H20 Osteoarhtritis in the hand and wrist Flashcards

1
Q

Wat is de meest voorkomende reumatologische aandoening?

A

Osteoartritis = non inflammatoir verlies van kraakbeen; artrose

10% van de volwassenen >60jr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke gewrichten zijn meeste aangedaan bij artrose bij mannen en welke bij vrouwen?

A

Vrouwen: DIP, PIP, CMC
Mannen: MCP en pols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ontstaat radio carpale artrose vaak?

A

Post-traumatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem voorbeeld van primaire en secundaire artrose

A

Primair: genetisch, hormonen, endocriene afwijkingen

Sec: direct trauma (fractuur, dislocatie of infectie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de 4 microscopische zones van kraakbeen

A

Zone 1: superficial/tangentieel, oppervlakkige chondocyten, weerstand tegen shear force

Zone 2: intermediate zone, rijk aan proteoglycanen, negatieve druk van glycosesaminoglycanen zorgt voor hydratie, grote druk in kraakbeen

Zone 3: radiate layer, grote ronde verticaal georiënteerde chondrocyten en radiale collageen vezels

Zone 4: diepste, gecalcificeerde laag, weerstand tegen shear force kraakbeen en bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de timemark van kraakbeen

A

Tussen zone 3 en 4, waar kraakbeen dunner wordt en gecalcificeerde kraakbeen op schuift (schuift op met ouder worden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Proteoglycanen aggrecans vs non-aggrecans

A

Aggrecans: centrale eiwitkernen met glycosaminoglycanen die bestaan uit negatief geladen disachariden = gaten in kraakbeen opvullenn en creëren hoge osmotische druk

Non-aggrecans: stabilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Classificatie Kellgren and Lawrence obv Xray afwijkingen

A
  1. Perifere osteofyten
  2. Periarticulaire ossicles
  3. Versmalling gewrichtskraakbeen en subchondrale sclerose
  4. Pseudocysten
  5. Veranderde botuiteinde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel % draagt DIP flexie bij aan gehele vinger arcus?

A

3% flexie van vinger arcus, dus artrodese weinig impact

Normal range of motion 0-60 gr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is pathognomisch voor DIP artrose

A

Noduli van Heberden

Of mucoid cyste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Andere redenen voor DIP artrodese dan artrose?

A

Gemiste mallet
Gemiste ossale FDP
Distale non union

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is quadriga effect?

A

Quadriga Effect is characterized by an active flexion lag in fingers adjacent to a digit with a previously injured or repaired flexor digitorum profundus tendon.

FDP tendons of long, ring, and little fingers share a common muscle belly
therefore excursion of the combined tendons is equal to the shortest tendon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de eisen voor een succesvolle behandeling van DIP artrose?

A

Goed ossaal botcontact
Flexie in 5-10 gr
Stabiele fixatie
Voldoende bone stock distale falanx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem chirurgische opties voor DIP artrodese

A

K-draden
Cerclage
Zuggertung
Axiale schroef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voor en nadelen axiale schroef fixatie DIP

A

PRO:
stabiel, begraven hardware, minder lange immobilisatie

CON:
rechte reconstructie dus niet 5-10 gr flexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Complicaties DIP artordese

A

Non union en infected 20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat kan een indicatie zijn voor DIP athroplastiek?

A

Musicie, behoud arom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Mucoid cyste kan behandeld worden met aspiratie en achterlaten cortison, wat is de kan dat dit helpt?

A

60%

Anders excise, debridement synovium en verwijderen osteopaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk gewricht is de ‘functionele locus’ van de vinger? Hoeveel draagt dit bij aan intrinsieke flexie en vinger beweging?

A

PIP
85% intrinsieke vinger flexie
20% beweging van de vinger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is pathognostisch voor PIP artrose?

A

Bochards noduli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

PIP artrose, welke behandeling voor welke digiti?

