H4 De EMU, een muntunie Flashcards
Wereldeconomie
arbeidsmigratie
Internationale mobiliteit van arbeid. Arbeiders trekken weg uit de landen waar weinig vraag naar hen is en toe naar de landen waar zij het meest nodig zijn.
begrotingssaldo
Het verschil tussen de verwachte inkomsten en uitgaven van de overheid in een jaar.
inkomensoverdrachten (= transfers)
Onderlinge herverdeling van inkomen.
loonmatiging
De situatie waarbij de loonkosten per eenheid product dalen, doordat de loonkosten per werknemer minder sterk stijgen dan de arbeidsproductiviteit.
optimaal valutagebied
Een regio waarin de economische groei voor alle lidstaten vergroot kan worden door de invoering van een gemeenschappelijke munt.
staatsobligaties
Verhandelbare leningen aan de overheid met een vast rentepercentage en een looptijd van meestal tien jaar.
staatsschuld
De totale schuld die de overheid in de loop der tijd heeft opgebouwd.
staatsschuldquote
(= overheidsschuldquote) De staatsschuld uitgedrukt als percentage van het bbp.
stabiliteits- en groeipact
Verdrag dat is gesloten bij de oprichting van de EMU. De belangrijkste afspraken zijn: v
- het begrotingstekort mag niet meer dan 3% van het bbp bedragen
- de staatsschuldquote (overheidsschuldquote) mag niet meer dan 60% zijn van het bbp.
uitgestelde belasting heffing
De rente- en aflossingsverplichtingen worden betaald met toekomstige (belasting)inkomsten in plaats van met de huidige (belasting) inkomsten.
begrotingstekort
= uitgaven (inclusief aflossingen)
- ontvangsten
financieringstekort
= begrotingstekort (=uitgaven (inclusief aflossingen) - ontvangsten) - aflossingen op de staatschuld
staatschuld 31/12
financieringstekort (= begrotingstekort (=uitgaven (inclusief aflossingen) - ontvangsten) - aflossingen op de staatschuld)
+ staatschuld 1/1
institutionele beleggers
pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen
=> kopen vaak staatsobligaties
verruiming arbeidsmarkt
meer arbeiders