H11 Flashcards

1
Q

Hypothese

A

Bewering over populatie, meestal bewerend dat parameter een bepaalde numerieke waarde aanneemt of binnen bepaald bereik van waarden valt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vereiste steekproefgrootte bepalen (4)

A

1) Gewenste foutmarge kiezen
- Hoe dicht steekproefproportie bij populatieproportie
- Hoe dichterbij, hoe kleiner foutenmarge nodig
- Hoe kleiner foutenmarge, hoe groter n

2) Betrouwbaarheidsniveau kiezen
- Vaak 95%
- Hoe groter gewenste betrouwbaarheidsniveau, hoe groter n

3) Afhankelijk van budget

4) Formule:
a. Bij proporties: (categorisch)
- m= foutenmarge
- z= z-score (passend bij betrouwbaarheidsniveau)
- p= Schatting uit eerder onderzoek, anders 0.50
□ Hoe dichter bij 0.50, hoe groter n
- Antwoord altijd naar boven afronden!

b. Bij gemiddelde (kwantitatieve variabele)
- m= foutenmarge
- z= z-score (passend bij betrouwbaarheidsniveau)
- σ= Schatting uit eerder onderzoek, anders: range/6
□ Hoe meer spreiding, hoe groter σ, hoe groter n
- Antwoord altijd naar boven afronden!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer steekproefgeldig bij gemiddelde en proportie?

A
  • t-methodes voor een gemiddelde zijn geldig voor elke n, behalve bij
  • Kleine n, met extreme outliers
  • Ernstige schendingen van normaliteit
  • z-methode voor een proportie zijn alleen geldig als
  • Minimaal 15, succes en 15 mislukkingen
  • Want centrale limietstelling gaat niet op (normaalverdeling)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onderzoekshypothese: (3)

A
  • Uitspraak over populatie(s)
  • Waar of niet waar
  • Statistische hypothese: Een toetsbare hypothese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stappen hypothesetoetsing: (5)

A

1) Assumpties checken
* Voldoen aan de voorwaarden om hypothese te toetsen
* Random sampling en/of random toewijzing
* Voorafgaand aan het onderzoek

2) Hypothesen opstellen
* Wat verwacht je als er wel iets gebeurt en wat als er niet iets gebeurt
* Twee hypothesen bij hypothesetoets
- Nulhypothese (H0)
□ Geeft 1 specifieke waarde voor parameter aan (proportie of gemiddelde) (=)
□ Representeert meestal de situatie als er geen effect/verschil is
- Alternatieve hypothese (HA of H1)
□ Geeft range van alternatieve waarden voor parameter aan (proportie of gemiddelde) (<, >, ≠)
□ Representeert meestal de situatie als er wel effect/verschil is
* Voorafgaand aan het onderzoek

3) Toetsingsgrootheid (tg) (Test Statisic) berekenen
* Steekproefproportie/-gemiddelde naar toetsingsgrootheid (z-waarde of t-score)
* Hoe groter z-score, hoe verder er vanaf dat H0 waar is
* Als H0 waar is, dan is z-score 0
* z=(statistic−Verwachte waarde onder H0)/(Standaardfout (SE) onder H0 )
* Na het onderzoek

4) P-waarde opzoeken
* Passend bij z-waarde of t-score
* Opzoeken in tabel
* P-waarde: De kans op gevonden toetsingsgrootheid of een extremere waarde als H0 waar is
- Bij kleine kans, hoe sterker bewijs tegen 0-hypothese
* Veronderstellen dat nulhypothese waar is
* Welke waarden voor toetsingsgrootheid zijn te verwachten? (gebaseerd op steekproevenverdeling)
* Na het onderzoek

5) Conclusies trekken
* Interpreteren
* Hypothese wel of niet verwerpen
- Grenswaarde = Kritieke waarde (kw) –> Bepaal je vooraf
- Kritieke waarde, daarboven is significantieniveau (α)
□ Hoe groter α, hoe meer kans om te verwerpen
- Meestal is dit 0.05/5%
a) Als geobserveerde/berekende toetsingsgrootheid (tg) extremer is dan grenswaarde, dan verwerpen Ho
b) Als P-waarde kleiner is dan overschrijdingskans dan vooraf gestelde kw/α, wordt de nulhypothese verworpen (P<α, dan verwerpen H0)
* Na het onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stap 1 hypothesetoetsing

A

1) Assumpties checken
* Voldoen aan de voorwaarden om hypothese te toetsen
* Random sampling en/of random toewijzing
* Voorafgaand aan het onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stap 2 hypothesetoetsing

A

2) Hypothesen opstellen
* Wat verwacht je als er wel iets gebeurt en wat als er niet iets gebeurt
* Twee hypothesen bij hypothesetoets
- Nulhypothese (H0)
□ Geeft 1 specifieke waarde voor parameter aan (proportie of gemiddelde) (=)
□ Representeert meestal de situatie als er geen effect/verschil is
- Alternatieve hypothese (HA of H1)
□ Geeft range van alternatieve waarden voor parameter aan (proportie of gemiddelde) (<, >, ≠)
□ Representeert meestal de situatie als er wel effect/verschil is
* Voorafgaand aan het onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stap 3 hypothesetoetsing

A

3) Toetsingsgrootheid (tg) (Test Statisic) berekenen
* Steekproefproportie/-gemiddelde naar toetsingsgrootheid (z-waarde of t-score)
* Hoe groter z-score, hoe verder er vanaf dat H0 waar is
* Als H0 waar is, dan is z-score 0
* z=(statistic−Verwachte waarde onder H0)/(Standaardfout (SE) onder H0 )
* Na het onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stap 4 hypothesetoetsing

A

4) P-waarde opzoeken
* Passend bij z-waarde of t-score
* Opzoeken in tabel
* P-waarde: De kans op gevonden toetsingsgrootheid of een extremere waarde als H0 waar is
- Bij kleine kans, hoe sterker bewijs tegen 0-hypothese
* Veronderstellen dat nulhypothese waar is
* Welke waarden voor toetsingsgrootheid zijn te verwachten? (gebaseerd op steekproevenverdeling)
* Na het onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stap 5 hypothesetoetsing

A

5) Conclusies trekken
* Interpreteren
* Hypothese wel of niet verwerpen
- Grenswaarde = Kritieke waarde (kw) –> Bepaal je vooraf
- Kritieke waarde, daarboven is significantieniveau (α)
□ Hoe groter α, hoe meer kans om te verwerpen
- Meestal is dit 0.05/5%
a) Als geobserveerde/berekende toetsingsgrootheid (tg) extremer is dan grenswaarde, dan verwerpen Ho
b) Als P-waarde kleiner is dan overschrijdingskans dan vooraf gestelde kw/α, wordt de nulhypothese verworpen (P<α, dan verwerpen H0)
* Na het onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly