4v h3 3.1-3.7 Flashcards

1
Q

wat is het verschil tussen fenotype en genotype

A

fenotype: uiterlijk
genotype: DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke chromosomen paren heeft een mens

A

22 autosomen en 1paar geslachtschromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een karotype

A

een rangschikking van chromosomen
binas 70B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een genoom

A

alle DNA moleculen in een cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een allel

A

een variant van een gen: een deel van een chromosoom dat de erfelijke eigenschap bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ziet een DNA molecuul eruit

A

2 nucleotiden die aan elkaar zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar bestaat een nucleotide uit

A

een fosfaatgroep, desoxyribose en een stikstofbase: binas 71C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is genexpressie

A

de genen die tot uiting komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is geninactiviatie

A

de genen die uit staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is modificatie

A

verandering in het fenotype door millieufactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het verschil tussen een lichaamscel en een geslachtcel

A

een lichaamscel bevat genen in paren
een geslachtcel bevat genen in enkelvoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een homozygoot

A

een genenpaar bestaat uit 2 gelijke allelen (AA of aa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is een heterozygoot

A

een genenpaar bestaat uit 2 verschillende allelen (Aa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de soorten allelen

A

dominant: allel dat altijd tot uiting komt (Aa of AA)
recessief: allel dat alleen tot uiting komt als er geen dominant gen aanwezig is (aa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is het verschil tussen volledig, onvolledig dominant en codominant

A

vollledig: het recesieve allel is niet te zien in het fenotype
onvolledig: de allelen mixen (bijv. wit + rood-> roze fenotype)
codominant: beide allelen zijn te zien (wit + rood -> wit/rood fenotype)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe heet een onvolledig dominant fenotype

A

intermediair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

intermediaire kruising

A

P: AwAw x ArAr
F1:
ArAw ArAw
ArAw ArAw

18
Q

hoe ziet een kruisingsschema eruit

A

ouders : P genotype x genotype
daaronder F1:
tabel met links genotype1 en boven genotype2 in de tabel staan de 4 mogelijke nakomelingen

19
Q

wat is recombinaties

A

door geslachtelijk vootplanting ontstaan neiuew combinaties van allelen

20
Q

wat is een haplotype

A

een groep allelen die samen worden overgeërfd van een ouder, bijv. omdat ze samen op een chromosoom zitten

21
Q

monohybride kruising

A

P: AA x aa
F1:
Aa Aa
Aa Aa
F1: Aa x Aa
F2:
AA Aa
Aa aa

22
Q

wat zijn de verhouding van F2 na een monohybride kruising

A

genotype: AA:Aa:aa
1:2:1
fenotype: A:a
3:1

23
Q

wat is een karyogram van een man

A

[44, XY]
want 44 chromosomonen en 2 gleslachtschromosomen

24
Q

wat is x-chromosomale overerving

A

een erfelijke eigenschap die alleen op de X-chromosoom ligt

25
wat is monohybdride kruising
een kruising waarbij op 1 eigenschap gelet wordt
26
waneer uit een recessieve x-chromosomale aandoening zich
bij genotypes XaXa of XaY
27
x-chromosale kruising
P: XAXa x XAY F1: XAXA XAXa XAY XaY
28
wat is een dihybride kruising
een kruising waarbij wordt gelet op de overerving van 2 eigenschappen
29
wat is onafhankelijke overerving
overerving waarbij de genenparen in verschillende chromosomen paren liggen (dus een dihybride kruising)
30
dihybride kruising
P: AABB x aabb geslachtscellen: AB - ab F1: AaBb AaBb AaBb AaBb F1: AaBb x AaBb geslachtscellen: AB / ab /Ab / aB - AB / ab /Ab / aB F2: AABB AABb AaBB AaBb AABb AAbb AaBb Aabb AaBB AaBb aaBB AaBb AaBb Aabb aaBb aabb
31
wat zijn de verhoudingen van fenotype van de F2 na een dihybride kruising
fenotype: AB: Ab: aB: ab 9:3:3:1
32
hoe bereken je de kans van nakomelingen bij dihybride kruising
1. bepaal voor 1 eigenschap de kans met gewenste genotype 2. zelfde voor andere eigenschap 3. vermenigvuldig de kansen bijv: dier met AAbb: AA= 4/16 bb=4/16 4/16 * 4/16 = 1/16 = 6.25% kans
33
wat is overerving met multipele allelen
voor 1 eigenschap bestaan meer dan 2 allelen
34
multipele allelen overerving
P: IAIB x IBIo F1: IAIB IBIB IAIo IBIo dus F1 heeft bloedgroepen: AB, B en A
35
wat is een letale factor
een allel dat in homozygoten geen levend wezen oplevert
36
wat is gekoppelde overerving
overerving waarbij twee genenparen in hetzelfde chromosomenpaar liggen
37
hoe schrijf je een genotype van een homozygoot dominant invidu op bij gekoppeld overerving
AB//AB (2 streepjes tussen boven en onder)
38
gekoppelde overerving
P: GN//gn x GN//GN F1: GN//GN GN//gn GN//GN GN//gn
39
wat is mitochondriale overerving
het gen zit in de mitochondrium, je erft je mitochondrium van je moeder, dus je krijgt sowieso de genen van je moeder
40
wat is crossing over
tijdens meiose 1 gaat een deel van het ene chromosoom naar het andere en vice versa bijv: P: ab//AB geslachtcel: Ab//aB
41
waarom is tweelingenonderzoek belangrijk
bij eeneiige tweelingen is het genotype het zelfde en kun je zien wat de invleod van milieu is
42
wat is epigenetica
de studie van allelen in een organisme die aan en uitgezet kunnen worden wijzigingen in genexpressie zijn omkeerbaar