H4: Het staatsrecht Flashcards

1
Q

Anarchie

A

Niemand is baas over een ander, niemand staat op als leider. (Waar in de praktijk de fysiek sterkste personen gaan overleven, dat is wat zich heeft voorgedaan in Somalië)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Monarchie

A

één persoon die effectief de staat leidt, het is in de oude zin van het woord waarbij een monarch via erf opvolging de staat leidt (monarchie die men gekend heeft in de geschiedenis: de absolutistische vorsten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dictatuur

A

Een persoon die helemaal alleen regeert (Hitler)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Oligarchie

A

is de macht in handen van een kleine groep van mensen die behoren tot een bevoorrechte klasse of stand/experten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Junta

A

kolonelsregimes, dus de militaire oligarchie (bv. Venezuela)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Directe democratie

A

Waarbij de bevolking rechtstreeks deelneemt aan het bestuur (bv. Zwitserland)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Representatieve democratie

A

Zoals in België, is een regeringsvorm waarbij de bevolking een aantal vertegenwoordigers kiest die het bestuur uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Democratische staat

A

Gezagsdragers halen hun legitimiteit uit het feit dat zij steunen op de wil van de meerderheid van de bevolking doordat ze door vrije en geheime verkiezingen zijn aangeduid (vertegenwoordigen de bevolking).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

‘Meerderheid’ en ‘bescherming van minderheden’

A

In een democratie moet de meerderheid de rechten van de minderheden beschermen. De bijzondere meerderheden waardoor bepaalde aangelegenheden ook de meerderheid van de stemmen binnen een taalgroep vereist is (rol en macht van de meerderheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Trias politica / scheiding der machten

A

Is een splitsing tussen de overheidsfuncties.

  1. Wetgevende functie
  2. Rechterlijke functie
  3. Uitvoerende functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De wetgevende macht (WM)

A

Zo wordt de wetgevende macht op federaal vlak toegekend aan de Kamer, de senaat en de Koning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De rechterlijke macht (RM)

A

De rechtbanken en hoven, de magistratuur: Openbare Ministerie, rechters, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De uitvoerende macht (UM)

A

De Koning als hoofd van de uitvoerende macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Brug tussen wetgevende macht en uitvoerende macht

A

De koning op federaal niveau maakt deel uit van de wetgevende macht (hij gaat eens wet bekrachtigen en wet afkondigen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Brug tussen rechterlijke macht en uitvoerende macht

A

Het vervolgingsbeleid zit in principe bij het Openbare Ministerie als lid van de rechterlijke macht. Er is wel één link tussen uitvoerende macht en rechterlijke macht, nl. het positieve injuctierecht, dat houdt in dat de Minister van Justitie (deel van de uitvoerende macht, want De uitvoerende macht wordt uitgeoefend door de koning en zijn regering van ministers en staatssecretarissen) kan aan Procureur des Konings (parket) de opdracht geven om bepaalde misdrijven de vervolgen.

! Een negatieve injuctierecht bestaan niet, Minister van Justitie kan niet aan het parket vragen om een misdrijf niet (meer) te vervolgen. Want als je dat zou doen, treedt hij binnen de autonomie en dus de onafhankelijkheid van het parket.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Positieve injunctierecht

A

is, in België, het recht van de Minister van Justitie om aan de procureur de opdracht te geven een bepaalde zaak (individueel dossier) te onderzoeken en/of te vervolgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Brug tussen rechterlijke macht en uitvoerende macht

A

De top benoemingen in de magistratuur (rechterlijke macht), gebeuren door de koning (uitvoerende macht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Nationale soevereniteit

A

Het recht van een bestuursorgaan ( het parlement) om het hoogste gezag uit te oefenen zonder dat verantwoording is verschuldigd aan een ander orgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Volkssoeverniteit

A

doctrine die de wil van het volk als bron van het staatsgezag beschouwt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Parlementair regime / parlementair systeem

