H2 conjunctuurschommelingen (Economisch Beleid) Flashcards
anticyclisch begrotingsbeleid
Beleid van de overheid dat tegen de conjunctuurgolf ingaat om zo de conjunctuurschommelingen te dempen. Bij laagconjunctuur stimuleert de overheid de economie door de belastingtarieven te verlagen en/of de overheidsbestedingen te verhogen. Bij hoogconjunctuur worden de orden de belastingtarieven verhoogd en/of de overheidsbestedingen verlaagd.
Automatische stabilisatoren
Regelingen, zoals de sociale zekerheid en de belastingheffing, die tot gevolg hebben dat de conjunctuur vanzelf afzwakt, zonder dat daar beleid voor nodig is. Anders gezegd: mechanismen in de overheidsbegroting die vanzelf zorgen voor een vlakker verloop van de conjunctuur zoals sociale uitkeringen en inkomensafhankelijke/progressieve belastingen.
bestedingsevenwicht
Conjunctuurfase waarin de werkelijke productie (Y) gelijk is aan de potentiële productie (Y*).
Conjuncturele werkloosheid
Werkloosheid die ontstaat bij laagconjunctuur doordat de werkelijke bestedingen (productie) lager zijn dan de potentiële productie.
Als de totale werkloosheid groter is dan de structurele (natuurlijke) werkloosheid, is die extra werkloosheid de conjuncturele werkloosheid.
Uc= (Y*- Y)/arbeidsproductiviteit
conjunctuurbeleid
Beleid van de overheid om de conjunctuurcyclus te beïnvloeden.
hoogconjunctuur
(= overbesteding) Conjunctuurfase waarin de werkelijke productie (Y) hoger is dan de potentiële productie (Y*).
inverdieneffecten
De kosten van een stimuleringsmaatregel van de overheid zijn kleiner dan het bedrag g de stimulering, omdat door de daaropvolgende groei van van het nationale inkomen de belastinginkomsten stijgen en de uitgaven aan sociale uitkeringen kunnen dalen.
krappe arbeidsmarkt
De vraag naar arbeid is relatief groot ten opzichte van het aanbod van arbeid, waardoor de werkloosheid kleiner is dan de structurele werkloosheid. De looneisen zullen bij een krappe arbeidsmarkt hoger worden.
laagconjunctuur
(=onderbesteding) Conjunctuurfase waarin de werkelijke productie (Y) lager is dan de potentiële productie (Y*).
multipliereffect
Het proces waardoor het bruto binnenlands product uiteindelijk meer toeneemt dan de oorspronkelijke toename van de bestedingen.
natuurlijke werkloosheid
(= structurele werkloosheid) Werkloosheid die los staat van de conjunctuurfase. Als de werkelijke werkloosheid gelijk is aan de natuurlijke werkloosheid is de arbeidsmarkt niet krap en niet ruim, waardoor er geen impuls ontstaat de lonen te laten stijgen of te laten dalen. De arbeidsmarkt oefent dan geen invloed uit op de inflatie.
Us= Aa - (Y*/arbeidsproductiviteit)
onderbesteding
(=laagconjunctuur) Conjunctuurfase waarin de werkelijke productie (Y) lager is dan de potentiële productie (Y*).
output gap
Het verschil tussen de werkelijke productie (Y) en de potentiële productie (Y*)
overbesteding
(= hoogconjunctuur) Conjunctuurfase waarin de werkelijke productie (Y) hoger is dan de potentiële productie (Y*).
potentiële bbp
Het potentiële bbp is het productieniveau dat een economie gezien zijn productiestructuur kan bereiken, zonder dat er inflatieveranderingen optreden.