H3: Bronnen van het recht Flashcards

1
Q

Materiële bron

A

Verklaren de inhoud van de rechtsregel, ze dragen bij tot het ontstaan van het recht; men vindt de bedoeling van de wetgever, de wil van de wetgever (RATIO LEGIS)

Bv. Naar de sociaaleconomische verhouding die aan de basis liggen van het recht of de historische bronnen waaruit ons huidig rechtsstelsel is gegroeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ratio Legis

A

De bedoeling of de opzet die de wetgever met een bepaalde wetsbepaling had

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Formele bron

A

De rechtsregel op zichzelf, hebben betrekking op de uiterlijke verschijningsvormen waaronder het geldende recht zich voordoet. Formele rechtsbronnen zijn de wet, de algemene rechtsbeginselen, de rechtspraak, de pseudowetgeving, de paralegale normen, de rechtsleer, de gewoonte en de billijkheid

De verwijzing naar formele rechtsbronnen en de indeling ervan dient vooral om te benadrukken dat de verschillende bronnen van het recht elk een eigen specifieke waarde en functie hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Materiële wet

A

De materiële wet is elke rechtsregel uitgevaardigd door een daartoe bevoegde overheid (die niet noodzakelijk de federale wetgever is); en die wordt gekenmerkt door haar duurzaamheid en door haar algemene draagwijdte, dat wil zeggen dat ze verplicht toepasselijk is op alle rechtsonderhorigen en bevatten algemene bindende voorschriften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Formele wet

A

Zijn akten van de wetgevende macht op federaal, gewestelijk of gemeenschapsniveau (act of parliament). Het zijn handelingen van de wetgevende macht die formeel de titel ‘wet’ dragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zuiver formele wet

A

Wetten die act of parliamant zijn, die dus de titel dragen van wet (komen dus van wetgevende macht), maar die geen rechtsregels bevatten in de zin van een materiële wet, ze hebben geen algemene draagwijdte. (vb. wet naturalisatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wet naturalisatie

A

Technieken waarbij vreemdeling Belgische nationaliteit krijgt, een handeling die uitgaat van de federale wetgevende macht, alleen van toepassing op bepaalde personen (bv. Sportpersonen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Grondwet

A

de fundamentele wet die de inrichting, bevoegdheid, werking en onderlinge verhouding van de staatsmachten regelt, alsmede de essentiële grondrechten en vrijheden van de burgers vastlegt, het is de hoogste (interne) norm in de Belgische rechtsorde. De Grondwet kan nooit worden opgeschort, zelfs niet gedeeltelijk

Bv. Persvrijheid, gelijkheid tussen man en vrouw,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Grondwetswijzigingen

A

STAR KARAKTER

Fase 1: Verklaring tot Grondwetswijziging
Fase 2: Ontbinding kamers en verkiezingen
Fase 3: Constituante die Grondwet kunnen wijzigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Preconstituante

A

Dat is de wetgevende macht tijdens de procedure van grondwetswijzigingen, tijdens de fase van verklaring tot herziening van de grondwet. Ze bestaat uit Kamer, Senaat en Koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verklaring tot herziening van de Grondwet

A

Een document waarbij de wetgevende macht (Kamer, Senaat en Koning (als instelling, niet als persoon)) verklaren dat er redenen zijn tot herziening van welomschreven grondwettelijke bepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bicamerale procedure

A

Deze procedure houdt in dat het wetsontwerp of -voorstel zowel door de Kamer als door de Senaat moet worden behandeld en goedgekeurd. Beide kamers zijn bij deze procedure gelijkelijk bevoegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Constituante

A

Het nieuw verkozen parlement en de Koning worden Constituante genoemd, bij de derde fase van de grondwetsherzieningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Internationale gemeenschap

A

Niet soeverein en heeft geen wetgever. Bindende regels ontstaan door het afsluiten van verdragen tussen staten en door staten die aan internationale organisaties de bevoegdheid hebben toegekend om op een bepaalde aangelegenheden zelf beslissingen te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Internationale verdragen

A

internationale akkoorden die schriftelijk worden gesloten tussen staten of tussen staten en internationale organisaties, en die beheerst worden door het volkenrecht. Dat betekent dat er geen verdragen mogen worden gesloten die in strijd zijn met de dwingende normen van het algemeen volkenrecht.

