H4 - Reflectie En Zelfonderzoek Flashcards

1
Q

Op welke manier worden reflecteren en zelfonderzoek gewaardeerd?

A

Als vorm van leren en persoonlijke ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is reflecteren?

A

Jezelf een spiegel voorhouden om zo stil te staan bij hoe je handelt, welke keuzes je daarbinnen maakt, hoe je communiceert, welke vaardigheden je inzet en hoe dat voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 3 vormen van reflectie?

A
  1. Persoonlijk functioneren
  2. Beroepsmatig handelen
  3. Beroepsmatig handelen in de maatschappelijke context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kun je reflecteren op persoonlijk functioneren?

A

Stilstaan bij wie je bent, wat je motivatie en je doelen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe kun je reflecteren op beroepsmatig handelen?

A

Zich vooral richten op het methodisch handelen, onderzoeken wat het effect is van de manier waarop jij je beroep uitoefent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kun je beroepsmatig handelen in de maatschappelijke context reflecteren?

A

Kijken naar de grotere context van jouw functioneren en handelen, je afvragen wat het effect is op de omgeving, de maatschappij en in hoeverre jij hiervoor verantwoordelijk voor bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar draait het altijd om bij reflectie?

A

Jou

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de voordelen van reflecteren?

A
  • vergroten zelfkennis
  • bewust van de emoties die in bepaalde situaties bij jou een rol spelen
  • inzicht krijgen in hoe je daar naar handelt
  • de manier waarop je werkt en leeft verbeteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe reageren we vaak in een situatie?

A

Vanuit een eerste impuls; niet eerst nadenken, maar iets doen op basis van emoties en onbewuste vaste patronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat weet je door reflecteren?

A

Wie je bent, wat je motiveert, wat je gemakkelijk afgaat en waar de uitdagingen voor jou liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is evalueren?

A

het beoordelen van je eigen handelen; vergelijken van de verwachting die je van te voren had met de feitelijke gang van zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat beoordeel je bij evaluaties?

A

de resultaten van je acties:

  • welke storende factoren een rol hebben gespeld
  • conclusies trekken voor de werkwijze in soortgelijke situaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doe je bij reflecteren?

A
  • situatie en omgeving omschrijven
  • je gedrag onderzoeken
  • vragen stellen over eigen vaardigheden
  • motivatie of overtuigingen achterhalen
  • stilstaan bij je identiteit
  • oog voor je dieperliggende drijfveren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kun je achterhalen welke leerstijl bij jou hoort?

A

Door een leerstijlenstest te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke leerstijlen zijn er(4)?

A

Doener, dromer, denker of beslisser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke leerstijl maakt graag gebruik van reflectie?

A

Dromer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de 5 fases van reflecteren?

A
  1. Het handelen: wat wilde ik bereiken, op letten of uitproberen?
  2. Terugblikken op het handelen: wat gebeurde er concreet met mij/anderen? Wat wilde/deed/voelde ik?
  3. Bewust worden: wat zijn de antwoorden uit 1 en 2? Wat betekent dit voor mij en wat is een probleem of positieve ontdekking?
  4. Alternatieven en keuzes: wat kan ik anders doen? Wat neem ik me voor?
  5. Uitproberen: wat ga ik nu concreet anders doen en hoe?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef 6 tips bij reflecteren

A
  • kies een concrete situatie en kijk terug op dat specifieke moment en jouw handelen
  • stel jezelf open vragen
  • stel oordelen over jezelf uit en doe een objectieve waarneming
  • reflecteer op een methodische wijze (lijstje, reflecteerschema)
  • reflecteer op probleemsituaties en succeservaringen
  • gebruik feedback van anderen om vanuit dat gezichtspunt te reflecteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een model?

A

Een vereenvoudiging van de werkelijkheid; belicht de werkelijkheid vanuit een bepaalde visie en vereenvoudigt de werkelijkheid door het accent te leggen op de visie en de rest weg te laten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke 4 modellen kunnen gebruikt worden om jezelf te beschrijven/analyseren?

A
  1. Model van Kolb
  2. Model van de Big Five
  3. Kernkwadrantenmodel
  4. Model Onbewust onbekwaam - Onbewust bekwaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar is het model van de leerpsycholoog en pedagoog David A. Kolb op gebaseerd?

A

Leren is een dynamisch proces waarbij telkens 4 soorten leesgedrag betrokken zijn. De volgorde hiervan is niet zo belangrijk, wel dat ze alle 4 doorlopen worden

22
Q

Welke 4 leergedragingen onderscheidt Kolb?

A
  1. Concreet ervaren: waarnemen
  2. Reflectief observeren of reflecterend leren: verhelderen
  3. Abstracte begripsvorming: verklaren, inzicht verkrijgen
  4. Actief experimenteren of experimenterend leren: beslissingen nemen en uitvoeren
23
Q

Wat is de omschrijving van het leergedrag concreet ervaren?

A

Het opdoen van fysieke en werkelijke ervaring met de realiteit

24
Q

Wat is de omschrijving van het leergedrag reflectief observeren of reflecterend leren?

A

nadenken over de waargenomen werkelijkheid

25
Q

Wat is de omschrijving van het leergedrag abstracte begripsvorming?

A

Nadenken over het grotere verband waarin de waarnemingen en reflecties passen

26
Q

Wat is de omschrijving van het leergedrag actief experimenteren of experimenterend leren?

A

getest of het geleerde ook onder andere omstandigheden geldt dmv nieuwe handelingen; je past het geleerde toe in een andere dan de eerder ervaren context

27
Q

Wat zijn de combinaties leerstijlen en leergedrag bij het model van Kolb?