A

Alleen het parlement heeft democratische legitimiteit en wordt ook verkozen. De regering legt verantwoording af aan het parlement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Presidentieel systeem

A

Kenmerkt door de rechtstreekse verkiezing van de president door de bevolking. (bv. Bij de VS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Rationalisering van het parlementair systeem

A

Houdt in dat de politieke controle op de regering door de Kamer van Volksvertegenwoordigers wordt uitgeoefende, die de regering alleen kan doen vallen door middel van een constructieve motie van wantrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Constructieve motie van wantrouwen

A

Met een motie van wantrouwen zegt het Vlaams Parlement zijn vertrouwen op (vetrouwen opzeggen, verliezen) in de volledige Vlaamse Regering of in één of meer ministers. In een dergelijke motie moet het parlement ook opvolgers voorstellen voor de hele regering of voor de minister(s) in wie het geen vertrouwen meer heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Rechtstaat

A

Een rechtsstraat is een staat waar de gezagsdragers gebonden zijn door het objectief recht waarvan zij de toepassing moeten verzekeren, 1) waar hun machten beperkt zijn door de 2) individuele rechten van de burgers
en 3) waar de rechtsregels afdwingbaar zijn voor een onafhankelijke rechter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Gezagdragers gebonden door objectief recht

A

houdt in dat hun macht niet onbeperkt is en dat zij zich moten houden aan de eigen rechtsregels, met inbegrip van de vooropgestelde procedurevoorschriften, de hiërarchie der normen en de bevoegdheidsverdelende regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Bepaalde individuele rechten zijn ontastbaar

A

Een tweede aspect van het idee van de ‘rechtsstaat’ is dat de gezagsdragers een aantal fundamentele rechten van de burgers die onder meer in de Grondwet staan ingeschreven niet terzijde kunnen schuiven, en dat zelfs niet met een democratische meerderheid. Een aantal fundamentele rechten, zoals de mensenrechten, het recht op vrije meningsuiting en dergelijke zijn met andere woorden onaantastbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Effectieve rechtsbescherming door onafhankelijke rechter

A

De overheid mag het beslissingsrecht van het onafhankelijke rechtscollege niet aantasten. Er moet een controle zijn, en die controle in een rechtstaat gebeurd door een rechter die onafhankelijk en onpartijdig moet optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Erfelijke grondwettelijke monarchie

A

Met grondwettelijke monarchie wordt bedoeld
dat de rechten van de Koning precies omschreven zijn in de Grondwet. (de macht komt uit de Grondwet)

Ook het feit dat de nieuwe Koning slechts eerst bezit van de troon neemt na voor Kamer en Senaat de eed te hebben afgelegd (Er is een soort van tussenfase tussen de dood/aftreed van de vorige koning en de nieuwe koning, je wordt niet meteen koning, maar eerst kroonprins)

en de omschrijving van de Koning als ‘Koning der Belgen’ (en niet Koning van België) beklemtonen de aan de Grondwet ondergeschikte positie van de Koning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Erfelijke monarchie (België)

A

Saksen-Coburg, de koning wordt opgevolgd door de eerstgeborene.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Koning der Belgen

A

Deze titel is erfelijk en heeft alleen de bevoegdheden die in de Grondwet staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Federale staat

A

3 gemeenschappen en 3 gewesten met asymmetrische instellingen en een complexe bevoegdheidsverdeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Gemeenschappen

A

De Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Gewesten

A

Het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussel Hoofdstedelijk Gewest.