Bv. Europees Vedrag voor de Rechten van de Mens, Conventie Genève

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Goedkeuring van internationaal verdrag

A

De goedkeuring door de wetgevende macht gebeurt onder de vorm van een wet die door de Kamer van Volksvertegenwoordigers wordt goedgekeurd en die aan het verdrag uitwerking op intern vlak geeft. Een verdrag dat niet bij wet werd goedgekeurd, kan in de Belgische rechtsorde geen gevolgen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ratificatie

A

Is een handeling van de Koning waarmee de Staat zich op internationaalrechtelijk vlak verbindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verdragsbepalingen zonder directe werking

A

Scheppen alleen rechten en verbintenissen tussen de staten die ze hebben afgesloten, niet van toepassing op de rechtsonderhorigen zolang de inhoud van het verdrag niet door een wetgevende akte in de interne rechtsorde van de staat werd opgenomen. Ze hebben geen normerend karakter t.a.v. individuen, scheppen geen subjectieve rechten aan individu, leggen enkel rechten en plichten op aan de staten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verdragsbepalingen met directe werking

A

Hebben wel rechtstreeks uitwerking in de interne rechtsorde en zijn toepasselijk op de rechtzoekende zodra het verdrag door de wetgever en/of decreetgever werd goedgekeurd en in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt. Kennen rechtstreeks rechten en plichten toe aan de burgers, zonder dat ze door een nationale wet zijn omgezet in de rechtsorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Objectief criterium bij werking van verdragsartikel

A

Om uit te maken of een verdragsartikel directe werking heeft of niet, moet men rekening houden met: de geest, de inhoud en de bewoordingen ervan. Er wordt nagegaan of de verdragsbepaling in kwestie voldoende duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Subjectief criterium bij werking van verdragsartikelen

A

Er wordt gekeken of de verdragsluitende partijen de bedoeling hadden om subjectieve rechten en plichten voor particulieren te creëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Supranationale organisaties

A

Zijn internationale instellingen die bij hun oprichtingsverdrag van de lidstaten bepaalde exclusieve bevoegdheden hebben verkregen waardoor zij maatregelen kunnen nemen die zowel voor de lidstaten als voor de rechtzoekende van die lidstaten bindend zijn. (Alle leden geven een stukje vaak hun bevoegdheid aan de supranationaal organisatie, vb Europese Unie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Verordeningen

A

Zijn normen met algemene draagwijdte. Het zijn echte ‘Europese wetten’ die verbindend zijn in al hun onderdelen en rechtstreeks van toepassing zijn op de rechtzoekende in de lidstaten. Een verordening vergt dus geen enkele tussenkomst van een nationale overheid om toepasbaar te zijn. (uitgevaardigd door de Raad van de Europese Unie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Richtlijnen

A

Zijn slechts verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor de lidstaten voor wie zij bestemd zijn. De nationale instanties bepalen m.a.w. zelf onder welke vorm en met welke middelen ze dat resultaat zullen bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Verticale directe werking

A

Dat wil zeggen dat die richtlijnen wel tegen de overheid kunnen worden ingeroepen maar niet tussen de burgers onderling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Bijzondere meerderheidswetten / communautaire wetten

A

Zij verplicht bicamerale wetten, die door Kamer en Senaat moeten worden goedgekeurd en aangenomen met een dubbel versterkte meerderheid. Kan niet worden getoetst in het Grondwettelijk Hof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Dubbel versterkte meerderheid

A

Twee derden der aanwezige leden meerderheid
én tegelijkertijd een meerderheid in elke taalgroep, plus de meerderheid van de leden van elke taalgroep moet dan ook aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Gewone wetten

A

Worden gestemd met een gewone meerderheid (= de helft, plus één) van de aanwezige leden. Om geldig te kunnen stemmen is een aanwezigheidsquorum van de helft plus één der leden vereist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Monocamerale wetten