A

Doener: actief experimenteren en concreet ervaren
Dromer: concreet ervaren en reflectief observeren
Denker: reflectief observeren en abstracte begripsvorming
Beslisser: abstracte begripsvorming en actief experimenteren

28
Q

Wat zijn de voorkeuren van de doener?

A

Snel aan de slag en oefenmomenten. Actieve rol spelen, in een beschermde omgeving waar fouten gemaakt mogen worden

29
Q

Wat zijn de voorkeuren van de dromer?

A

Zelf meemaken hoe iets in de praktijk uitpakt, problemen van alle kanten bekijken en zien van nieuwe ingangen en oplossingen, sociale en culturele probleemsituaties, brainstormen en uitstellen keuzes

30
Q

Wat zijn de voorkeuren van de denker?

A

nadruk op logica, goed redeneren en graag intellectueel bezig, werken zelfstandig om eerst zelf beeld te vormen, minder interesse mensen en emoties

31
Q

Wat zijn de voorkeuren van de beslisser?

A

Theorieën uitproberen in de praktijk en experimenteren, initiatief nemen en probleemoplossend te werk, duidelijke instructies en procedures, interesse en technische problemen, minder in sociale problemen

32
Q

Wat is het belangrijkste persoonlijkheidsmodel?

A

Big Five, omdat de scores normaal zijn verdeeld en je wordt niet in een hokje gezet

33
Q

Wat zijn de 5 karaktertrekken van de Big Five?

A
  1. Extraversie (extravert vs introvert): mate van behoefte met contact met anderen
  2. Inschikkelijkheid: meegaand, tolerant en hulpvaardig vs competitief en weinig meewerkend
  3. Zorgvuldigheid: georganiseerden doelgericht vs ongestructureerd en doelloos
  4. Emotionele stabiliteit: volledig emotioneel stabiel vs neurotisch
  5. Openheid voor ervaring/ideeën: nieuwsgierig en fantasievol vs down-to-earth en feitelijk
34
Q

Wat zijn de tegenpolen van de 5 karaktertrekken van de Big Five?

A

Extravert vs Introvert
Goedaardig, inschikkelijk vs Kwaadaardig, vasthoudend
Zorgvuldig vs Ongestructureerd, doelloos
Emotioneel stabiel vs Emotioneel instabiel
Open vs Gesloten, behoudend

35
Q

Welke karaktertrek voorspelt het beste of iemand goed zal functioneren?

A

Zorgvuldigheid en extraversie

36
Q

Welke karaktertrek zegt wat over de tevredenheid van de werkomgeving?

A

Extravert vs Introvert, emotionele stabiliteit

37
Q

Welke karaktertrek zegt iets over de prestaties op het werk?

A

Zorgvuldigheid

38
Q

Welke karaktertrek zegt iets over samenwerken?

A

Inschikkelijkheid

39
Q

Welke karaktertrek zegt iets over leiders?

A

Extravert

40
Q

Wat beschrijft het kwadrant van Ofman?

A

De eigenschappen die bij een persoon horen, het is een instrument om te reflecteren op bepaalde eigenschappen

41
Q

Wat zijn de vier termen van het kernkwadrant?

A
  1. Kernkwaliteit
  2. Valkuil/vervorming
  3. Uitdaging
  4. Allergie
42
Q

Wat is een kernkwaliteit bij het kernkwadrant model?

A

Specifieke eigenschappen die een persoon kenmerken, aangeboren eigenschappen

43
Q

Wat is een valkuil/hervorming bij het kernkwadrant model?

A

Doorgeschoten vorm van een kernkwaliteit

44
Q

Wat is een uitdaging bij het kernkwadrant model?

A

Een karaktereigenschap die het tegenovergestelde is van de valkuil en een goede aanvulling op kernkwaliteit en geeft richting waarin je je verder kan ontwikkelen

45
Q

Wat is een allergie bij het kernkwadranten model?

A

Datgene dat iemand met een bepaalde kernkwaliteit als lastig ervaart, een doorgeschoten vorm van de uitdaging

46
Q

Welke model kun je inzetten bij problemen in het sociale verkeer en waarom?

A

Het kernkwadranten model is geschikt voor zelfonderzoek en het analyseren van problemen in het sociale verkeer. Het is eenvoudig en laagdrempelig

47
Q

Wat zijn kwaliteiten?

A

Innerlijke eigenschappen die niet meetbaar zijn en slechts in gedrag voor anderen zichtbaar

48
Q

Welk model heeft geen indeling in persoonlijkheidstypen?

A

Kernkwadrantenmodel

49
Q

Beschrijf de verschillende fases die je in een leerproces doorloopt van het onbewust onbekwaam - onbewust bekwaam model

A
  1. Onbewust onbekwaam: neutrale fase
  2. Bewust onbekwaam: bewust dat je iets niet kunt en start met oefenen
  3. Bewust bekwaam: dingen lukken, terwijl je er nog goed bij nadenk
  4. Onbewust bekwaam: de dingen van als vanzelf
50
Q

Waar is het model onbewust onbekwaam - onbewust bekwaam goed voor?

A

Bij elk leerproces ga je door deze fases heen en dit model helpt je te begrijpen waarom bepaalde fases zo onaangenaam voelen

51
Q

Welke termen passen bij de verschillende fases die je in een leerproces doorloopt van het onbewust onbekwaam - onbewust bekwaam model, om de stap naar de volgende fase te maken?

A
  1. Leerbehoefte
  2. Aanleren
  3. Toepassen
  4. Automatisme
52
Q

Wat is het voordeel van reflectie?

A

Reflectie maakt dat je beter kan omgaan met de complexiteit van al deze inwerkende factoren. Het helpt de gebeurtenissen te plaatsen binnen een groter geheel