H4 Het geheugen Flashcards

1
Q

geheugen

A

proces waardoor we ervaringen vastleggen in hersenen en na verloop van tijd terug kunnen halen nr bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

expliciete geheugen

A

= declaratieve geheugen: mogelijkheid om vroegere ervaringen na verloop van tijd terug op te roepen –> kunnen expliciet uitdrukken wat we vroeger meegemaakt hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

impliciete geheugen

A

= non-declaratieve geheugen: omvat verschillende soorten processen waardoor geheugeninhouden rechtstreeks op gedrag inwerken, zonder bewustzijn te passeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Procedurele geheugen

A

Door oefening bepaalde procedures of gedragswijzen eigen maken bv fietsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Episodische geheugen

A

Deel van expliciete geheugen: gebeurtenissen worden hier opgeslagen in hun concrete tijdsverloop (episode)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Autobiografisch geheugen

A

Belangrijk aspect van episodisch geheugen: gestructureerde geheel van herinneringen uit ons eigen leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prospectieve geheugen

A

Stukje episodisch geheugen met specifieke eigenschap om iets op het juiste moment in de toekomst te kunnen oproepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Semantisch geheugen

A

Geheugen inhouden worden thematisch geordend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het zintuiglijke geheugen

A

=sensorisch geheugen: houdt zintuig signalen nog even als mentaal beeld beschikbaar wnr prikkels zelf al verdwenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Iconische geheugen

A

vb van zintuiglijk geheugen: visuele stimuli blijven hooguit een sec in sensorisch geheugen bewaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Echoïsche geheugen

A

Auditieve signalen kunnen tot vier sec blijven hangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functioneel spoor

A

Het gedurende korte tijd heel even blijven functioneren van een specifiek neutronencircuit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Korte termijn geheugen

A

Houdt gevormde waarneming een tijdje vast, lang genoeg om efficiënt op te kunnen reageren en evt een blijvend spoor te vormen (functioneel spoor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Werkgeheugen

A

= korte termijn geheugen = nieuwere term

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Centrale bestuurder

A

Belangrijkste onderdeel werkgeheugen: beslist naar welke info aandacht gaat en wat ermee doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fonologische lus

A

Buffer: hier wordt auditieve info kortstondig bewaard door inwendige heraling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Visiospatiale werkblad

A

Buffer: houdt visuele en ruimtelijke info tijdelijk vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Episodische buffer

A

Hier worden verschillende soorten info rond 1 thema bij elkaar gevoegd om een totaalbeeld te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Nu-bewustzijn

A

Komt overeen met actuele bewustzijn = werkgeheugen

20
Q

Structureel spoor

A

blijvend spoor in langetermijngeheugen

21
Q

langetermijngeheugen

A

enorme capaciteit, zowel in omvang als tijd

22
Q

onderhoudend herhalen

A

enkel nuttig om een waarneming langer in KTG vast te houden

23
Q

bewerkende herhaling

A

nodig om iets blijvends in te prenten, info bewerken tot samenhangend geheel om op te slaan in LTG

24
Q

stof inprenten

A

2 manieren van samenvoegen/coderingsstrategieën:
- inzichtelijk
- zintuiglijk

25
eidetische beelden
extreme vorm van visuele inprenting, bijzonder scherpe fotografische herinneringen
26
savantsyndroom
zeldzame aandoening bij mensen met ass die beperkte algemene intelligentie hebben, maar uitblinken in een specifieke vaardigheid (kan ook voorkomen bij normaal begaafden met ass)
27
ophaalaanwijzingen
aanwezigheid van bep cues als handvatten om info terug boven te halen --> interne of externe omstandigheden zowel aanwezig bij inprenting als reproductie
28
principe van codeerspecifiteit
bij iedere inprenting worden naast eigenlijke kennisinhoud, ook bep elementen van interne/externe context mee opgenomen in geheugenspoor
29
gemoedscongruentie-effect
een vorm van toestandsafhankelijke herinneringen: herinneringen komen makkelijker boven wnr in = gemoedstoestand bent als bij inprenting
30
geheugenvervorming
=paramnesie: wnr wel in staat om geheugenspoor te reactiveren MR inhoud niet gelijk aan oorspronkelijke inprenting
31
vergeetcurve van Ebbinghaus
in het begin curve stijl nr beneden --> vergeet veel vervolgens geleidelijk vlakker --> bij meer herhaling vergget je steeds minder over tijdsinterval
32
herkenningstest
het te zoeken woord wordt aangeboden samen met aantal afleiders --> gevoeliger vr meten partiële kennis
33
besparingsmethode
nog gevoeligere techniek dan herkenningstest: zelfs als totaal niet in staat bep inhoud opnieuw boven halen, veel minder tijd nodig om opnieuw te leren
34
spoorvervaltheorie
door gebrek aan oefeing zouden gevormde sporen geleidelijk wegslijten --> vergeten als een passief proces
35
interferentietheorie
rivaliserende inprentingen die in de tsstijd gebeuren duwen gezochte inhouden weg uit geheugen --> vergeten als actief proces
36
2 manieren van interferentie
- retroactieve interferentie= nieuwe inprentingen hebben storend effect op terughalen van eerder ingeprente info - proactieve interferentie= inhouden van vroeger creëren verwarring bij nieuwe inprentingen
37
FOK-fenomeen
feeling-of-knowing: gevoel dat je antw kent MR kunte er niet op komen
38
TOT-fenomeen
tip-of-the-togue: weet dat je antw weet MR kunt er net niet op komen
39
ABC-methode
binnesmonds letters alfabet afgaan-->kans dat bep letters ineens gezochte woord bovenbrengen
40
theorieën die vergeten proberen verklaren
- vergeten dr spoorverval - vergeten dr interferentie - cue-afhankelijk vergeten
41
lichtflitsherinneringen
bijzonder soort spontane herinneringen: bij zeer emotionele gebeurtenissen niet alleen GB zelf MR ook allerlei toevalligheden van het moment mee ingeprent
42
associatieve herinneringen
= spontane herinneringen: rechtstreeks opgeroepen dr hippocampus
43
strategische herinneringen
= ingespannen herinneringen: moeizame speurwerk eerst ter hoogte van voorhoofdskwabben om passende cues te genereren --> doorgespeeld nr hippocampus
44
cognitieve interview
werkwijze om geheugen te screenen op moeilijk te traceren info
45
cognitieve schema's
kennis en opvattingen waar iemand al over beschikt