H25 Congenital hand 1: embryology, classification and principles Flashcards

1
Q

Hoe noemt met de stadia in de embryologie?

En hoe ontstaan afwijkingen heir in?

A

Carnegie

Afwijkingen door
- spontane mutaties
- abnormale genen
- beschadigingen in limb bud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer ontstaat de upper limb bud?

A

Tussen week 4 en 8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem omgevingsfactoren die limb bud ontwikkeling kunnen beïnvloeden

A

Thaliomide
Radiatie
Ondervoeding
Infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In de 4e week (Carnegie stage 12) ontwikkelt limb bud uit C5-C8 in 3 assen. Hoe heetten deze assen?

A

Proximodistaal

Dorsoventraal (dorsovolair)

Anterioposterieur (radioulnair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer ontstaat de handplaat? Progressie van proximodistale as in 3 delig skelet (noem 3 soorten)

A

Dag 33 (Carnegie st 14)

Stylopod = schouder
Zeugopod = radius/ulna
Autopod = hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer worden gewrichten gevormd en wanneer is morfologie hand compleet?

A

Gewrichten dag 51 (stage 20)
Compleet dag 56 (stage 23)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is AER

A

Apical ectoderm ridge

Ectoderm vormt AER, zorgt voor proximodistale uitgroei en stevig ledemaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is ZPA

A

Zone of polarizing activity

= mesodermal cellen bij distale ulnaire grens, zorgt voor uitgroei ulna en ulnaire vingers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is ‘progress zone’

A

mesoderm onder AER, differentiëren tot verschillende celtypen in de hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat ontwikkeld zich bij afwezigheid als zowel FGF10 als Wtn3?

A

Tetra amelie, geen ontwikkeling ledematen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Transcriptie factoren van belang bij proximodistale uitgroei (AER)

A

Hox
Tbx 5
Wnt 3 (distale ectoderm)
FGF10 (mesoderm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Transcriptie factoren van belang bij radio-ulnaire uitgroei (anterio-posterieur) (ZPA)

A

Sonic hedgehog (Shh)

Zorgt voor ulnaire uitgroei limb bud, ulnaire onderarm en ulnaire vingers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Transcriptie factoren van belang bij dorsoventrale uitgroei

A

Wnt7a

= stimuleert Lmx1b in onderliggende mesoderm waardoor ledemaat dorsaliseert + bevordert Shh waardoor radioulnaire en dorsovolaire as worden verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke transcriptie factor speelt een schakelrol in dorsovolaire, proximodistale en radioulnaire groei?

A

Shh

(dorsovolair via Wnt7a)
(proximodistaal via AER)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ontwikkeling vingers start vanaf de 5e week onder invloed van welke transcriptie factor?

A

Bmp activator en Wnt inhibitor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Shh reguleert ulnaire proliferatie ledemaat
+ lengte vingers via…
+ aantal vingers via…
+ onderarm en hand patroon via…

A

lengte vingers via… FGFs van AER
aantal vingers via… Hox/Gli
hand patroon… via Bmp

17
Q

Waar bij spelen transcriptie factoren Tal-1 en Flk-1 een rol?

A

Formatie van een primitief vasculair netwerk door transformatie van mesoderm in angioblasten

18
Q

Wanneer wordt de 1e centrale arterie gevormd?

A

Stage 13, a. subclavia (mondt uit in dorsale aorta via 7e intersegment arterie)

19
Q

Welke bloedvaten vormen zich in stage 17 en stage 19?

A

Stage 17 = a. axillaris
Stage 19 = a. brachial en onderarmsvaten

20
Q

Welke arterie is er eerder? Ulnaris of radialis

A

Ulnaris eerder en mediane arterie degenereert

21
Q

Ephrin B4 en Ephrin B2, waar zit dit op?

A

B4 = vene
B2 = arterie

spiergroei arterie loopt trouwens 2 dagen achter op bene (funny enough)

22
Q

PROX-1 en LYVF-1, ontwikkeling van welke structuur heeft dit invloed op?

A

Lymfebanen

23
Q

Botafwijkingen (skeletogenese) door elke transcriptiefactor?

Gewrichtafwijkingen?

A

Bot = Sox9

Gewricht = Wnt14 en Gfd5

24
Q

Welke week ossificatie van falangen?

A

Week 11

25
Q

Wat zijn de 3 fasen van myogenese?

A

1, embryogene primaire myotubes en basis layout

2, secundaire golf van myogenese = bulk van spieren

3, statellietcellen in basale lamina zorgen voor postnatale groei

26
Q

Mesoderm; 3x primordium. Wat vormt zich in deze stages?
stage 13
stage 15
stage 17

A

13, proximaal primordium, bovenarm spieren

15, intermediate promordium, onderarm spieren

17, distal primordium, hand spieren

27
Q

Hoe gaat de differentiatie van motore zenuwen?

A

Vroeg in ruggenmerg oiv Ssh, vanuit notochord en later vanuit floor plate vanuit ontwikkelde neurale buis

28
Q

Uitgroei motore zenuwen oiv
Lhx1 en Lsl1

Wat is het verschil?

A

Lhx1 = dorsaal voor extensoren

Lsl1 = volair voor flexoren

29
Q

Wat is verschil tussen:
- malformatie
- deformatie
- dysplasie
- disruptie

A

malformatie
= abnormale vorming obv abnormale cellen

deformatie/disruptie
= verandering weefsel wat wel normaal was gevormd

dysplasie
= gebrek aan organisatie van normale cellen

30
Q

Noem een voorbeeld van deformatie volgens OMT

A

Constriction ring sequence
Trigger digits

31
Q

Noem voorbeeld van dysplasie volgens OMT

A

Hypertrofie
Tumoreuze condities

32
Q

Wanneer in ontwikkeling
- grove pincet greep
- fijne pincet greep
- static tripod
- dynamic tripod
- hand dominantie

A
  • 9 mnd
  • 12 mnd
  • 4 jaar
  • > 4,5 jaar
  • 5 jaar
33
Q

Wat zijn de principes van chirurgisch management bij congenitale handafwijkingen?

A
  1. hand functie (mobiele duim, ulnaire digiti voor grap, radiale digiti voor princieze pinch)
  2. uiterlijk
  3. timing (meestal eerste 2 jr)
34
Q

Is een congenitale trigger duim wel congenitaal?

A

Twijfel, wel vaker bij tweelingen en bilateraal met associatie trisomie 13

35
Q

Wat is nota’s node?

A

Palpabele zwellingg proximaal van A1 pulley bij kinderen met locked flexion (sec aan obstructie)