34
Q

Het Vlaamse Parlement en de Vlaamse regering

A

Bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest

35
Q

Het parlement en de regering van het Waalse gewest

A

Bevoegdheden Waalse Gewest + de overdragen bevoegdheden van de Franse Gemeenschap

36
Q

Het parlement en de regering van de Franse gemeenschap (van de federatie Wallonië-Brussel)

A

Bevoegdheden Franse gemeenschap

37
Q

Het parlement en de regering van de Duitstalige gemeenschap

A

Bevoegdheden Duitstalige gemeenschap

38
Q

Het parlement en de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

A

Bevoegdheden Brussels Hoofdstedelijk Gewest + sommige gemeenschapsaangelegenheden + overdragen van + bevoegdheden provincie + bevoegdheden agglomeratie

39
Q

Gedeeltelijk exclusieve bevoegdheden

A

Bevoegdheid die in principe exclusief aan een bepaalde overheid wordt toegewezen met uitzondering van een aantal deelaspecten die aan een andere overheid worden voorbehouden. (zoals BE)

40
Q

Exclusieve bevoegdheid van de Gewesten en Gemeenschappen

A

beschikken de drie Gewesten en de drie Gemeenschappen over een eigen exclusieve bevoegdheid binnen een toegewezen territorium (bevoegdheid ratione loci) en toegewezen materies (bevoegdheid ratione materiae).

41
Q

Ratione loci

A

Territoriaal, wat een bepaald grondgebied betreft

42
Q

Ratione materiae

A

Wat een bepaalde materie betreft

43
Q

Concurrende bevoegdheid

A

Verschillende overheden hebben de bevoegdheid om welbepaalde aangelegenheden te regelen, zodat er de facto een hiërarchische verhouding tussen de normen ontstaat. Bij concurrerende bevoegdheden kan een onderscheid worden gemaakt tussen integraal en beperkt concurrerende bevoegdheden.

44
Q

Integraal concurrerende bevoegdheden

A

houdt in dat de federale overheid en de deelgebieden in principe bevoegd zijn, maar dat de deelgebieden hun bevoegdheid verliezen op het ogenblik dat de federale overheid een eigen regeling uitwerkt.

45
Q

Beperkte concurerrende bevoegdheden

A

houdt in dat de basis regels door een overheid (de federale) worden bepaald, maar dat de andere overheden die kunnen aanvullen of toepassen.

46
Q

Parallelle bevoegdheden

A

zijn bevoegdheden waarover de verschillende overheden beschikken, en die het doorgaans mogelijk moeten maken de eigen bevoegdheid lot uitoefenen. (Zo zijn zowel de federale overheid, de gemeenschappen als de gewesten bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek met betrekking hun eigen bevoegdheden)

47
Q

Toegewezen bevoegdheden

A

De gemeenschappen en gewesten beschikken voorlopig alleen over toegewezen bevoegdheden, wat betekent dat de residuaire bevoegdheid federaal is.

48
Q

Residuaire bevoegdheid

A

dat wil zeggen de bevoegdheid die niet specifiek wordt vermeld en aan een bepaald orgaan wordt toegewezen

49
Q

ART 35 GW over residuaire bevoegdheid

A

ART. 35 GW legt de residuaire bevoegdheden bij de gewesten en de gemeenschappen en de toegewezen bevoegdheden bij de federale overheid. Dit is nog niet in werking getreden. (Als dat in werking zou treden, zou ons huidig systeem omkeren, want nu zit residuaire bij federaal, niet bij gemeenschappen en gewesten)

50
Q

Impliciete bevoegdheden

A

Bevoegdheden die worden uitgevoerd onder bijzonder strikte voorwaarden en die niet uitdrukkelijk worden toegewezen (niveau van gemeenschappen en gewesten). De voorwaarden hiervoor zijn: noodzakelijk zijn, bevoegdheid moet tot gedifferentieerde regeling lenen en de weerslag moet marginaal zijn.

51
Q

Gedifferentieerde regeling

A

Het kan volledig worden afgesplits van de andere regels die al bestaan.

52
Q

Weerslag moet marginaal zijn

A

De weerslag op federale bevoegdheid moet beperkt zijn

53
Q

Federale overheid

A

bestaat uit de federale wetgevende macht, de federale uitvoerende macht en de rechterlijke macht.