A

Heeft betrekking op wetten die alleen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers moeten worden gestemd en de Koning, dus de wetgevende macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Verplicht bicamerale wetten

A

zijn wetten die zowel door de Kamer als de Senaat moeten worden goedgekeurd (+Koning). Zowel de Kamer, als de Senaat en de koning hebben initiatiefrecht. Het betreft de bijzondere meerderheidswetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Optionele bicamerale wetten

A

Zijn wetten die in principe worden goedgekeurd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers, maar waarover de Senaat als reflectiekamers een evocatie - en amenderingsrecht kan uitoefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Initiatiefrecht

A

Recht van de Koning en de Tweede Kamer om zelfstandig wetsvoorstellen in te dienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Evocatierecht

A

De bedoeling van het evocatierecht is de Senaat via een grondig onderzoek van de teksten de gelegenheid te geven de kwaliteit van de wetgeving te verbeteren, wilt zeggen dat de Senaat een zaak naar zich toe trekt met het oog op de onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Amenderingsrecht

A

Het officieel verbeteren van geschreven tekst of vastgelegde gegevens door middel van toevoeging, weglating of wijziging. (artikel schrappen, wijzigen, ..)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wetsontwerp

A

Initiatief om nieuwe wet in te voeren dat komt van de Koning (regering).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wetsvoorstel

A

Initiatief om nieuw wet in te voeren dat komt vanuit de wetgevende kamers (Senaat/Kamer). Een lid van de Senaat kan alleen een wetgevend initiatief nemen in verplicht bicamerale aangelegenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Stemming tot inoverwegingneming

A

Procedure vooraleer wetsvoorstellen behandeld kunnen worden. Is bedoeld als filter om voorstellen te weren die de openbare orde schaden, dan wel manifest ongrondwettelijk of niet ernstig zijn (vindt men niet terug bij decreten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Tweede lezing

A

Bij monocamerale wetsvoorstel, een facultatieve stap, letterlijk een tweede lezing van de tekst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Bekrachtiging

A

Bij wording van een wet: is de rechtshandeling waarbij de koning (als wetgevende macht) zich in zijn hoedanigheid van derde tak van de wetgevende macht en handelende onder de verantwoordelijk van de ministers, zich akkoord verklaart met het door de beide kamers of Kamer van Volksvertegenwoordigers aangenomen wetvoorstel of -ontwerp. (! Hier zat het probleem met Boudewijn en de abortuswet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Afkondiging

A

is de plechtige handeling waarbij de koning als hoofd van de uitvoerende macht het bestaan van de wet bevestigt en beveelt dat zen met ’s lands zegel bekleed, in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Decreten

A

Is een wetgevende akte van een gemeenschap en/of een gewestparlement, met uitzondering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Worden dus uitgevaardigd door het Vlaams Parlement, het Waalse Gewestparlement, en de Franse en Duitstalige Gemeenschapsparlementen. Gebeurt onder monocamerale systeem. In de hiërarchie van de rechtsnormen neemt het decreet dus dezelfde rang in als de federale wet. Decreten worden bekrachtigd en afgekondigd door de regering (! Niet de koning) van de betrokken Gemeenschap of het betrokken Gewest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wetgevende akte

A

Heeft kracht van wet, dezelfde waarde als de wet, als de formele wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Bijzonder decreet

A

Bij een bijzonder decreet heb je een bijzondere meerderheid nodig (2/3de van het parlementsleden moeten aanwezig zijn en over stemmen).

44
Q

Ordonnantie

A

De Gewestbevoegdheden worden in het Brussel Hoofdstedelijk Gewest door middel van ordonnanties uitgeoefende. Hebben kracht van een wet, en kunnen geldende wetsbepalingen wijzigen, aanvullen of opheffen, maar kunnen niet volledig gelijkgesteld worden met decreten, aangezien op ordonnanties zowel een beperkt rechterlijk toezicht, als een beperkt administratief toezicht bestaat. Aangenomen bij gewone meerderheid.

