h6 Flashcards

1
Q

waar staat de koolstof kringloop

A

binas 93F

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe komt CO2 uit de lucht

A

de producenten nemen het op en maken er organsiche stoffen mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe komt co2 in consumenten

A

de consumenten eten de producenten en dus de organische stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe komt co2 in de lucht

A

reducenten breken organsiche resten af tot anroganische stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe komt er extra co2 in de lucht

A

door fossiele brandstoffen die worden opgebrand, dus wordt er co2 in de korte kringloop opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de co2 kringlopen

A

producent -> consument -> reducent -> lucht

fossiel -> brandstof -> lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar staat de stikstof kringloop

A

binas 93 G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe komt nitraat uit de lucht

A

producenten nemen NO3 op en maken organische verbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is voortgezette stikstofassimilatie

A

consumenten eten producenten
de plantaardige eiwitten worden aminozuren, daarmee maken consumenten hun eigen eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe komt stikstof in de lucht

A

reducenten breken stikstofhoudende organische verbindingen af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de verschillende processen in de stikstofkringloop

A

stikstofassimilatie
ammonificatie
nitrificatie
denitrifactie
stikstoffixatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke bacterien zijn aeroob en anaeroob

A

nitrificerende bactieren zijn aeroob en denitrificerende bacteren zijn anaerobe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is bacteriele stikstoffixatie

A

dat stikstofbindende bacterien gascormige stikstof omzetten in ammoniak of ammonium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is fotochemische stikstofbinding

A

wanneer gasvorming stikstof met ozon reageert tijdens onweer en er zo nitraat ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is dissimilatie

A

wanneer glucose omgezet ordt tot co2 en h2o

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ammonificatie

A

omzetting van eiwitten uit organisch afval door rottingsbacterien waarbij ammoniak ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

denitrificatie

A

omzetting van nitraaationen uit de bodem in gasvormige stikstof en zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

nitrificatie

A

omzetting van ammonium en zuurstof in nitriet

19
Q

uitspoeling

A

anorganische stoffen zakken met het regenwater weg naar diepere lagen in de aarde

20
Q

eutrofiëring

A

het sterk toenemen van fosfaat en nitraat in water

21
Q

resistent

A

ongevoelig voor bestrijdingsmiddelen

22
Q

persistent

A

gifstof wat niet of langzaam wordt afgebroken

23
Q

accumulatie

A

ophoping van gifstoffen in organisme: elk trofisch niveau bevat relatief meer gifstoffen

24
Q

veredeling

A

het veranderen van erfelijke eigenschappen

25
Q

waardoor gebeurt eutrofiëring

A

overbemesting met drijfmest en besmetting met kunstmest

26
Q

wat is het verschil tussen afspoeling en uitspoeling

A

afspoelig is wanneer de mest van het land naar het oppervlakte water gaat, bij uitspoeling gaat de mest eerst nog door het grondwater

27
Q

wat zijn de gevolgen van eutrofiering

A

de soortensamenstelling verandert en er is waterbloei

28
Q

wat is waterbloei

A

sommige soorten die goed tegen nitraat en fosfaat kunnen groeien snel na eutrofieringwat

29
Q

zijn de gevolgen van waterbloei

A

er komt minder zuurstof in het water:
planten sterven omdat er minder licht doordringt
de reducenten gebruiken veel zuurstof
waterdieren sterven door zuurstofgebrek

30
Q

wat zijn voor en nadelen van chemische bestrijdingsmiddelen

A

voordelen: effectief en goedkoop
nadelen: niet soortspecifiek

31
Q

wat zijn voor en nadelen van biologische bestrijdingsmiddelen

A

voordelne: geen gifstoffen, niet schadelijk
nadlene: duur, arbeidsintensief

32
Q

wat is monocultuur

A

dat er maar 1 soort gewas wordt verbouwd

33
Q

wat zijn de voor en nadelen van monocultuur

A

voordeel: er kan veel en goedkoop eten gemaakt worden
nadeel: grote kans op ziekten, plagen en leidt tot millieu problemen

34
Q

wat zijn kenmerken van biologische landbouw

A

kleinschalig
geen kunstmes
biologische ne mechanische bestrijding
duurzaam
diervriendelijkwat is

35
Q

wat is mechanische bestrijding

A

bestrijding met werktuigen mahines of handmatig

36
Q

wat is het nadeel van biologische landbouw

A

lage productivieteit en duurt lang

37
Q

broeikasteffect

A

de warmte van de zon wordt door broeikasgassen in de atmosfeer gehouden

38
Q

energietransitie

A

de overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen naar groene energie

39
Q

hernieuwbare energiebronnen

A

energie bronnen die geen extra co2 in de lucht brengne

40
Q

wat zijn de effecten van klimaatverandering

A

zeespiegel stijging
extreme weersomstandigheden
zoetwater tekorten
afname landbouw opbrengst
oceaan verzuring
afname van biodiversiteit

41
Q

waardoor komen millieuproblemen

A

hoge bevolkingsgroep
meer industriele productie
chemische ontwikkeling
grootschalige landbouw e
welvaartsgroei

42
Q

duurzame ontwikkeling

A

mensen worden voorzien van behoeften zonder milleivervuiling

43
Q

wat zijn voordelen van groene daken

A

betere isolering in het gebouw
neemt water op: voorkomt water overlast
neemt CO2 op en stoot zuurstof uit