H3 D/F D-N Flashcards
1
Q
der Teller
A
het bord
2
Q
die Teller
A
de borden
3
Q
der Saft
A
het sap
4
Q
der Körper
A
het lichaam
5
Q
das Beispiel
A
het voorbeeld
6
Q
die Beispiele
A
de voorbeelden
7
Q
abwechselnd
A
afwisselend
8
Q
Gleichfalls!
A
Insgelijks!
9
Q
erklären
A
uitleggen
10
Q
kaufen
A
kopen
11
Q
teilen
A
delen
12
Q
wählen
A
kiezen
13
Q
nur
A
alleen maar/slechts
14
Q
vielleicht
A
misschien
15
Q
weil
A
omdat