H11 Flashcards

1
Q

Wat was Skinners zijn filosofie over de ontwikkeling van taal.

A

Taal wordt net als andere zaken aangeleerd dmv conditionering. Hij geloofde niet in abstracte grammaticale structuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vier argumenten had Chomsky voor het bestaan van een LAD? (tegen idee van Skinner)

A
  1. Nooit gehoorde zinnen kunnen alsnog begrepen worden door kinderen.
  2. alle mensen leren taal
  3. complexe structuren zijn niet te leren dmv associatie
  4. alle talen hebben de zelfde type structuren: De structuren zijn dan wel in een andere volgorde, maar alle talen hebben dezelfde oplossing.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een semantics?

A

Een betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een syntax?

A

de grammatica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de prosody?

A

ritme en intonatie bijvoorbeeld. Geeft de emotionele staat van taal weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een lexicon?

A

een persoon’s kennis over betekenissen van woorden en geluiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een pragmatic?

A

Algemene sociale concept van de taal. Hoe moet je taal beantwoorden. VB: Jan: Piet weet jij hoe laat het is? Piet weet dat hij antwoord moet geven op de vraag met de juiste tijd en niet simpelweg “ja” moet zeggen, wat ook een antwoord is op de vraag, maar niet sociaal wenselijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een discourse?

A

een conversatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen een zin en een phrase?

A

Een phrase is een bijzin. het zijn meerdere woorden die binnen die groep nog weinig zeggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een phoneme en wat een morpheme en wat een woord?

A

phoneme: kleinste klank die betekenis kan veranderen.

morpheme: kleinste betekenisvolle kenmerk van taal.

woord: een of meer morfemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke twee type morfemen heb je?

A
  1. bound morphemes: -s achter table en un- voor able. zijn op zichzelf staand betekenisloos.
  2. free morphemes: zijn woorden maar in de context is het een deel van een woord dus een morfeem. VB unable. able heeft losstaand een betekenis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het begrijpen van taal vereist segmentation. Wat wordt hiermee bedoeld?

A

Het vermogen om individuele woorden te onderscheiden. Dus eigenlijk het kunnen herkennen wanneer een klank begint en eindigt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is er ontdekt over de rol van word frequency bij het begrijpen van geschreven tekst?

A

woorden die heel vaak gezien/gehoord worden, worden veel sneller gelezen en verwerkt. Voorbeeld hiervan zijn lidwoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het doel van grammatica (syntax)

A

het geeft een rol aan zinsdelen en vormt zo betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat laten EEG’s zien in hersenactiviteit wanneer mensen een onwaarheid of onlogisch woord wordt verteld binnen een zin?

A

Na 400ms verschijnt een negatief brain potential golf. Dit wordt ook wel error detection genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat laten EEG’s zien wanneer een grammaticale incorrecte zin aan iemand wordt voorgelezen?

A

laten een positive brain potential zien na 600ms.

17
Q

Hoe worden zinnen begrepen volgens het syntax first idee? Wat houdt de subvorm late disclosure in?

A

Het groeperen naar phrases gebeurt altijd als eerste aan de hand van grammatica regels (syntax). Bij late disclosure gaan wij ervan uit dat een woord altijd bij de huidige phrase hoort. Dit zorgt echter voor problemen bij garden path sentences.

18
Q

Hoe worden zinnen begrepen volgens de interactionist approach?

A

Het idee dat betekenis van zinnen niet alleen wordt bepaald vanuit grammatica (bottum-up) maar ook door het anticiperen op welke woorden er gaan komen op basis van omgeving en kennis (top-down).

19
Q

dStel je zou een andere taal leren. Wat verlies je dan als eerste van je originele taal? de grammatica of de woorden?

A

de woorden.

20
Q

Bij het begrijpen van een gelezen tekst zijn inferences erg belangrijk. Wat wordt hiermee bedoeld? Welke drie soorten worden onderscheiden?

A

Dingen die we bij de gelezen tekst bedenken die ons betekenis geven aan de zin.