54
Q

Federaal parlement

A

Het parlement bestaat uit twee kamers, met name de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat.

55
Q

Functioneel bicameralisme

A

Het parlement bestaat uit 2 kamers: Kamer van Volksvertegenwoordigers en Senaat. Beide kamers hebben zowel qua samenstelling als op vlak van bevoegdheden een verschillende rol en betekenis gekregen.

56
Q

Functie Kamer van Vertegenwoordiging

A

Kamer vertegenwoordigd de hele Belgische bevolking, maakt de wetten en oefent politieke en financiële controle uit over de regering.

57
Q

Functie Senaat

A

Vertegenwoordiging van de gemeenschappen, die is bevoegd voorbelangenconflicten en dient als reflectie kamer.

58
Q

Legislatuurparlement

A

Het Vlaams Parlement is bv een legislatuurparlement: het kan niet worden ontbonden voor de zittingsperiode van vijf jaar voorbij is. Er kunnen dus geen vervroegde verkiezingen plaatsvinden. Heeft en legislatuur van 5 jaar

59
Q

Semi-legislatuurparlement

A

De Kamer van Volksvertegenwoordigers wordt voor vijf jaar verkozen en wordt een semi-legislatuurparlement, want kan vroegtijdig ontbonden worden door de Koning. Heeft dus een legislatuur van 5 jaar, maar kan vroeger ontbonden worden, vandaar de ‘semi’.

60
Q

Kamer van Volksvertegenwoordigers

A

Wordt verkozen voor een periode van vijf jaar bij verkiezingen die samen lopen met die van het Europees parlement’, deze kan vroegtijdig ontbonden worden door koning.

61
Q

Senaat

A

De Senaat wordt niet rechtstreeks verkozen maar bestaat uit gemeenschap senatoren en gecoöpteerde senatoren. ! De ontbinding van de Kamer (door koning) heeft niet automatisch de ontbinding van de Senaat tot gevolg. Mandaat van 5 jaar. Het is een niet-permanent orgaan

62
Q

Gemeenschapssenatoren

A

Aangeduid door het (deel)parlement van een gemeenschap.

63
Q

Gecoöpteerde senatoren

A

Senatoren worden niet rechtsreeks verkozen, maar aangeduid door de Vlaamse (6) en Franstalige (4) senatoren.

64
Q

Genderquorum in Senaat

A

niet meer dan twee derde van de senatoren mogen van hetzelfde geslacht zijn

65
Q

Volheid van bevoegdheid

A

alle aangelegenheden die door de Grondwet niet aan een andere federale entiteit zijn toegekend, mogen besproken worden in de Kamer

66
Q

Koning (als instelling)

A

De koning is zowel de derde tak van de federale wetgevende macht als het hoofd van de uitvoerende macht. Hij is onschendbaar, niet verantwoordelijk en politiek onbekwaam om alleen te handelen.

67
Q

Onschendbaarheid van de Koning

A

De onschendbaarheid verwijst naar de absolute onmogelijkheid om de Koning zowel burgerrechtelijk als strafrechterlijk te vervolgen. Tegen de koning kunnen dus geen rechtsgedingen worden ingespannen.

68
Q

Niet-verantwoordelijkheid van de Koning

A

De niet-verantwoordelijkheid verwijst naar de politieke onaantastbaarheid. De Kamers of de regering kunnen de Koning niet ter verantwoording roepen, noch hem uit zijn functie ontzettend. De koning heeft dan ook geen politieke macht. Die is in handen van de ministers.

69
Q

De politieke onbekwaamheid van de koning

A

De politieke onbekwaamheid om alleen te handelen is een noodzakelijk gevolg van de niet verantwoordelijkheid. Geschreven akten van de koning kunnen enkel gevolgen hebben wanneer zijn mede ondertekend zijn door een minister, die er door de ondertekening verantwoordelijk voor wordt. Ook voor andere publieke handelingen zijn de ministers verantwoordelijk.