A

PIP 3-4-5 = artroplastiek (behoud flexie/arcus belangrijk voor grip/knijpkracht)

PIP 2 = artrodese (laterale krachten pincet greep, stabiliteit belangrijk)

22
Q

Noem verschillende soorten arthroplasiek PIP gewricht

A
  • interpositie siliconen spacer (neuflex/swanson)
  • surface replacement
  • totaal gewrichtvervangende implantaten (metaal/SR PIP en Pyrocarbon)
23
Q

Voorkeur benadering PIP prothese

A

Centrale, dorsale benadering met centrale incisie door extensorpees en centrale slip

OF Chamay benadering = distaal gesteelde driehoekige lap van extensorpees

24
Q

Post-op range of motion PIP prothese?

A

40-60 gr

NB. hyperextensie moet voorkomen worden, 5-10 gr flexie deformiteit accepteren

25
Q

Kan op implantaat breuk bij siliconen prothese?

A

5-44%

Wel goede pijnverlichting, functionele verbetering en tevreden pt

26
Q

Contra-indicaties PIP prothese

A

Ligamentaire instabiliteit
Slechte botkwaliteit
Inadequate intramedullaire ruimte
Gecompr. weledelen
Actieve of chronische infectie

27
Q

Hoeveel % draagt MCP bij aan arcus van de vinger?

A

77%

28
Q

Wat zijn behandel opties voor MCP artrose?

A

1e lijn = spalk, cortico’s, NSAID, HT

2e lijn =
- resectie en resurfing arhtroplastiek
- MCP athroplastiek met implantaat
- MCP artrodese
- Gevasc. gewrichtstransplantatie

29
Q

Wat is indicatie resectie en resurging arthroplastiek MCP

A

Rib/pees/VP/pees in gewrichtsruimte om bot-bot contact te voorkomen

Indicatie: salvage ingreep dus bij inadequate wekedelen of uitgebreide schade bot kwaliteit

30
Q

Wat zijn soorten MCP prothese?

A

mn bij RA, minder behoefte aan kracht of artrose

  • Hinged/scharnier prothese
    (niet meer vaak want bot resorptie/verkorting)
  • Siliconen constrained prothese
    (Swanson gouden standaard, NeuFlex minder snel stembreuk en betere arcus)
  • Surface replacement prothese
    (lage fractuur rate, pt tevreden)
  • Pyrocarbon arthroplastiek
    (requires minimale bon resectie en collaterale ligamenten)
31
Q

MCP artrose laatste optie

Welke hoek per vinger en fusie rates bij verschillende operatie optie

A

MCP 2 = 25 gr
MCP 3 = 30 gr
MCP 4 = 35 gr
MCP 5 = 40 gr

99% fusie bij K-draden gekruist
96% fusie bij plaat

8-9% non union intra-oss wiring/schroeven

32
Q

Indicatie gevasc. gewrichtstransplantatie MCP

A

2e MTPJ met straalamputatie

Indicatie: contra-indicatie voor implantaat, eerder falen prothese, jonge werklui et grote kans falen implantaat of kinderen (preservatie epifyse dus groei)

33
Q

MCP1 handfunctie %

A

50%, daarmee belangrijkste vinger

34
Q

MCP1 artrose is zeldzaam, wanneer komt het voor?

A

Vooral na chronisch RCL/UCL letsel

35
Q

Wat is goede flexie voor MCP1 artrodese?

A

20-40 gr flexie helpt met oppositie en beschermt daarmee CMC1

36
Q

Wat zijn risico factoren voor CMC1 artrose?

A

Vrouw (minder oppervlakte congruentie, grotere articulatie curvatuur)
Hormonaal
Obesitas
Beroep
FA

DM2 en HT GEEEN risico factoren!

