4v h2 2.1-2.7 Flashcards

1
Q

wat is ongeslachtelijke voorplanting?

A

als een nakomeling uit 1 ouder komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat gebeurt er in het kort bij celdeling

A

een moedercel deelt zich in twee indetieke dochtercellen
zie binas 76B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe planten schimmels zich voor

A

met sporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is klonen

A

ongeslachtelijke voorplanting op kunstmatige wijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn argumenten tegen klonen

A
  • de mens mag niet ingrijpen in de natuur
  • je mag dieren niet gebruiken voor onderzoek
  • nakomelingen hebben afwijkingen
  • planten zijn vatbaar voor ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de fase van celdeling?

A

G1-fase
S-fase
G2-fase
M-fase
(G0-fase)
zie binas 76A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat gebeurt er tijdens de G1-fase van celdeling?

A

de cel maakt eiwitten en wordt groter als voorbereiding op DNA kopiëren
zie binas 76A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat gebeurt er tijdens de S-fase van celdeling?

A

het DNA wordt gekopiërt maar blijft nog aan elkaar zitten
zie binas 76A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een chromosoom

A

een stukje DNA in een cel
zie binas 70A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een chromosomen paar

A

twee chromomosemen die dezelfde functie hebben, een van de vader en een van de moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat een centromeer

A

het punt waarbij het gekopieerde DNA aan elkaar blijftzitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een chromatiden

A

twee identieke chromosomen vlak voordat de cel verdeelt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt er tijdens de G2-fase van celdeling?

A

de cel wordt groter en maakt eiwitten die nodig zijn voor mitose
zie binas 76A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat gebeurt er tijdens de M-fase van celdeling?

A

de mitose en celdeling vindt plaats
zie binas 76A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat gebeurt er tijdens de G0-fase van celdeling?

A

de cel gaat in tijdelijke of blijvende rust en gaat niet verder met verdelen
zie binas 76A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de fase van mitose

A

profase
prometafase
metafase
anafase
telofase
zie binas 76B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat gebeurt er tijdens de profase van mitose?

A

het centrosoom verdubbelt en de trekdraden onstaan
zie binas 76B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is een centrosoom

A

een organel wat trekdraden maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat gebeurt er tijdens de prometafase van mitose?

A

de trekdraden hechten zich aan de centromeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat gebeurt er tijdens de metafase van mitose?

A

de trekdraded verbinden elk centromeer met een centrosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat gebeurt er tijdens de anafase van mitose?

A

de chromatiden worden gescheiden en zijn nu weer chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat gebeurt er tijdens de telofase van mitose?

A

rondom elke groep chromosomen vormt een nieuw kernmembaarn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat geburt er tijdens celdeling

A

de cel snoert zich tussen de twee celkernen gemaakt tijdens mitose dicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

welke twee lichaamscellen zijn er?

A

gameten (geslachtscellen) en somatische cellen (lichaamscellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

hoe heet een cel met 1 set chromosomen?

A

een haploïd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

hoe heet een cel met meer dan 2 paar chromosmen?

A

een polyploïd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

hoe heet een cel met 2 paar chromosomen?

A

een diploïd
dit wordt aangegeven als 2n (n staat voor aantal chromosomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat zijn de voortplantings organen van de mens?

A

de eierstokken en teelballen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wat voor celdeling gebeurt in geslachtsorganen?

A

meiose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wat gebeurt er tijdens meiose
(5 stappen)

A

meiose 1:
1: 1 diploïde cel met 2 sets chromatiden
2: de trekdraden treken de chromatiden paren van elkaar weg
3: er zijn nu twee haploïde cellen met 1 set chromatiden
meiose 2:
4: de trekdraden trekken de chromatiden van elkaar weg
5: er onstaan 4 dochtercellen
zie binas 76B3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wat zijn de primaire geslachtskenmerken van de vrouw

A

de binnenste en buitenste schaamlippen, de clitoris, de vagina (samen de vulva)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wat doen de binnenste schaamlippen tijdens sex?

A

ze maken vocht aan zodat het gladder verloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wat is oögenese

A

de rijping van eicellen
zi binas 86D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wat is een follikel?

