H1 Internationale handel Flashcards

Wereldeconomie

1
Q

arbeidskosten

A

eenheden arbeid die nodig zijn bij het maken van een product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

absoluut kostenverschil

A

Als je productiekosten het laagste zijn t.o.v. andere landen.
= letterlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

comparatief kostenverschil

A

een land qua productiekosten tov een ander land de grootste voorsprong of achterstand heeft
Opofferingskosten, lager dan bij een ander land =comparatief kostenvoordeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

productiefunctie

A

y*=A(K+L)
A = Kproductiviteit + Lproductiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Loonkosten per product

A

= loonkosten per uur/apt per uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

protectionistische maatregelen

A

maatregelen voor export en tegen import

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

protectionisme definitie

A

er worden aan de internationale handel WEL grenzen gestelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

protectionisme doel

A
  • beschermen eigen economie
  • beschermen eigen werkgelegenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

protectionisme vormen

A
  • invoerrechten
  • export subsidies
  • contingentering
  • ingewikkelde douaneformaliteiten
  • ongelijke kwaliteitseisen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn tarifaire handelsbelemmeringen (+voorbeelden)?

A

= maatregelingen die direct invloed op de prijs van een product hebben
Bv:
- invoerrechten
- export subsidies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn non-tarifaire handelsbelemmeringen (+voorbeelden)?

A

= maatregelingen die geen directe invloed op de prijs van een product hebben
Bv:
- contingentering
- ingewikkelde douaneformaliteiten
- ongelijke kwaliteitseisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

invoerrechten

A

= belasting op import
(tarifaire handelsbelemmeringen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

export subsidies

A

= subsidies bij export
(tarifaire handelsbelemmeringen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

contingentering

A

= quotem verdeling = een max aan import stellen
(non-tarifaire handelsbelemmeringen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ingewikkelde douaneformaliteiten

A

= lastig doen aan de grens
(non-tarifaire handelsbelemmeringen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ongelijke kwaliteitseisen

A

= onzin kwaliteitseisen
(non-tarifaire handelsbelemmeringen)

17
Q

vrijhandel definitie

A

= er worden aan de internationale handel GEEN grenzen gesteld

18
Q

vrijhandel voordeel + gevolg

A

Optimale allocatie van productiefactoren.
=> daar waar ‘t het goedkoopste kan geproduceerd.
Gevolg: grootst mogelijke welvaart.

19
Q

WTO

A

Organisatie die de vrijhandel wil bevorderen

20
Q

Economische integratie vormen:

A
  • vrijhandelszone
  • douane-unie
  • gemeenschappelijke markt
  • economische unie
  • monetaire unie
21
Q

vrijhandelszone

A

=> geen invoertarieven, vrij verkeer van goederen en diensten
–> certificaten van oorsprong

22
Q

douane-unie

A

=> geen invoertarieven, vrij verkeer van goederen en diensten

=> gemeenschappelijk buitentarief

23
Q

gemeenschappelijke markt

A

=> geen invoertarieven, vrij verkeer van goederen en diensten
=> gemeenschappelijk buitentarief

=> vrij verkeer van personen en kapitaal

24
Q

economische unie

A

(EU)
=> geen invoertarieven, vrij verkeer van goederen en diensten
=> gemeenschappelijk buitentarief
=> vrij verkeer van personen en kapitaal

=> gemeenschappelijke instelling
=> onderlinge afstemming economische beleid

25
Q

monetaire unie

A

(EMU)
=> geen invoertarieven, vrij verkeer van goederen en diensten
=> gemeenschappelijk buitentarief
=> vrij verkeer van personen en kapitaal
=> gemeenschappelijke instelling
=> onderlinge afstemming economische beleid

=> gemeenschappelijke munt

26
Q

Opofferingskosten

A

= wat je maakt kosten/ wat je daardoor niet maakt kosten