45
Q

Bijzondere ordonnanties

A

In een aantal gevallen is evenwel een bijzondere meerderheid vereist, sommige ordonnanties moeten worden goedgekeurd bij de volstrekte meerderheid van de stemmen en bij de volstrekte meerderheid in elke taalgroep.

46
Q

Volmachten wet

A

De uitvoering van een volmachtenwet is een bijzonderemachtenbesluit (= wetskrachtig koninklijk besluit). In geval van een sociale, economische of financiële crisissituatie kan het parlement door middel van een volmachtenwet aan de Koning (regering) op een uitdrukkelijke en ondubbelzinnige wijze de bevoegdheid geven om in nauwkeurig en limitatief omschreven materies en voor een welbepaalde en beperkte periode wetgevend op te treden. Een geldig genomen wetskrachtig koninklijk besluit kan een bestaande wet wijzigen, aanvullen of opheffen.

47
Q

Koninklijke besluiten en besluiten van de gemeenschap en gewestregering (KB)

A

handelingen van de uitvoerende macht die de uitvoering van een wet, respectievelijke decreet of ordonnantie mogelijk maken. Ze kunnen worden onderverdeeld in reglementaire besluiten, organieke besluiten en beschikkende besluiten.

48
Q

Reglementaire besluiten

A

Dat is een besluit dat regels van algemene draagwijdte (bv. Wegcode, dat een Koninklijk besluit is) bevat. Dat moet altijd conforme de wet zijn, het is altijd uitvoering van de wet of van een decreet, of van een ordonnantie.

49
Q

Organieke besluiten

A

Besluiten om bepaalde openbare instellingen inrichten, organiseren (bv. Wet op de raad van state: dat is een wet waarbij de raad van state wordt opgericht en ingericht)

50
Q

Beschikkende besluiten

A

Een beschikkend besluit heeft geen algemene draagwijdte, het is toepasselijk op één case (bv. Benoeming van een ambtenaar)

51
Q

In ministerraad overlegde besluiten

A

Terwijl koninklijke besluiten of besluiten van de Gemeenschaps- of Gewestregeringen in beginsel uitgaan van de bevoegde minister, is thans steeds meer sprake van ‘in ministerraad overlegde besluiten’ waardoor de ganse regering zich politiek akkoord verklaart met het betrokken besluit. (Is verplicht voor gemeenschappen en gewesten, maar bij KB’s is enkele een ministerraad nodig als dat zo is voorzien in de wetgeving.)

52
Q

Bron van reglementerende macht

A

De wet/decreet moet worden uitgevoerd waarbij het uitvoeringsbesluit onderschikt is en het betrokken decreet / wet nooit kan worden tegengesproken.

53
Q

Ministeriële besluiten/ besluiten van staatssecretarissen

A

Behoren tot de maatregelen van de uitvoerende macht

54
Q

Ministers

A

De ministers beschikken niet over een verordende macht, worden echter als vertegenwoordigers van de Koning belast met de technische modaliteit van de uitvoering van wetten en koninklijke besluiten.

55
Q

Staatssecretaris

A

Kan slechts een vorderende bevoegdheid uitoefenen met instemming van de minister aan wie zij bevoegd zijn.

56
Q

Normen uitgevaardigd door gedecentraliseerde besturen

A

De provinciale verordeningen en reglementen worden uitgevaardigd door een provincieraad. De gemeentelijke verordeningen gaan uit van een gemeenteraad. Onder de gemeentelijke verordeningen vinden we nog de verordeningen van de districtsraden die in sommige grootsteden zijn opgericht

