H3 Flashcards
Wat is het inverse projectie probleem binnen perceptie voor computers.
Onze ogen nemen op de retina de wereld waar in 2D, maar de hersenen vertalen dit naar 3D. De projectie kan dus hetzelfde zijn voor verschillende objecten, toch kunnen we andere representaties ervan maken.
Wat is het verborgen objecten probleem binnen perceptie voor computers
Computers kunnen objecten moeilijk identificeren die (gedeeltelijk) overlapt worden door andere objecten.
Wat is het wazige objecten probleem voor computers?
Hele onscherpe zaken kan een computer moeilijk identificeren.
Leg de Gestalt Law of perceptual organization uit. Beschrijf de zeven laws:
- closure
- goodfigure
- proximity
- good continuation
- simmilarity
- figure & ground
- common fate
leg de begrippen border ownership en segregatie uit in context van de figure ground law van de Gestald theorie.
Om figuur van ground te onderscheiden gebruiken we segregatie. Hiermee onderscheiden we delen in een beeld. De contouren horen altijd bij het figuur en niet bij de achtergrond. Dit wordt ook wel border ownership genoemd.
Welke twee voorbeelden worden gegeven als bewijs voor de invloed van ervaring op de figuur & ground law van Gestald?
1: We zien rood eerder als figuur en groen als achtergrond in een rood groene afbeelding–>ervaring heeft ons geleerd dat groene object meestal achtergrond zijn.
2: We zien dat een betekenisvolle illustratie in een afbeelding een figuur wordt en het niet betekenisvolle de achtergrond.
Wat is de unconscious inference theorie van Helmholtz? leg hierin de begrippen uncounscious inference, likelihood principle en ambiguïteit uit.
We gebruiken de data op onze foto receptoren om een gevolgtrekking te maken over wat waar is in de wereld. Dit gebeurt automatisch (unconscious inference).
onze perceptie is de meest waarschijnlijke oplossing van een perceptueel probleem (likelihood principle).
Het helpt ons het probleem van ambiguiteit (visuele beelden die niet logisch zijn, maar wel door ervaring) op te lossen.
Wat is het bayesian inference effect? Geef een voorbeeld.
het likelyhood principle van Helmholz in termen van waarschijnlijkheid. Je hebt hierin:
- prior: jouw initiele overtuiging/kennis van de wereld.
- likelihood: bottom-up bewijs.
Stel je ziet een raar vormig iets in een boom. Je prior zegt aan de hand van je ervaring dat het een beest is geen croissant of iets dergelijks, want dat zie je nooit in een boom. Je likelihood zegt aan de hand van bottom-up bewijs dat het logischer is dat het een beest is dan een croissant. Toch blijkt het een croissant te zijn.
Welke twee fysieke regelmatigheden kent ons brein in perceptie. Waarom zijn dit regelmatigheden?
- verticale en horizontale lijnen. (oblique effect)
- licht komt van boven.
Dit komt vanuit universele ervaring.
Welke semantische regelmatigheid kennen we in perceptie?
De context om een bepaald figuur heen bepaald de perceptie van het figuur. Een schoen kan een voetganger worden als de context maar juist is. dit wordt ook wel scene schema genoemd.
Wat is het effect van positieve en negatieve mood op perceptie volgens een x aantal experimenten? Via wat voor experiment kan dit gemeten worden?
Positieve mood is eerder geneigd het figuur globaal te verwerken. Negatieve mood is eerder geneigd het figuur lokaal te verwerken. Via het Navon experiment.
Wat kwam uit een studie naar het herkennen van vissen in context naar voren omtrent cultuur verschillen tussen Japan en de VS?
Japanse hebben meer holistische perceptie. De context heeft dus veel invloed op de perceptie van het figuur. De VS verwerkt informatie analytisch (lokaal).
De primaire visuele cortex is retinotopisch georganiseerd. Wat betekend dit?
het beeld dat is geprojecteerd op de retina op een gelijke manier is geprojecteerd op de cortex. Punten die naast elkaar liggen in de retina, worden ook naast elkaar gerepresenteerd in de primaire visuele cortex.
perceptie vindt via twee verbindingen (heen en weer) plaats. Welke twee zijn dit?
Hoe wordt schade aan het ventrale pad genoemd? Welke twee vormen zijn er? Wat is het effect?
visuele agnosie–> Kan wel objecten zien en beschrijven, maar niet herkennen.
- *apperceptive agnosia**: kunnen een figuur niet kopieeren
- *associative agnosia:** kunnen een figuur wel kopieeren maar nog steeds niet herkennen. Het object niet kunnen linken aan eigen kennis.