DU H4 ww D-N & N-D Flashcards
1
Q
FuBball spielen
A
voetbal spelen
2
Q
voetbal spelen
A
FuBball spielen
3
Q
gewinnen-verlieren
A
winnen-verliezen
4
Q
winnen-verliezen
A
gewinnen-verlieren
5
Q
joggen
A
hardlopen
6
Q
hardlopen
A
joggen
7
Q
laufen
A
lopen
8
Q
lopen
A
laufen
9
Q
liegen
A
liggen
10
Q
liggen
A
liegen
11
Q
reiten
A
paardrijden
12
Q
paardrijden
A
reiten
13
Q
schwimmen
A
zwemmen
14
Q
zwemmen
A
schwimmen
15
Q
schieBen
A
schieten
16
Q
schieten
A
schieBen
17
Q
Ski fahren
A
skiën
18
Q
skiën
A
Ski fahren
19
Q
stahen
A
staan
20
Q
staan
A
stehen
21
Q
dansen
A
tanzen
22
Q
tanzen
A
dansen
23
Q
treffen
A
raken
24
Q
raken
A
treffen
25
Q
tennis spielen
A
tennissen
26
Q
tennissen
A
tennis spielen
27
Q
bleiben
A
blijven
28
Q
blijven
A
bleiben
29
Q
kämpfen
A
vechten
30
Q
vechten
A
kämpfen
31
Q
klettern
A
klimmen
32
Q
klimmen
A
klettern