57
Q

Provinciale verordeningen

A

Uitgevaardigd door een provincieraad

58
Q

Gemeentelijke verordeningen

A

Gaan uit van een gemeenteraad

59
Q

Verordeningen van districtraden

A

In sommige grootsteden opgericht, vallen onder de gemeentelijke verordeningen

60
Q

Algemene rechtsbeginselen

A

Zijn principes die nergens zijn neergeschreven, maar die door iedereen als bindend worden ervaren. De schending van een algemeen rechtsbeginsel, bijvoorbeeld het recht van verdediging, staat gelijk met een schending van een wet. Ze ontstaan wanneer men ontdekt dat bepaalde gemeenschappelijke principes aan de basis liggen van een veelheid van rechtsregels. Een algemeen rechtsbeginsel is hoger dan een Koninklijk besluit, ze wordt dus geplaats tussen ‘het wetskrachtig koninklijk besluit’ en ‘koninklijke besluiten en besluiten van gemeenschaps- en gewestregeringen’. Sommige hebben een wettelijke waarde, namelijk als ze vervat zitten in een hogere norm. Of sommige hebben een grondwettelijke waarde: principes waar de wetgever niet zomaar van afweiken (rechtszekerheidsbeginsel, recht verdediging, niet-retroactiviteitsbeginsel, …)

Binnen de algemene rechtsbeginselen wordt doorgaans een onderscheid gemaakt naar inhoud

61
Q

Algemene beginselen van behoorlijk rechtsbedeling

A

Zijn gericht tot de rechter

62
Q

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

A

Zijn gericht tot de administratieve

63
Q

Algemene beginselen van behoorlijk wetgeving

A

Zijn gericht tot de wetgever

64
Q

Niet-retroactiviteitbeginsel

A

Dat inhoudt dat materiële wetten alleen voor de toekomst gelden en geen terugwerkende kracht hebben. Heeft als essentieel kenmerk dat het een duidelijk onderscheid maakt tussen de onmiddellijke toepassing van de nieuwe vorm en wat juridisch als retroactief kan worden bestempeld. Door de onmiddellijke inwerkingtreding kunnen niet alleen alle feiten, toestanden of handelingen getroffen worden die latere gevolgen van de VOOR de nieuwe norm voorgevallen handelingen en toestanden hebben. Op juridisch vlak wilt dit zeggen dat de nieuwe norm betrekking heeft op de feiten, toestanden en handelingen die al VOOR de inwerkingtreding van de nieuwe bepaling voltrokken zijn.

65
Q

Retroactief (terugwerkend)

A

Alle feiten, toestanden en handelingen die al voor de inwerkingtreding van de nieuwe bepaling voltrokken zijn
Voorbeeld : Door de retroactieve toepassing van de nieuwe regeling geldt zij al vanaf 1 januari vorig jaar.

66
Q

Rechtspraak

A

Is het geheel van arresten en vonnissen uitgesproken door respectievelijk hoven en rechtbanken van de rechterlijke macht en de administratieve rechtscolleges, zoals bijvoorbeeld de Raad van State. Hier is geen precedentenwerking of precedentenregeling, want elke zaak is en wordt apart behandeld.

67
Q

Precedentenwerking/precedentenregeling

A

Een al dan niet recente gerechtelijke uitspraak die als richtlijn dient in een vergelijkbaar geschil.

68
Q

“Recht spreken”

A

Een rechter moet recht spreken, Hij moet ook recht spreken als de regel onduidelijk is of verouderd is, ook als het blanco begrippen zijn, wat maakt dat het noodzakelijk is om soms een rechtsregel te interpreteren.

69
Q

Blanco begrippen

A

Een blanco begrip is een begrip waarvan de wetgever (ruime zin van het woord) geen specifieke, concrete inhoud heeft over gegeven. (bv. Humanitaire redenen). zijn begrippen die in de wetgeving (materiële wet) staan, maar die in concreto moeten worden ingevuld door het bestuur (administratie) of de rechter. Moeten dus zelf geïnterpreteerd worden

70
Q

Interpretatie

A

Betekenis van een onduidelijke wettekst achterhalen

71
Q

Taalkundige interpretatie methode

A

Bestaat uit het vergelijken van de Nederlandstalige en Franstalige tekst

72
Q

Doelgerichte interpretatie methode

A

Concrete bedoeling van wetgever achterhalen, waarom is regel ingevoerd?

73
Q

Historische interpretatie methode

A

Voorgeschiedenis en politieke context ten tijde van de totstandkoming wordt onderzocht

74
Q

Systematische interpretatie methode

A

Bepaling wordt in globale context bekeken. Waar hoort rechtsregel thuis? In welke context?