A

de diploïde cellen die de eicel beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wat gebeurt er in cellen tijdens menstruatie na de eisprong

A

1: de eicel gaat door de eileider
2: het gele lichaam maakt hormonen
3: de eicel gaat verder de baarmoeder in
4: als de eicel niet bevrucht is, gaat die uit de vagina
zie binas 86E

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wat is het gele lichaam

A

de resten van de gebarsten follikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

wat zijn primaire geslachtskenemerken van de man

A

de penis en teelballen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

hoe heet de vorming van spermcellen?

A

spermatogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

hoe werkt bevruchting bij mensen?

A

de kern van de spermacel kmt in het cytoplasma van de eicel, er vormt een ondoodringbare laag rondom de bevruchte eicel dus er kunnen geen andere spermacellen bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

wat is het verschil tussen gameten en somatische cellen?

A

somatische cellen hebben alle genetische informatie, terwijl gameten maar de helft hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

waar worden hormonen gemaakt?

A

in hormoonklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

wat doen geslachtshormonen/

A

ze regelen voorplanting bijv. het ontstaan van secundaire geslachtskenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

wat is het verschil tussen mannen en vrouwen op gebied van hormonen?

A

mannen hebben na de puberteit een constante hoeveelheid geslachtshormen, bij vrouwen is het wisselend vanwege de menstruatiecyclus

41
Q

wat doet de hypothalamus?

A

het zorgt voor de hormanel regeling in het lichaam
en activeert de hypofyse met RH (releasing hromonen)
zie binas 89A

42
Q

wat doet de hypofyse

A

die produceert bepaalde hromonen o.a. FSH en LH
zie binas 89A

43
Q

welke hormonen stimuleren de groei van geslachtsorganen

A

FSH en LH
zie binas 89A

44
Q

welk hormooon zorgt voor secundaire geslachtskenmerken in jongens?

A

testosteron

45
Q

wat doet LH bij mannen?

A

het stimuleert de afgifte van testosteron
zie binas 89A

46
Q

wat doet FSH bij mannen

A

het stimuleert samen met testosteron de vorming van spermacellen
zie binas 89A

47
Q

welke negatieve terugkoppeling heeft testosteron

A

bij veel testosteron eremt de aanmaak van GnRH, FSH en LH, waardoor er ook minder testosteron wordt gemaakt
zie binas 89A

48
Q

waarmee begint de menstruatiecyclus

A

de eerste dag van de mesntruatie

49
Q

wat is de functie van FSH bij vrouwen?

A

het stimuleert de rijping van follikels en afgifte van oestrogeen
zie binas 89A

50
Q

wat is de functie van LH bij vrouwen?

A

beinvloedt de ovulatie en het ontstaan en in stand houden van het gele lichaam
zie binas 89A

51
Q

wat maakt oestrogeen aan?

A

de cellen in de wand van rijpende follikels
zie binas 89A

52
Q

wat doet oestrogeen

A

repareert het baarmoederslijmvlies en stimuleren in de puberteit de secundaire geslachtskenmerken
zie binas 89A

53
Q

hoe gebeurt de ovulatie in samenhang met hormonen?

A
  • de enige gerijpte follikel maakt veel oestrogeen aan.
  • In hoge concentraties heeft oestrogeen een stimuleren werking van GnRH, hierdoor is er veel meer LH en minder FSH, - de LH zorgt voor vocht in de follikel, deze barst open en de eicel komt vrij
54
Q

wat is het gele lichaam?

A

resten van de follikel na de ovulatie

55
Q

wat maakt progesteron?

A

LH n oestrogeen
zie binas 89A

56
Q

wat doe progesteron?

A

het baarmoederslijmvlies dikker maken
zie binas 89A

57
Q

hoe heten de fase van een eicel naar baby?

A

embryo = 0-8 weken
zygote = bevruchte eicel
morula = klompje cellen
blastula = holte vocht in cellen
gastrula = begin van darm
neurula = zenuwstelsel
foetus = 8+ weken

58
Q

waar bestaat de morula uit

A

16 - 32 stamcellen

59
Q

wat zijn klievingdelingen?