  1. anaphoric: vb Bob woke up early that morning. He immediately remembered…. We weten in de tweede zin dat met “he” “bob” bedoeld wordt.
  2. instrument: we weten dat een desk een houten tafel achtig is.
  3. causal: sharon took an aspirin. Her headache went away. Je gaat er hier vanuit dat de apirin er voor zorgt dat de hoofdpijn verdwijnt.
21
Q

Wat is een situation model? Met wat voor experiment toonde Rob Zwaan dit fenomeen aan?

A

een mentale representatie van waar een tekst over gaat. De respondenten kozen vaker het plaatje wat bij de zin matchte dan het andere plaatje.

22
Q

Bij visuele herkenningstaken worden stimuli in het rechter/linker visuele veld sneller onderscheiden als de stimuli hetzelfde/verschillend zijn. In dit visuele veld heeft het presenteren van de benamingen van de categorieen wel/geen zin

A
  1. rechter (rechter visuele veld gaat naar linker hemisfeer en daar zit voornamelijk de taal gebieden)
  2. verschillend
  3. wel (omdat het verbonden is met taal gebieden.)
23
Q

Wat is het phonemic restoration effect?

A

Treed op wanneer een foneem wordt waargenomen terwijl deze niet wordt uitgesproken of onderbroken wordt door een overkoepeld geluid (bijvoorbeeld een kuch).

24
Q

Wat is het word superiority effect?

A

letters worden sneller herkend als deze worden gelezen in een bestaand en bekend woord, dan wanneer deze letter: los of in een niet bestaand woord worden gepresenteerd.

25
Q

Wat is een corpus?

A

een sample van hoe woorden worden gebruikt binnen een taal.

26
Q

Wat wordt gedemonstreerd met de lexical decision task?

A

Dat woorden die je frequenter hebt gezien (wordt frequency) je eerder herkend als echte woorden.

27
Q

Wat is lexical ambiguity?

A

het bestaan van woorden met meer dan een betekenis in een bepaalde context.

28
Q

Het feit dat bij woorden met twee betekenissen er verschil is in hoe vaak een betekenis voorkomt wordt ook wel meaning dominance genoemd

Wanneer een woord meerdere betekenissen heeft, maar de ene betekenis vaker voorkomt dan de ander dan spreken we van …. dominance.

Komen beide betekenissen evenveel voor dan spreken we van …. dominance.

A
  1. biased
  2. balanced
29
Q

Wat is parsing?

A

Het groeperen van woorden naar phrases waaraan je de betekenis van een zin ontleent.

30
Q

Garden path sentences worden geillustreerd aan de hand van temporary ambiguity. Wat betekenen deze twee gearceerde begrippen?

A

garden path sentences: Zinnen die aan het begin het ene lijken te betekenen, maar aan het einde toch wat anders.

temporary ambiguity: is het feit dat in dit type zinnen het begin van de zin ambigu is en het einde van de zin bepaald wat de betekenis is.

31
Q

Een manier van het binden van iemand aan je conversatie is via het given-new contract. Wat houdt dit in?

A

de spreker dient altijd een zin te formuleren die bestaat uit gegeven informatie en nieuwe informatie.

32
Q

Welke twee fenomenen omtrent common ground worden weergegeven in een experiment?

A
  1. mensen die uit dezelfde regio komen gebruiken meer common ground woorden (bijvoorbeeld een specifieke plek in New York als ze allebei uit new york komen)
  2. Naar een x aantal trials werden over tijd meer common grounds gebruikt. omdat verondersteld werd dat de andere persoon deze in de tussentijd geleerd had. Dit gelde dus ook voor de groep waarbij de mensen geen overeenkomsten binnen het onderwerp (in dit geval uit NY en niet uit NY) hadden.
33
Q

Wat is syntactic priming?

A

Het copieeren van andermans grammaticale structuur nadat die gene een zin uitspreekt.

34
Q

Wat stelt de sapir-whorf hypothesis?

A

Het principe dat de structuur van een taal invloed heeft op de spreker’s cognitie. Dus de mensen hun perceptie is relatief aan hun gesproken taal.