H3 De onderdelen van het IS-MG-GA-model (Economisch Beleid) Flashcards
autonome belastingen
Belastingen die onafhankelijk van het (nationaal) inkomen worden geheven. Bijvoorbeeld accijns en btw.
autonome consumptie
Consumptie die niet afhankelijk is van de hoogte van het nationaal inkomen.
autonome investeringen
Investeringen die niet afhankelijk zijn van een andere factor in het model, zoals de hoogte van het nationaal inkomen.
belastinglek
Het deel van extra inkomen dat als gevolg van belastingbetaling niet tot extra effectieve vraag leidt.
besparingen
Het bedrag dat gezinnen overhouden nadat ze over het inkomen belasting hebben betaald en er consumptiegoederen van hebben gekocht.
consumentenvertrouwen
Geeft informatie over de verwachtingen van consumenten over de ontwikkeling van de economie.
Anders gezegd: geeft aan in hoeverre huishoudens vinden dat het economisch gezien beter of slechter gaat.
economisch model
Een vereenvoudigde weergave van de economische werkelijkheid.
effectieve vraag
(= totale bestedingen) De vraag die leidt tot bestedingen. De totale vraag naar goederen en diensten door gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland.
GA-curve
De GA-curve geeft het geaggregeerde aanbod van goederen en diensten bij ieder inflatieniveau.
geaggregeerd aanbod
(= macro-economische aanbod) De totale hoeveelheid goederen en diensten die bedrijven in een jaar willen produceren en verkopen.
inkomensevenwicht
De totale vraag naar goederen en diensten (de effectieve vraag) is gelijk aan het nationaal inkomen.
inkomensidentiteit
Geeft het evenwicht op de goederenmarkt weer: Y = C + I + O.
IS-curve
Geeft alle combinaties tussen reële rente (r) en inkomen (Y) waarbij evenwicht op de goederenmarkt bestaat.
marginale belastingquote
Geeft aan welk deel van een extra verdiende euro betaald moet worden aan belasting.
marginale consumptiequote
Geeft aan welk deel van een extra verdiende euro wordt uitgegeven aan consumptie.
marginale spaarquote
Geeft aan welk deel van een extra verdiende euro wordt gespaard.
MB-curve
De MB-curve geeft de monetaire beleidsregel van de centrale bank weer als een horizontaal verband tussen de reële rente (r) en het inkomen (Y).
monetaire beleidsregel
Geeft aan hoe hoog de centrale bank de rente (r) wil zetten bij een bepaald niveau van inflatie (0).
multiplier
(= inkomensvermenigvuldiger) Als door een extra autonome besteding, bijvoorbeeld € 10 miljard, het bruto binnenlands product toeneemt met een veelvoud van € 10 miljard, bijvoorbeeld 2 x € 10 miljard, dan is 2 de multiplier.
naïeve inflatieverwachtingen
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de verwachte inflatie voor de komende periode gelijk is aan de inflatie van de afgelopen periode.
overheidsbestedingen
De overheidsconsumptie plus de overheidsinvesteringen.
particuliere consumptie
Het kopen van goederen en diensten door gezinnen, dus door de eindgebruikers.
particuliere investeringen
Het kopen van kapitaalgoederen door bedrijven.
potentiële inkomen
Het potentiële inkomen (Y*) is het inkomen dat een economie gezien zijn productiestructuur kan bereiken, zonder dat er inflatieveranderingen optreden.
prijsflexibiliteit
Verschijnsel dat de marktprijzen van goederen en diensten zich snel aanpassen aan een verandering in de verhouding tussen vraag en aanbod. De prijzen zijn niet rigide of star. De prijzen kunnen op de korte termijn aangepast worden.
prijsrigiditeit
(= prijsstarheid) Verschijnsel dat de marktprijzen van goederen en diensten zich pas na langere tijd aanpassen aan een verandering in de verhouding tussen vraag en aanbod. De prijzen zijn niet flexibel. De prijzen kunnen op de korte termijn door bijvoorbeeld loonstarheid niet gewijzigd worden. A
spaaridentiteit
Geeft het evenwicht op de vermogensmarkt weer: S = I + (O-B). Ook wel weergegeven als I = S.
spaarlek
Het deel van extra inkomen dat als gevolg van besparingen niet tot extra effectieve vraag leidt.