A

de delingen van cellen in zygote waarbij het totale volume niet toeneemt

60
Q

wat beschermt de embryoplast (begn van en embryo)

A

de trofoblast, de buitenste laag cellen

61
Q

wat wordt de placenta?

A

de trofoblast

62
Q

wat zorgt ervoor dat tijdens de zwangerschap het gele lichaam blijft bestaan?

A

het hormoon HCG dat wordt gemaakt uit de trofoblast, na 3 maanden vergaat het gele lichaam

63
Q

hoe onstaat de placenta

A
  • bloed van de moeder gaat richting embryo via holten in de blastula
  • zuurstof gaat richting de embryo via chorionvlokken (uitstolpingen in het vruchtvlies)
  • dit groeit samen tot de placenta
    zie binas 86E
64
Q

hoe gaat de embryoblast naar embryo

A

in de embryoblast ontstaan twee holten: de amnionholte en de dooerzak. de cellen tussen de holte in groeien tot de embryo
zie binas 86E

65
Q

wat zit er om de embryo heen

A

vocht, vruchtwater, vlies, amnion, vruchtvliezen
zie binas 86E

66
Q

wat is de functie van de placenta

A

om voedingsstoffen naar de foetus te sturen en afvalstoffen naar de moeder

67
Q

wat is het verschil tussen adulte en embryonale stamcellen

A

embryonale kunnen in nog in alle soorten celtypen veranderen, adulten stamcellen nog maar in aan paar soorten

68
Q

wat is celdifferentiatie

A

uit stamcellen ontstaan gespecialiserde cellen

69
Q

wat is apoptose?

A

de geprogammeerde dood van een cel, vanwege celdifferentiatie

70
Q

wat gebeurt er met de hormonen in de eerste drie maanden van de zwangerschap?

A

het gele lichaam is heel belangrijk:
het gl produceert progesteron en oestrogeen
progesteron remt de productie van LH, LH houdt t gele lichaam dus niet in stand.
de trofoblast wordt de placenta en die maakt HCG, HCG heeft dezelfde functie als LH en houdt t gele lichaam in stand

71
Q

wat betekent “ingedaald”

A

dat het hoofd van de foetis in het bekken van de moeder is gezakt en de bevalling kan beginnen

72
Q

wat is ontsluiting

A

dat de baarmoedemond wijder en korter moet worden

73
Q

wat is de volgorde van de geboort?

A

(vliezen breken)
indaling
weeën
ontsluiting
uitdrijving
nageboorte

74
Q

wat gebeurt er tijdesn de uitdrijving

A

de weeën worden persweeëen en de moeder duwt mee. het hoofdje van de baby gaat uit de baarmoederhals, draaiend. Het lichaam volgt

75
Q

wat zit er in de nageboorte

A

de placenta, vruchtvliezen en de navelstreng. Hierna kan de baarmoeder zich samen trekken en sluit de wond

76
Q

wat zijn de twee veranderende levensfase van mensen?

A

de puberteit: lichamelijke verandiering 10-17 jaar
adolescentie: geestelijk verandering 20-25

77
Q

wat is seks?

A

alle handelingen wat te maken heeft met de voortplantingsorganen

78
Q

wat is sexualiteit?

A

alle gedachten, gevoelens en handelingen die hebben te maken met opwinding en seks

79
Q

wat zorgt ervoor dat een transgender persoon operaties wil?

A

genderdysforie, dat het persoon zich niet voelt als het geslacht waarin die is geboren

80
Q

wat zijn de vormen van seksueel misbruik

A

grooming: een volwassen dwingt minderjarige tot iets
sextortion: iemand chanteren voor iets
exposen: online vernederen
slutshaming: vrouwen bekritiseren op iets wat ze doen of kleding
aanranding: aan iemand zitten zonder het te vraagen
verkrachten: dreigen of geweld gebruiken om seks te hebben

81
Q

wat zijn SOA’s

A

sexsueel overdraagbare aandoening: infectieziekten die zijn overgedragen door sexueel contact

82
Q

hoe worden soas overgedragen?