37
Q

Noem 5 major intrinsieke ligamenten CMC1

A
  • POL = strak in flexie, opp en pronatie
  • AOL/volar beak = strak in extensie, abd en pronatie, voorkomt radiale translatie en controls pronation stress
  • UCL = voorkomt lat sublux
  • DRL = voorkomt lat sublux
  • 1e IML = strak in abd
38
Q

Noem wat je ziet bij LO bij CMC1 artrose

A

Shoulder sign (dorsoradiale sublux door laxiteit en trekken APL)
Grinding
Drukpijn CMC
Adductie contractuur
Hyperextensie
Zwakte duim
CTS (tot 43%)

39
Q

Noem Eaton classificatie CMC artrose

A

1 =
normale gewrichtsspleet
<1/3 dorsale sublux TM
normale gewrichtscontour

2 =
verkleinde gewrichtsspleet
<1/3 dorsale sublux TM
osteofytes/loose bodies <2mm

3 =
verkleinde gewrichtsspleet
>1/3 dorsale sublux
osteofyten >2 mm
subcondrale cyste vorming/sclerose

4 =
complete betrokkenheid ST of TT of TM

40
Q

Percentage vrouwen die klachten heeft bij TM artrose en bij pantrapeziale artrose

A

TM artrose = 28%
Pan = 55%

41
Q

Beschrijf de Burton classificatie

A

1 =
pijn
grinding
ligamentaire laxiteit
dorsale subluxatie CMC

2 =
ligamentaire instabiliteit
chronische subluxatie
radiologische degeneratie

3 =
betrokkenheid ST of TT of TM

4 =
stadium 2 of 3, met betrokkenheid MCP

42
Q

Wat kun je zeggen over conservatieve behandeling CMC artrose?

A

Spalk 3 weken, NSAID + injectie = 40% verbetering van klachten

Niet vaker dan 2-3x per jaar injectie

HT = trainen thenar, APL en EPL

43
Q

Operatieve opties CMC1 artrose, stage 1 (dus CMC1 joint unaffected)

A
  • CMC artroscopie
    = debridement, krimpen kapsel
  • dorsal wedge osteotomie
    =30 gr, druk volaire zijde omlaag = 80% minder pijn en 90% tevreden
  • volair ligament reconstruction volgens Eaton and Littler
    = reconstructie volaire ligamenten door radiale helft FCR door basis MC1 vast te hechten op APL (minder effectief bij mannen!)
44
Q

Operatieve opties CMC1 artrose, stage 2 t/m 4

A

Doel = verminderen pijnklachten en verbetering bewegelijkheid duim

  • trapeziectomie (evt met distraction hematoma arthroplasiek), + minder klachten, - proximale migratie en minder kracht. Dus bijv bij oude, low demanding mensen
  • trapeziectomie met ligament reconstruction en tendon interposition (LRTI)
  • prothese (Swanson/niebauer, vaak op lange termijn dorsoradiale subluxatie)
  • trapeziometacarpale artrodese
45
Q

Noem verschillende soorten LRTI’s

A
  • Froimson
    = helft FCR om gat op te vullen, GEEEN tendon reconstruction!!!)

Ware LRTI’s
- Burton en Pellegrini
= radiale zijde FCR door MCP1, rest pees om gat op te vullen
- Brunelli
= slip APL door basis MC1/2 en vast hechten op 2e en 3e IML (kan ook zonder trapeziectomie voor stage 1)
- Weilby
= slip FCR om APL

46
Q

Wat is indicatie voor CMC1 artrodese

A

<50 jr en wens goede kracht
falen pees reconstructie

CONTRA indicatie = STT artrose

Positie CMC1 artrodese
35 gr radiale/volaire abductie
15 gr ponatie
10 gr extensie

47
Q

Wat is contra indicatie voor Eaton en Littler reconstructie?

A

STT artrose

48
Q

Noem oorzaken voor primaire en secundaire pols artrose

A

Primair
- Kienbock
- Praiser
- Madelung
- Ideopatisch bij STT

Secundair
- SL letsel
- Distale radius #
- Scaphoid #

49
Q

Noem stages van SLAC wrist

A

1 = PSR en scaphoid waist
2 = prox scaphoid en scaphoid fossa
3 = midcarpaal LC
4 = pancarpale artrose met/zonder DRUJ

50
Q

Noem stages SNAC wrist

A

1 = PSR en scaphoid articulation
2 = progressief RS en SC
3 = LC

51
Q

Waar op letten als je PSR resectie doet? Indicatie bij SLAC stage 1

A

RSL bewaren, anders ulnaire translatie carpus

52
Q
A