70
Q

Constitutionele staatshoofd

A

De koning is een constitutioneel staatshoofd, wat wil zeggen dat hij alleen de functies uitoefent die hem door de grondwet worden verleend (federale bevoegdheden). (Dus: ook Bevoegd voor het benoemen van de ministers, etc.) Aangezien de koning zijn bevoegdheden echter uitoefent onder een ministeriële verantwoordelijkheid, betreft het hier in wezen bevoegdheden van de federale regering.

71
Q

Federale regering

A

De federale regering bestaat uit ministers, die de ministerraad vormen, en uit staatssecretarissen.

72
Q

Ministerraad

A

De ministerraad bestaat uit maximaal 15 ministers en is, eventueel met uitzondering van de eerste minister, paritair (= op voet van gelijkheid) samengesteld tussen Nederlandstaligen en Franstaligen.

73
Q

Eerste minister

A

De regering wordt geleid door de eerste minister, die de voorzitter en de woordvoerder van de regering bij het parlement is. Samen met de vicepremier vormt hij het kernkabinet.

74
Q

Kernkabinet

A

Een informeel orgaan dat de belangrijkste politieke problemen vooraf doorneemt.

75
Q

Federale staatssecretarissen

A

Zij worden toegevoegd aan een minister onder wiens verantwoordelijkheid zij werken. Hun bevoegdheden worden opgelegd door de koning. Ze kunnen geen verordeningen uitvaardigen of wetsontwerpen indienen zonder medeondertekening van de minister onder wie zij zijn toegevoegd. Maken formeel geen deel uit van de ministerraad en kunnen bij ontslag tijdens legislatuur geen nieuw mandaat opnemen.

76
Q

Rechterlijke macht

A

Hoven en rechtbanken

77
Q

Administratieve rechtscolleges

A

Jurisdictioneel orgaan, dat uitspraken doet zoals de gewone hoven en rechtbanken maar geen deel uitmaakt van de rechterlijke macht. Administratieve rechtscolleges kunnen enkel opgericht worden voor de beslechting van conflicten met betrekking tot politieke rechten. Het hoogste administratief rechtscollege in België is de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak (vroeger afdeling administratie genoemd).

Zoals de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State maar ook de Raad voor Mededinging, de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, de Raad voor Vergunningsbetwistingen, de Raad voor betwistingen inzake studievoorgangsbeslissingen enzovoort.

78
Q

Bijzondere rechtscolleges

A

Grondwettelijk Hof en het Rekenhof

79
Q

Grondwettelijke principes met betrekking tot de rechtsprekende taken

A

Ze zijn terug te vinden in het artikel 144, 145 en 146 van de Grondwet

80
Q

ART 144 GW.

A

Geschillen over burgerlijke rechten bij uitsluiting behoren tot de bevoegdheid van de rechterlijke mach (dus de rechtbanken)

Burgerlijke rechten, bv. Recht op schadevergoeding, recht op wedde als ambtenaar, recht op vrijheid

81
Q

ART 145 GW.

A

Geschillen over politieke rechten behoren tot de bevoegdheid van de rechtbanken, behoudens de bij de wet gestelde uitzonderingen

Politieke rechten, bv. Belg heeft recht op toegang tot het grondgebied (staat niet gelijk met vrij rondlopen)

82
Q

ART 146 GW.

A

Geen rechtbank, geen met eigenlijke rechtspraak belast orgaan kan worden ingesteld dan krachtens een wet. Geen buitengewone rechtbanken of commissies kunnen, onder welke benaming ook, in het leven worden geroepen.

Er kan geen uitzonderingsrechtbank worden opgericht, dat verbiedt de het artikel 146 van de Grondwet. Dus voor een bepaald geschil dat zich zou aandienen in meebepaalde omstandigheid, kan men niet plots een nieuw rechtscollege oprichten.