
Ziekte van Duchenne
36
het stadium van prenatale ontwikkeling dat rond acht weken na de conceptie begint en eindigt bij de geboorte. = ………. ……..
Foetaal stadium
37
studie naar de invloed van omgevingsfactoren op de uiting van genen en de ontwikkeling van een organisme over generaties heen. = ………….
Epigenetica
38
individuele stijl van reageren op de omgeving die redelijk consistent is, zowel in verschillende situaties als in de loop van de tijd. = …………
Temperament
39
vakgebied dat onderzoek verricht naar de effecten van erfelijkheid op gedrag. = ……………
Gedragsgenetica
40
niet-invasieve prenatale test, voor het opsporen van trisomie 21 (downsyndroom), trisomie 18 (edwardssyndroom) en trisomie 13 (patausyndroom) door het DNA van de baby in het bloed van de moeder te meten. = ….
NIPT
41
tweeling afkomstig van dezelfde oorspronkelijke zygote, die dus genetisch identiek is. = …………… ……….
Monozygotische tweeling
42
situatie waarin een kind zich richt op de aspecten van zijn omgeving die het best aansluiten op zijn genetisch bepaalde capaciteiten. = …….. …………………….
Actief genotype-omgevingseffect
43
Aan het begin van het embryonale stadium geeft het zich ontwikkelend kind drie aparte lagen :
1) De buitenste laag - ectoderm (huid, haar, tanden, zintuigen, hersenen, RM) 2) endoderm - de binnenste laag (spijsverteringsstelsel, de lever, alvleesklier, ademhalingsstelsel) 3) mesoderm - middelste laag (spieren, botten, bloed en bloedsomloop)