Wanneer loopt de pijl van de overheid naar de financiële instellingen?
bij een begrotingsoverschot
Wanneer loopt de pijl van de financiële instellingen naar de overheid?
bij een begrotingstekort
multiplier formule, H3
△Y/( △Co/△Io/△O)
Ketnesiaans model van een gesloten economie
(= een exante model = van te voren in te schatten)
Gedragsvergelijkingen:
=> C = c(Y - B) +Co
=> I = Io
=> O = Oo
=> B = bY (bij een intentionele vergelijking => B = bY + Bo)
Rest:
=> EV = C + I + O
=> Y = EV
c
(=marginale consumptiequote)
= △c/△Y
Waar zijn Investeringen in werkelijkheid van afhankelijk?
- bezettingsgraad van de productiecapaciteit
- rentestand
- winst(verwachting)
b
(=de marginale belastingquote)
= △B1/△Y
als je EV en Y gelijkstelt wat is dan de multiplier en wat komt eruit?
Y = aY + b
Y - aY = b
cY=b
Y= 1/c *b
=> mp = 1/c
Ye = b/c
= de hoogte van het inkomen die tot stand komt door de wensen van de besteders
U
(=werkeloosheid)
= Aa - Av
Uc
(= conjuncturele werkeloosheid)
= (Y* - Y )/apt
Us
(=structurele/natuurlijke werkeloosheid)
= Aa - (Y*/apt)
Hoe is het te zien dat het keynesiaanse kruis een vraag economie is?
Omdat EV bepaalt hoe hoog Y is.
Is er bij begrotingsbeleid verandering in de rente?
nee
ruime arbeidsmarkt
In een ruime arbeidsmarkt is er meer aanbod dan vraag naar arbeid.
Meer werkzoekenden dan beschikbare banen.
=> loon↑
krappe arbeidsmarkt
In een krappe arbeidsmarkt is er meer vraag dan aanbod van arbeid.
Meer beschikbare banen dan werkzoekenden.
=> loon↑
verschillende soorten inflatie:
- bestedingsinflatie
- kosteninflatie
bestedingsinflatie
prijzen↑, omdat EV>Y*
er is meer vraag dan aanbod
kosteninflatie
prijzen↑, omdat de productiekosten↑/ de productiekosten worden doorgerekend.
bijvoorbeeld.
- grondstoffen zijn duurder
- loonkosten per eenheid product (=> alleen als de loonkosten sterker stijgen dan de arbeidsproductiveit)
Wat is het voordeel van de IS-curve bij het Keynesiaanse kruis?
Dan komt de samen hang van rente, Y en Y* naar voren.
Waarom wordt er meer aangeboden als de inflatie stijgt?
Omdat je dan meer krijgt voor je product terwijl je REËLE kosten gelijk blijven. Die liggen namelijk vast, want die zijn gebaseerd op de verwachte inflatie (= de inflatie van nu).
=> winstmarge↑
GA verschuift later omdat?
Dan wordt er opnieuw gekeken naar de verwachte inflatie (=de inflatie van nu) en zal de inflatie worden doorberekend in de kosten van een bedrijf.
Wat is er aan de hand als een inflatie verandering een groot effect heeft op Y?
Dan is er een hoge loon en prijsrigiditeit.
wat is de depositorente in de normale situatie
2% lager dan de marginale beleningsrente
vermogen
= bezittingen - schulden
Hoe hoger de multiplier hoe hoger de?
consumptiequote
Waarom heeft de CB een horizontale MB-curve in het model?
Omdat de CB een enkelvoudig mandaat heeft in het model.
RIC p/h
(=reële indexcijfer per hoofd)
= ric/BIC * 100%
ric
= nic/pic * 100%
BIC
(=burgerindexcijfer)
= bevolking later jaar/bevolking eerder jaar
Wat gebeurt er met de waarde van de multiplier als het spaarlek kleiner wordt?
Die stijgt
hoe hoger de marginale inkomensquote
des te hoger de waarde van de multiplier