75
Q

Analogische interpretatie methode

A

Peilen naar de abstracte bedoeling van de wetgever om een oplossing te vinden voor analoge gevallen (Wat had de wetgever gedaan indien hij met deze problematiek geconfronteerd zou worden?)

76
Q

Stilzwijgende wetgeving

A

de wetgeving is over een bepaald punt “stilzwijgend” over; het punt wordt niet bepaald of beschreven in de wetgeving zelf; eigenlijk is er een lacune.

77
Q

Vaste rechtspraak

A

Herhaalde beslissingen in dezelfde zin en uitgesproken door verschillende rechters worden na verloop van tijd vaste rechtspraak, waarvan met niet geneigd is snel af te wijken

78
Q

Rechterlijke interpretatie

A

Interpretatie door de rechter, de interpretatie van de wet is in hoofdzaak het werk van de rechter. Een rechterlijke interpretatie dringt zich op wanneer de rechter gehouden is om een uitspraak te doen op basis van een onduidelijke of stilzwijgende wetgeving. Voor deze interpretatie kunnen verschillende technieken worden toegepast:

79
Q

Interpretatieregels

A

Regels die je moet volgen bij het interpreteren van onduidelijke wetten. Deze zijn uitzonderingen beperkende interpretatie, voorrang bijzondere regel, voorrang nieuwe bepalingen en voorrang zinvolle bepalingen

80
Q

Interpretatieregel: uitzonderingen beperkende interpretatie

A

Men gaat uit van de algemene regels, maar als men geconfronteerd wordt met een uitzonderingsregel, dat moet men dat beperkt gaan interpreteren.

81
Q

Interpretatieregel: voorrang bijzondere regel

A

Men gaat uit van de algemene regel, maar als men geconfronteerd wordt met een bijzondere regel, geldt de bijzondere regel boven de algemene regel. (Algemene regel is bv. Voorrang van rechts, en bijzondere regel zijn de verkeersborden die voorrang hebben op de algemene regel).

82
Q

Lex specialis

A

Bijzondere regel

83
Q

Lex generalis

A

Algemene regel

84
Q

Interpretatieregel: Voorrang nieuwe bepalingen

A

Als de wetgever een nieuwe bepaling maakt heeft die altijd voorrang, men vertrekt van het idee dat de nieuwe regeling altijd beter is dan de oude regeling

85
Q

Interpretatieregel:

Voorrang zinvolle bepaling

A

Als ik een regel uitleg en die ene houdt stand en is zinvol, en de andere is niet zinvol, dan moet je in een rechtstaat van het gedachte vertrekken dat de wetgevers zinvolle regels heeft gemaakt en de zinvolle regel moet toepassen.

86
Q

Voorrang wetsconforme interpretatie

A

Interpretatieregel waardoor de norm binnen de perken blijft van wat wettelijk toegelaten is of in overeenstemming is met algemene rechtsbeginsellen

87
Q

Authentieke interpretatie

A

De verduidelijking door het wetgevend orgaan zelf. De overheid gaat een onduidelijke norm verduidelijken door een nieuwe wet/decreet/ordonnantie die alleen maar geldt voor de toekomst. Deze verduidelijking is bindend voor iedereen. Een authentieke interpretatie heeft tot gevolg dat de verduidelijking die door een authentieke interpretatieve wet of decreet wordt steeds die betekenis te hebben gehad (heeft dus retroactief effect)

88
Q

Interpretatieve wet

A

Wet waarbij begrippen of elementen van een eerder vastgestelde wet worden verklaard. Alleen de federale wetgever kan een federale wetsbepaling authentiek interpreteren door middel van een interpretatieve wet.

89
Q

Invulling van algemene begrippen

A

De wetgever gebruikt vaak algemene en abstracte begrippen die met de tijd kunnen mee-evolueren, en die dus een evolutie kennen en een andere invulling krijgen. Typevoorbeelden daarvan zijn de begrippen ‘goede zeden’ en ‘openbare orde’, waarbij het aan de rechter is om die begrippen nader te preciseren, rekening houdend me de hedendaagse maatschappelijke opvattingen.

