H4 De EMU, een muntunie Flashcards

Wereldeconomie

1
Q

arbeidsmigratie

A

Internationale mobiliteit van arbeid. Arbeiders trekken weg uit de landen waar weinig vraag naar hen is en toe naar de landen waar zij het meest nodig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

begrotingssaldo

A

Het verschil tussen de verwachte inkomsten en uitgaven van de overheid in een jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

inkomensoverdrachten (= transfers)

A

Onderlinge herverdeling van inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

loonmatiging

A

De situatie waarbij de loonkosten per eenheid product dalen, doordat de loonkosten per werknemer minder sterk stijgen dan de arbeidsproductiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

optimaal valutagebied

A

Een regio waarin de economische groei voor alle lidstaten vergroot kan worden door de invoering van een gemeenschappelijke munt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

staatsobligaties

A

Verhandelbare leningen aan de overheid met een vast rentepercentage en een looptijd van meestal tien jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

staatsschuld

A

De totale schuld die de overheid in de loop der tijd heeft opgebouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

staatsschuldquote

A

(= overheidsschuldquote) De staatsschuld uitgedrukt als percentage van het bbp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stabiliteits- en groeipact

A

Verdrag dat is gesloten bij de oprichting van de EMU. De belangrijkste afspraken zijn: v
- het begrotingstekort mag niet meer dan 3% van het bbp bedragen
- de staatsschuldquote (overheidsschuldquote) mag niet meer dan 60% zijn van het bbp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

uitgestelde belasting heffing

A

De rente- en aflossingsverplichtingen worden betaald met toekomstige (belasting)inkomsten in plaats van met de huidige (belasting) inkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

begrotingstekort

A

= uitgaven (inclusief aflossingen)
- ontvangsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

financieringstekort

A

= begrotingstekort (=uitgaven (inclusief aflossingen) - ontvangsten) - aflossingen op de staatschuld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

staatschuld 31/12

A

financieringstekort (= begrotingstekort (=uitgaven (inclusief aflossingen) - ontvangsten) - aflossingen op de staatschuld)
+ staatschuld 1/1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

institutionele beleggers

A

pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen
=> kopen vaak staatsobligaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verruiming arbeidsmarkt

A

meer arbeiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verkapping arbeidsmarkt

A

minder arbeiders