A

door contact tussen bloed, sperma, vaginaal vocht en slijmvliezen

83
Q

welke SOA’s zijn overdraagbaar door bloed?

A

HIV, hepatitis B en C, syfilis

84
Q

wat kun je doen tegen HIV

A

HIV remmers nemen, die zorgen dat het virus niet overdraagbaar is en het HIV geremt wordt of PrEP-kuur wat een hiv infectie kan voorkomen

85
Q

wat zijn ziekte verschijnselen van soa’s?

A

meer afscheiding of bloed, pijn bij plassen, blaasjes rondom geslachtsdelen,

86
Q

welke SOAs zijn te genezen met antibiotica?

A

chlamydia, gonorroe en syfilis

87
Q

wat zijn ziekte verschijnselen van HIV en AIDS?

A

griepachtige verschijnselen, daarna stopt het afweersysteem met werken

88
Q

wat zijn de verschillende categorieën anticonceptie?

A

barrièremiddelen, hormonale methoden, koperspiraal, klassieke mtheoden en definitieve methoden

89
Q

wat zijn nadelen / voordelen aan barrieremiddlelen?

A

voordeel: beschermen ook tegen soa’s
nadeel: ze kunnen niet betrouwbaar izjn door verkeerd gebruik

90
Q

welke hormonen zitten in hormonale voorbehoedsmiddelen

A

progesteron: geen ovulatie
oestrogeen: slijmvlies onbruikbaar

91
Q

wat het nadeel aan hormonale voorbehoedsmiddelen?

A

bijwerkingen

92
Q

wat is het nadeel aan klassieke anticonceptiemethode?

A

onbetrouwbaar, want de man kan niet op tijd zijn of de ovulatie is niet regelmatig

93
Q

wat is een sterilistatie en wat is dar een nadeel aan?

A

een permanente anticonceptie,
in principe blijvend

94
Q

waarom kan een koppel niet zwanger raken?

A

de vrouw is te oud, een ongezonde levensstijl, ze hebben pech, soa’s

95
Q

welke vormen vruchtbaarheidsbehandelingen zijn er?

A

iui of ki, kid, ivf, icsi, pesa, tesa

96
Q

wat is KI of IUI

A

als er sperma cellen vlak voor de ovulatie in de baarmoedr worden gebracht

97
Q

wat is KID

A

iui/ki met donor spermacellen

98
Q

wat is IVF

A

meerdere follikels rijpen door medicatie, eicellen worden uit eierstokken ghaald, de spermacellen worden bij de eitjes gestopt en de eitjes worden terug gestopt

99
Q

wat is ICSI

A

hetzelfde als IVF, maar de spermacellen worden met een naald in een eicel gespoten

100
Q

wat is het verschil tussen TESA en PESA?

A

PESA: er worden spermacellen uit de bijballen gehaald voor een andere vruchtbaarheidsbehandelingen
bij TESA komt het uit teelballen

101
Q

wat zijn argumenten tegen ICSI en IVF op oudere leeftijd

A
  • de kwaliteit van eicellen kan te klein zijn,
  • er zijn risico’s voor moeders tijdens zwangerschap en bevalling
  • de kans is groter dat de moeder overlijd als het kind nog jong is,
  • de moeder kan door ouderdom niet voor het kind zorgen
102
Q

wanneer kun je chromosomen niet zien tijdens celdeling

A

tijdens de interfase (G1, S en G2 fase)

103
Q

wat gebeurt er voor menstruatie

A
  1. follikels ontwikkelen zich (86D)
    er ontstaat 1 eicel met cytoplasma en 1 kleinere cel (poollichaampje)
  2. de follikel die zich het verst ontwikkeld barst open (eisprong)
  3. de eicel die uit de follikel kwam gaat via de eileider richting de baarmoeder
104
Q

hoe gebeurt de menstruatiecyclus

A
  1. in periode tot de ovulatie produceert de hypofyse FSH en LH
  2. door LH barst een rijpe folikel open (ovulatie)
  3. door LH blijft het gele lichaam in stand
  4. het gele lichaam verdwijnt en de baarmoederslijmvlies wordt niet meer in stan dgehouden (menstruatie)