H6 Flashcards

1
Q

Probability model

A

Specificeert de mogelijke uitkomsten voor een sample space en biedt aannames waarop de kansberekeningen voor gebeurtenissen, die uit die uitkomsten zijn samengesteld, zijn gebaseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sensitiviteit

A

De kans op een positief testresultaat, gegeven dat de ziekte aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Specificiteit

A

De kans op een negatief testresultaat, gegeven dat de ziekte afwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vals positieve

A

Als de test negatief had moeten zijn, maar hij geeft positief aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vals negatieve

A

Als de test positief had moeten zijn, maar hij geeft negatief aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Conditionele kansberekening afhankelijke gebeurtenissen

A

Conditionele kansen

○ Kans gegeven een andere gebeurtenis
○ Event 1 heeft effect op event 2
○ Als nummer gekozen is, dan kan je die niet nog een keer kiezen
○ Algemene productregel: P (A en B)=P (B)∗P(A|├ B) of┤┤ P (A)∗P(B|├ A)┤┤
–> Streepje betekent ‘gegeven’
–> A= groene knikker 1e keer, B= groene knikker 2e keer
–> De kans dat je 2 groene knikker pakt = de kans op een groene knikker * de kans de tweede keer nog een groene knikker gegeven dat je de eerste keer een groene knikker pakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Probability model

A
  • Conditionele proporties zelfde als conditionele kansen
  • Kan je afhankelijkheid en onafhankelijkheid in aflezen
    Kolommen komen in verhoudingen overeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stappen simulatie: (4)

A

1) Identificeer het fenomeen
2) Beschrijf hoe waarnemen kunnen worden gesimuleerd
3) Voer simulatie uit
4) Vat resultaten samen en formuleer conclusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Testuitslagen: (conditionele kansen)

A

Fouten in een test
○ Geven aan hoe accuraat de test is
○ Vals positief: Als de test negatief had moeten zijn, maar hij geeft positief aan (1307/5228=0,25)
○ Vals negatief: Als de test positief had moeten zijn, maar hij geeft negatief aan (6/54=0,1111)
○ Hier zit een afruil tussen

Correcte classificaties
○ Sensitiviteit: De kans op een positief testresultaat, gegeven dat de ziekte aanwezig is (48/54=0,8889)
§ Hangt erg af van de prevalentie (voorkomen van de ziekte)
○ Specificiteit: De kans op een negatief testresultaat, gegeven dat de ziekte afwezig is (3921/5228=0,75)

Voorbeeld
○ –> A (onafhankelijke variabele) is altijd de rij en B (afhankelijke variabele) altijd de kolom
○ P(A|├ B)=(P (A en B))/(P (B))┤┤
○ Zijn afhankelijk van elkaar, want conditionele proporties verschillen erg van elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly