H6 doelstellingen en bewijsmiddelen Flashcards

1
Q

auditbewijsmiddelen

A

informatie gebruikt d auditor om te bepalen of de financiële info conform is met vooropgestelde criteria (boekhoudnormen)

PCAOB: informatie verkregen door auditprocedure of andere is bewijs
ISA 500: info die we gebruiken om conclusie te vormen en audit opinie te geven over financ staten van een bedrijf (boekhoudstukken en info die we verzamelen tijdens proces)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

4 beslissingen rond bewijsmiddel

A

1) welke auditprocedure gaan we doen om bewering te valideren
2) steekproefgrootte
3) welke items selecteren
4) timing: wanneer test uitvoeren? (soms pas nadat boekhoudkundige werk al is afgelopen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

4 beslissingen rond bewijsmiddel ::
welke auditprocedure?

A

AP= gedetailleerde instructie voor verzamelen van bewijsmiddelen

auditprogramma= gedetaill instructies voor volledige verzameling van evidentie voor auditgebied of ganse audit –> omvat alle auditprocedures (auditprogramma is breder dan auditprocedure)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 beslissingen rond bewijsmiddel ::
steekproefgrootte (determinanten)

A
  • populatiegrootte: hoe groter populatie, hoe groter de steekproef
  • getolereerde afwijking (materialiteit (-)): -> hoger materialiteitspercentage (=hoe minder streng) = hoe minder groot steekproef moeten nemen
    jaarrek getrouw wilt ni zeggen dat er 0 materiële afwijkingen zijn
  • getolereerd steekproefrisico (-) –> hoe groter steekproef, hoe kleiner risico
    (= kans dat je items gaat selecteren en tot verkeerde conclusie komt)
  • verwachte afwijking/fouten in populatie (+)
    doorgaans heeft auditor kennis van bedrijf en heb je een verwachting –> eerste keer controle weet je niet hoeveel verwachte fouten er zullen zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4 beslissingen rond bewijsmiddel ::
welke items selecteren? niet probabilistische methode

A

NIET PROBABILISTISCHE METHODES (SELECTIEF)
- gerichte steekproef (direct sample)
- block sample selectie= transactie eruit nemen en paar daarop volgend
- haphazard sample selectie = willekeurige eruit kiezen niet door computer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4 beslissingen rond bewijsmiddel ::
welke items selecteren? probabilistische methode

A

PROBABILISTISCH (WILLEKEURIG)
- random sampling
- systematische steekproefselectie
- probability proportional to size methode/monetary unit sampling = meer kans aan grote blokken binnen de populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

4 beslissingen rond bewijsmiddel ::
timing

A

wanneer procedure?
over welke periode?

voorraad: kan je wel procedure testen op doen maar pas op jaareinde kan je balans test doen

transactietest: bewijs voor bv de verkopen, die kan je doorheen het jaar testen en bewijsmiddel op einde nog steeds geldig dan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

overtuigingskracht van bewijsmiddelen, 4 determinanten

A

relevantie mbt auditdoelstelling

competentie

voldoende

tijdigheid

–> ECONOMISCHE AFWEGING : HOE MEER BEWIJS MATERIAAL –> HOE MEER OVERTUIGINGSKRACHT –> DUURDER

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

overtuigingskracht van bewijsmiddelen
relevantie mbt auditdoelstellingen

A

kunt van verzond bon naar facturen gaan
of
facturen naar verzond bon gaan
pad da ge neemt is belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

overtuigingskracht van bewijsmiddelen
competentie

A

= geloofwaardigheid
- informatiebron in onafhankelijk: extern beter dan intern
- effectiviteit van interne controle: hoe kwaliteitsvol is IC systeem
- directe kennisname auditor: zelf observeren beter dan 3de partij die veteld
- kwalificatie van informatiebron: gebouw schatten maar schatter moet ook echt erkend zijn
- mate van objectiviteit: fysieke voorraad kan je tellen
inbaarheid van vorderingen is bv subjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

overtuigingskracht van bewijsmiddelen
voldoende
tijdigheid

A

steekproefgrootte groot genoeg?

balansrekeningen: zo dicht mogelijk bij balansdatum
resultatenrekening: steekproef over ganse periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

types auditbewijsmiddelen

A

F CVOIRA
fysische telling
confirmatie 3de
verantwoordingsstukking/documentatie
observatie
inlichtingen
rekenkundig nazicht
analytische testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

saldibenadering

A

balans, niet hoe we aan da bedrag zijn gekomen maar verifiëren of bedrag klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

transactiebenadering

A

rr, nagaan hoe we aan bedrag komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

auditdoelstellingen

A

VVACTWEO
validiteit
volledigheid
accuratesse
classificatie
timing/tijdgebonden a juiste periode
waardering
eigendom
openbaarmaking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly