H7 Motivatie Flashcards

1
Q

motivatie

A

het geheel van processen die betrokken zijn bij de interne dynamiek (de ‘motor’) van het gedrag
- de motivatie geeft aanzet tot opstarten v/e gedrag
- bepaalt de richting vh gedrag
- bepaalt de intensiteit van het gedrag
- heeft invloed op de persistentie vh gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

behoeften

A

algemenere categorieën van objecten waar mensen nood aan hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

motieven

A

de concrete vormen die een behoefte kan aannemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

incentives

A

de externe prikkels/objecten die vanuit een bepaalde behoefte als aantrekkelijk ervaren worden –> individu tot een bep gedrag aanzetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

overgedetermineerd

A

de vastelling dater vaak meerdere determinanten tegelijk aan de oorsprong kunnen liggen van een bep gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 lagen van de psyche (volgens Freud)

A
  • het bewuste (direct toegankelijke laag)
  • het voorbewuste (onderbewuste, kennis waar je niet aan denkt MR wel bewust van kunt worden)
  • het onbewuste (verdrongen inhouden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

conversiestoornissen

A

vreemde fenomenen waarbij een patiënt bepaalde functie uitval vertoont zonder lichamelijke oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het psychisch apparaat

A

de persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

id/ed

A

beheerst door het lustprincipe
- eros (levensdrift): ik-driften + seksuele drift
- thanatos (doodsdrift)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ego/ich

A

werkt vanuit realiteitsprincipe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

superego/über-ich

A

moraliteitsprincipe, ontwikkelt vanaf ontknoping oedipuscomplex in kleuterperiode
- ik-ideaal
- geweten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

analytische psychologie

A

Carl Jung: positievere kijk op de mens
- individuatieproces
- collectieve onbewuste bovenop persoonlijke onbewuste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

individuatieproces

A

geleidelijk ontwikkelen van grotere tolerantie van eigen verdrongen eigenschappen –> jezelf kunnen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

collectieve onbewuste

A

een hoeveelheid vage voorstellingen en ideeën die tot erfeljike uitrusting behoren (vb bang vr donker)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

neobehavioristische motivatietheorie van Hull

A

psychologische spanning als bron van motivatie
need (biologische behoefte) –> drive (psychologische spanning) –> gedrag —–> spanningsreductie (bekrachtigend op gedrag inwerkt, gedrag in vervolg sneller vertoond)

vb voedseltekort –> honger –> eten —-> spanningsreductie+volgende keer sneller eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onstaan van behoefte volgens Hull

A

-verstoring homeostatisch evenwich of van hormonale toestand –> primaire behoeften
- alle niet fysiologische behoeften: verworven via leerprocessen –> secundaire behoeften

-functionele autonomie

16
Q

functionele autonomie

A

secunaire behoefte kan na een tijd autonoom worden en de bevrediging ervan een doel op zich worden –> verklaring: invloed intermitterende bekrachtiging en zelfbekrachtiging

17
Q

perceptuele deprivatie

A

kan leiden tot psychische problemen doot extreem tekort aan sensorische stimulatie

18
Q

humanistische behoeftetheorie van Maslow

A

behoeftepiramide:
1) zelfactualisering (groeibehoefte)
2) achting, waardering
3) liefde en saamhorigheid
4) veiligheid
5) fysiologische behoeften (lichamelijk)
1-4 = psychologisch
2-5 = deficiëntiebehoeften

19
Q

normaal gedrag (Maslow)

A

gedrag dat zich volgens bepaalde norm voltrekt

20
Q

modaal gedrag (Maslow)

A

gedrag dat het meeste voorkomt

21
Q

zelfdeterminatietheorie Deci en Ryan

A

= positief-psychologische motivatietheorie: combi van 6 mini-theorieën
centraal= groei: mens uitgerust met natuurlijke tendens om permanent te ontwikkelen om in harmonie te zijn met omgeving

22
Q

psychologische basisbehoeftentheorie

A

1 van de 6 mini theorieën
- autonomie
- verbondenheid
- competentie
–> alle 3 even belangrijk + universeel

23
Q

criteria om als psychologische basisbehoefte aanschouwd te worden binnen ZDT

A

-psychologisch (betrekking op psychisch funtioneren)
- inherent (behoren tot menselijke natuur vanwege evolutionair voordeel)
- essentieel ( onmisbaar vr psychologische groei en welbevinden)
- universeel
- soms impliciet ( iedereen heeft er baat bij, zelf wnr je niet bewust aanvoelt/nastreeft)

24
behoeftedeprivatie
ontbreken van bevrediging
25
behoeftefrustratie
actief tegenwerken of ondermijnen van een bevrediging --> oorzaak vr psychische problemen
26
Freudiaanse afweermechanismen
- verdringing & ontkenning - isolatie/dissociatie - verschuiving/verplaatsing - sublimatie - regressie - reactievorming - rationalisatie - intellectualisatie - projectie - identificatie
27
verdringing&ontkenning
Ontkenning van schokkende feiten houdt in dat ze niet aanvaard of niet geloofd worden, wat een vrij normale fase kan zijn in een verwerkingsproces, tenzij de ontkenning te lang aanhoudt. Bij verdringing worden bepaalde emotioneel geladen wensen en fantasieën helemaal weggeduwd.
28
isolatie/dissociatie
Een schokkende ervaring wordt niet in haar geheel verdrongen, maar alleen de gevoelens die erbij horen, worden – eventueel tijdelijk – weggeduwd; de gebeurtenis zelf herinner je je dus wel, maar ze wordt ontdaan van haar emotionele lading.
29
verschuiving/verplaatsing
Gevoelens, fantasieën of wensen ten aanzien van een bepaalde persoon worden als onbetamelijk of bedreigend ervaren, waarna ze omgebogen worden naar een ‘veiliger’ iets of iemand.
30
sublimatie
Onaanvaardbaar geachte wensen worden op een hoger niveau getild, waardoor ze in een maatschappelijk aanvaardbare vorm toch ingewilligd kunnen worden.
31
regressie
Wanneer verlangens niet meer op de gebruikelijke manier bevredigd kunnen worden, kun je teruggrijpen naar gedragsvormen die kenmerkend zijn voor een vroegere ontwikkelingsfase.
32
reactievorming
Uit angst voor het aan de oppervlakte komen van bepaalde onbewuste verlangens, zul je net het omgekeerde doen (soms ook ‘overdekken met het tegendeel’ genoemd).
33
rationalisatie
Verlangens of impulsen die je als ongepast ervaart of waar je geen raad mee weet, worden gecamoufleerd door rationele argumenten en verklaringen die ze acceptabel moeten maken.
34
intellectualisatie
Een verlangen of emotionele gebeurtenis wordt heel afstandelijk geanalyseerd in puur intellectuele termen, om de inhoud te ontdoen van zijn bedreigende affectieve lading.
35
projectie
Bepaalde wensen, gevoelens of gebreken die je zelf bezit maar die je niet wilt onderkennen, worden aan de ander toegeschreven (op de ander ‘geprojecteerd’).
36
identificatie
Om te ontsnappen aan frustratie- of onmachtsgevoelens, neem je onbewust allerlei gedragingen en opvattingen over van iemand van wie je meent dat hij of zij wél succes heeft of geslaagd door het leven gaat.