90
Q

Rechtzekerheidsbeginsel

A

Rechtsregel moet voorzienbaar en toegankelijk zijn

91
Q

Schepping van nieuwe rechtsfiguren

A

Geschillen waarvoor geen rechtsregel bestaat gaat men oplossen door het geschil uit te werken op basis van andere elementen die het recht biedt. (bv. Theorie van rechtsmisbruik

92
Q

Theorie van rechtsmisbruik

A

Van rechtsmisbruik is sprake wanner iemand ingaat tegen het algemeen principe dat ieder recht moet worden uitgeoefend zoals het een normaal voorzichtig persoon betaamt.

93
Q

Gewoonte(recht)

A

Bestaat uit niet-geschreven rechtsregels die een samenleving als algemeen bindend worden beschouwd en die zich hebben geopenbaard door hun herhaalde, onafgebroken en algemene toepassing in het verleden. Er moeten fundamenteel twee elementen zijn:

  1. Materieel element: niet-geschreven rechtsregels die als algemeen bindend worden beschouwd.
  2. Moreel element: overtuiging dat regel bindend is, je moet overtuigd zijn dat de regel u ook bindt.
94
Q

Gewoonte door de wet

A

Als de wet zelf een gewoonte bepaald als criterium

95
Q

Gewoonte naast de wet

A

Waar het gewoonterecht kan primeren op het aanvullend recht (handjeklap als bewijs verkoopovereenkomst).

96
Q

Gewoonte tegen de wet / contra legem

A

Waarbij de gewoonteregel ingaat tegen een wettelijk bepaling (bijvoorbeeld: hoofdelijkheid van handelsschuldenaars, gebruik naam echtgenoot).

97
Q

Pseudowetgeving

A

Gaat uit van het feitelijk gegeven dat er verschillende dienstnota’s en omzendbrieven zijn, die minister of hoofdbestuur richt tot zijn ambtenaren, of tot de dienst onder zijn toezicht, dit om toe te laten een bepaalde taak naar behoren uit te voeren.

98
Q

Interpretatieve omzendbrieven

A

Voorschriften die door de centrale overheid gericht worden aan de ambtenaren die onder haar hiërarchisch gezag staan met het doel ophelderingen te geven met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de wetten en verordeningen.

99
Q

Indicatieve omzendbrieven

A

Waarmee de toezichthoudende overheid en de aan toezicht onderworpen besturen laat weten op welke wijze het toezicht zal worden uitgeoefend en van welke elementen zij bijvoorbeeld een al dan niet vernietiging zal laten afhangen.

100
Q

Verordende omzendbrieven

A

Wanneer een omzendbrief tot doel heeft een nieuw dringende rechtsregel in te voeren die nageleefd moet worden.

101
Q

Paralegale normen

A

normen zijn niet-juridische normatieve systemen die zich ontwikkelen in de rand van het recht en soms het niveau van een wet bereiken. Het gaat hier om technische of deontologische normen die worden ontwikkeld door bepaalde verenigingen of door bepaalde beroepsmiddens.

102
Q

Technische en deontologische normen

A

Normen die door de rechter worden opgelegd en die ontwikkeld zijn door verenigingen of bepaalde beroepsmiddens.

103
Q

Rechtsleer

A

Geheel van de gepubliceerde de opvattingen van de rechtsgeleerden, te vinden zijn in de leergangen, handboeken, artikelen enzovoort., bevat geen bindende waarde,

104
Q

Billijkheid

A

Hier moet onderscheid gemaakt worden tussen de algemene billijkheid en de individuele billijkheid.

105
Q

Algemene billijkheid

A

Billijkheid slaat op de rechtsregel zelf en is een moreel begrip, dat verwijst naar de rechtvaardigheid, eerlijkheid in de redelijkheid

106
Q

Individuele billijkheid

A

Individueel: billijkheid komt bij 1 persoon in het gedrang. Toepassing van algemene en uniforme rechtsregels in welbepaald individueel geval niet voldoende gevolgen zouden hebben.