H4: managementcyclus Flashcards

1
Q

wat is plannen?

A

> Het formuleren van doelstellingen én het ontwikkelen van acties en strategieën
om deze doelstellingen te realiseren
Een continue activiteit Intentioneel en toekomstgericht (1u, 1d, .. 5j.)
Resulteert in een plan

> Procesverloop hangt af van: Managementperspectief en omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 dimensies van plannings proces

A

> hoe verloopt planning?
welke besluitvorming?
soorten planning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verloop van planning (3stappen)

A

stap 1: situatie analyse
stap 2: doelstelling
stap 3: actieplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

rationeel vs perceptie

A

> planning wordt door mensen gemaakt en mensen hebben eigenbelangen dus niet altijd rationeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

situatieanalyse

A

> informatie inzamelen kan zowel intern als extrern

> informatie interpreteren: eigen kennis en kunde integreren in observatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

primaire situatie analyse

A

> interne analyse

  1. vraag en antwoord
  2. observaties
  3. prognoses/scenario’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

secundaire analyse

A

> externe analyse (bv klanten, distributeurs)
vaak moeilijker te verkrijgen dan intern
1. documenten analyses
2. prognoses/scenario’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kwaliteit van analyse is afhankelijk van:

A
  1. expertise van informatieverstrekker
  2. expertise van informatie inzamelaar
  3. betrouwbaarheid en validiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fasen bij perceptievorming

A

> stimulus (informatie)
waarneming (gewaarwording)
organisatie (reflectie)
oordeel (betekenis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

oorzaken van foute perceptie

A

Stereotypering (veralgemeningen obv vooroordelen)

Halo-effect (uitvergroten van 1 kenmerk)

Perceptieve verdediging (zoeken naar argumenten om een (voor)oordeel te staven

Projectie (van eigen wensen, verwachtingen, voorkeuren..)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dimensies voor doelstelling bepaling

A

> Tijd (KT, LT, MLT..)
Voorwerp
middelen (bv. FTE reductie), kapitalisering (beurs)
Omgeving: marktleider, naamsbekendheid
Schaal (hele organisatie, departement..)
Concretisering (% STP, digitalisering..)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe beïnvloeden managementperspectieven de keuze van de managers tussen perceptiemethoden?

A

> rationeel vz gedragsmatig besluitvormingsproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

informatie interpreteren

A
> in functie van het verleden
> ifv vooropgestelde norm/plan 
> ifv concurrent (benchmarking)
> ifv signalen aan derden
> ifv tijdsdruk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

open-gesloten vragen

A

> gesloten = kiezen tussen lijst van antwoorden

> open = antwoord vrij formuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gestructureerd interview - open interview

A

> gestructureerd: interviewer baseerd het gesprek op een schriftelijke vragenlijst. strikt, nauwgewet en integraal doorlopen
open: checklists, aandachtspunten voor houvast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

primaire info - secundaire info

A

> primair = zelf samengebracht

> secundair = dmv literatuur onderzoek (door anderen geschreven)

17
Q

kwantitatieve prognose

A

> obv mathematische of statistische extrapolaties

> tijdreeks analyse, regressieanalyse, econometrische modellen

18
Q

kwalitatieve prognose

A

> opinie gegenereerde technieken

> inzichten en verwachtingen van bevoorrechte getuigen of experts

19
Q

scenarioplanning

A

> bijzondere variant van prognoses

> diverse, alternatieve en toekomstige ontwikkelingen of scenario’s naast elkaar geplaatst

20
Q

zekere/geprogrammeerde besluitvormingsproces

A

> probleem is goed afgelijnd
probleem is bekend en komt vaak voor
informatie over de alternatieve oplossingen alsook hun mogelijke effecten of gevolgen is bekend en volledig
er bestaan reeds proceduress of standaarden wat de geprefereerde oplossing is

21
Q

onzekere/niet voorgeprogrammeerde besluitvorming

A

> probleem of kans is complex of moeilijk
probleem is relatief nieuw
info ivm alternatieve opl en effecten of gevolgen is onbekend
nog geen procedures of standaarden

22
Q

acties ontwikkelen om doelen te bereiken

A

> hoe wensen we doelen te bereiken?
hoe gaan we dit verwezenlijken?
welke alternatieven stellen we concreet voorop en welke verkiezen we?

> hoe verwijst enerzijds naar middelen als naar kenmerken van de organisatie

23
Q

soorten doelen: tijdsdimensie

A

> doelen mbt op nabije toekomst

> doelen mbt op verre toekomst

24
Q

soorten doelen mbt voorwerp

A

> mbt algemene kenmerken van organisatie
mbt verschillende middelen en hun respectievelijke managementdomeinen
mbt kenmerken van de externe omgeving

25
Q

soorten doelen obv formulering van aandachtspunten

A

> doelen die betrekking hebben op een zeer concrete, specifiek te realiseren opracht
doelen die betrekking hebben op een algemeen, vaag omschreven idee

26
Q

soorten doelen obv schaal

A

> mbt integrale organisatie

> mbt subdelen van de organisatie