H2: managers en management Flashcards

1
Q

wat is management

A

> proces waarbij inspanningen van de organisatieleden gecoördineerd en gestuurd worden in de richting van de realisatie van het gemeenschappelijke doel.
die sturing heeft niet enkel betrekking op de inspanningen in de betekenis van activiteiten maar ook op de daarbij aangewende middelen zoals geld, goederen (grondstoffen, hulpstoffen), machines, installaties, gronden, gebouwen, mensen en informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

doelmatigheid en effectiviteit

A

> dragen activiteiten bij tot het bereiken van doelen? Ja = effectief bezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

efficiënt

A

> zet ik beschikbare middelen optimaal/zuinig in om doel te bereiken
efficientie slaat op de verhouding input (kosten van de aangewende middelen) en output (opbrengsten van resultaten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

functioneel management

A

> doelmatig (effectief) en efficiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4 managementfuncties (fayol)

A

> plannen
organiseren
leiding geven
controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

plannen

A

> bepalen van doelen

> bepalen van acties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

organiseren

A

> vertalen naar taken
verdelen en bundelen van taken
delegeren
afstemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

leiding geven

A

> activeren
motiveren
helpen
sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

controleren

A

> meten van prestaties
terugkoppelen naar doelen
bijsturen waar nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 management rollen (mintzberg)

A

> intermenselijke rol (= leidinggevende rol)
beslissingsrol (problemen oplossen, onderhandelen)
informatieve rol (informatie doorgeven en verspreiden, aanspreekpunt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

management is metawetenschap

A

> inzichten adhv basiswetenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

customer journey

A

> belevenis/leefwereld van de eindklant, traject die klant aflegt om tot consumtie te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

duurzaamheid/sustainability

A

> harmonie met omgeving / milieu

> impact van activiteiten op omgeving, welvaartsverdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

globalisering / glocalisering

A

> glob = mondiale arbeidverdeling

> gloc = reactie op glob (terug centraliseren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

soft skills

A

>

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

intermenselijke rollen

A

mbt
> leiding geven aan medewerkers in de organisatie
> symbolische vertegenwoordiging van de organisatie naar andere organisatieleden
> persoonlijke contacten binnen en buiten de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

informatieve rollen

A

> ontvangen of verzamelen van allerhande informatie
intern verspreiden van die informatie naar de andere organisatieleden
verstrekken van informatie over de organisatie aan derden of niet organisatie leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

beslissingsrollen

A

> detecteren van opportuniteiten en het nemen van initiatieven
functie daarvan toekennen en het verdelen van middelen
oplossen van problemen
overleg plegen met zowel andere organisatie leden als derden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wetenschappelijke dimensie van kennis en kunde

A

> mbt kennis en kunde verkregen via methodisch en kritisch onderzoek. dit onderzoek maakt doorgaans gebruik van empirische ontwikkelingen (inzichten) en/of toetsingen (controles).
de resultaten van dit onderzoek worden gevat in theorieën of modellen die helpen de werkelijkheid te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Metawetenschappelijke risico’s

A

> onduidelijk en ontbrekend profiel
ontleent fragmentair en onvolledig
basiswetenschappen eisen het vakgebied op (vb economie)
vakliteratuur zit verspreid over diverse wetenschappelijke disciplines

21
Q

praktijkgerichte dimensie

A

> pragmatische kennis en kunde verkregen aan de hand van persoonlijke en/of professionele ervaring. de geldigheid is daardoor exemplarisch en situatiegebonden
geen algemeen geldende theorie maar om praktische gebruiken

22
Q

plannen binnen marketing

A

> realisatie van marktonderzoek

23
Q

plannen binnen fianncieel management

A

> analyseren jaarrekening

24
Q

plannen binnen HRM

A

> opmaak van personeelsbehoefteplan

25
Q

Managementproces

A

> geen lineair, sequentieel verloop (onmogelijk!)

> dynamisch geheel waarbinnen de managementfuncties het karakter krijgen van interagerende processen

26
Q

3 generalistische managementdomeinen

A
  1. strategisch management (SM)
  2. Organisatie management (OM)
  3. Cultuurmanagement (CM)
27
Q

strategisch management

A

> langetermijn profilering en overleving

28
Q

organisatiemanagement

A

> de wijze waarop de organisatiestructuur vorm krijgt

29
Q

Cultuurmanagement

A

> gericht aansturen en aanpassen van de organisatiecultuur

30
Q

primaire activiteiten

A

> activiteiten die direct verband houden met de realisatie en de verkoop van het product (vb productie, marketing en verkoop)

31
Q

ondersteunende activiteiten

A

> activiteiten die veeleer indirect de realisatie en de verkoop ondersteunen (vb hrm)

32
Q

topmanager

A

> hiërarchisch helemaal bovenaan
focus: organisatie als geheel
geven de dagelijkse activiteiten van de organisatie vorm
zetelen in directie comite en raad van bestuur

33
Q

middenmanager

A

> tussen top en lager management
verbindingsrol binnen organisatie
focus: welbepaald onderdeel van organisatie
vb afdelingshoofd, projectleiders

34
Q

Lager management

A

> stuurt en coördineert gewone medewerkers
focus: welbepaald (sub)onderdeel van het management
vb ploegbazen

35
Q

specialistische manager

A

> zeer enge, gerichte focus met specialistische kennis en vaardigheden
kennis is diep ipv breed
lagere en sommige midden managers

36
Q

generalistische managers

A

> manager die veeleer een brede focus hanteert en daardoor veeleer een combinatie van diverse soorten van kennis en vaardigheden nodig heeft
kennis is ‘breed’
vooral top en sommige midden managers

37
Q

Junior manager

A

> beginnend manager met weinig of zeer weinig ervaring/anciënniteit
beperkte set verantwoordelijkheden
lagere en specialistische managers

38
Q

Senior managers

A

> veel of zeer veel ervaring/anciënniteit
veel verantwoordelijkheden en of bevoegdheden
midden/top managers, specialistische en generalistische managers

39
Q

mondialisering

A

> organisatie die wereldwijd actief is in diverse landen/regio’s

40
Q

globalisering

A

> sociaal-maatschappelijke en ideologische betekenis

noord-zuid spanningen: het rijke noorden dat alsmaar rijker wordt en het zuider dat alsmaar armer wordt.

41
Q

corporate governance

A

> deugdelijk bestuur = inspanningen tussen aandeelhouders en managers
focus: ontwerpen van controlemechanismen en stimulansen

42
Q

EFQM model

A

> European foundation for quality management

43
Q

buzzword: pivotting

A

> poging om een mislukte innovatie om te vormen tot een nieuw of ander idee dat mogelijk wel werkt
past binnen lean business ontwikkelingsplan of een eigen gezicht reddingsplan

44
Q

buzzword: ROE / ROR

A

return on relationships, return on engagement. loyauteit, het commitment en zo de meerwaarde die wordt verkregen uit de aandacht van een manager voor een persoonijke of menselkijlke relaties.
investeren in menselijke relaties loont

45
Q

buzzwoord: shard value

A

> verzoening tussen economische groei en duurzaamheid

> management praktijke die zowel concurrentie van een organisatie bevorderen als de hele samenleving

46
Q

buzzwoord: soft skills

A

> vaardigheden van medewerkers of managers die te maken hebben met interpersoonlijke en sociale relaties waaronder bijvoorbeeld de vaardigheden in communicatie, empathie, conflicten oplossen

47
Q

buzzword: unicorn

A

> een zeer succesvol nieuw product of dienstverlening

48
Q

buzzword: UTTR

A

> acroniem voor up and to the right

> staat voor stijgende trend bvb grafiek